ECLI:NL:RBZWB:2016:190

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 januari 2016
Publicatiedatum
15 januari 2016
Zaaknummer
02/307619 HA RK 15-212
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
  • M. Poerink
  • A. van Kralingen
  • J. van Voorthuizen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek tegen rechter in belastingzaak

Op 14 januari 2016 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een wrakingsverzoek behandeld dat was ingediend door een verzoeker in een belastingzaak. Het wrakingsverzoek was gericht tegen mr. drs. Van Schaik, de rechter die de zaak behandelde. De verzoeker had eerder beroep ingesteld tegen een beslissing van de inspecteur van de Belastingdienst Breda, waarbij zijn bezwaar tegen een informatiebeschikking was afgewezen. Tijdens de zitting op 12 november 2015 had de verzoeker zijn wrakingsverzoek mondeling ingediend, omdat hij twijfels had over de onpartijdigheid van de rechter. Hij voerde aan dat eerdere uitspraken van de rechtbank en het gerechtshof op basis van onjuist aangenomen feiten tot zijn onvrede hadden geleid, en dat hij vreesde dat de rechtbank opnieuw niet objectief zou oordelen.

De rechter, mr. drs. Van Schaik, verweerde zich door te stellen dat zij niet betrokken was geweest bij eerdere zaken van de verzoeker en dat de negatieve beslissing in die zaken geen reden was om aan haar onpartijdigheid te twijfelen. De inspecteur van de Belastingdienst steunde de afwijzing van het wrakingsverzoek en stelde dat er geen aanwijzingen waren voor vooringenomenheid van de rechter.

De wrakingskamer oordeelde dat er geen objectief gerechtvaardigde redenen waren voor het wrakingsverzoek. De enkele omstandigheid dat de verzoeker eerder een negatieve beslissing had gekregen, was onvoldoende om aan te nemen dat de rechter niet onpartijdig zou zijn. De rechtbank wees het wrakingsverzoek af en besloot dat de behandeling van de zaak met het procedurenummer 02/307619 HA RK 15-212 zou worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de schorsing.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Wrakingskamer
Locatie: Breda
Procedurenummer: 02/307619 HA RK 15-212
Beslissing van 14 januari 2016 inzake het wrakingsverzoek, ex artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), van:
[Verzoeker] ,
wonende te [woonplaats verzoeker] ,
verder te noemen verzoeker.

1.Het procesverloop

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het proces-verbaal van de op 12 november 2015 door mr. drs. Van Schaik, rechter in deze rechtbank, gehouden behandeling ter zitting van na te melden zaak, waarin opgenomen het door verzoeker op die zitting mondeling gedaan wrakingsverzoek;
  • de processtukken in de hierna te noemen zaak, en
  • de behandeling van het wrakingsverzoek ter zitting van de wrakingskamer van 7 januari 2016, waarbij zijn verschenen verzoeker, bijgestaan door [man x] , mr. drs. Van Schaik, voornoemd, en [man y] en [man z] , namens de inspecteur van de Belastingdienst Breda, verweerder in na te noemen zaak.

2.Het verzoek tot wraking

2.1.
Dit verzoek is door verzoeker opgeworpen in de hierna te noemen zaak met procedurenummer [procedurenummer] .
2.2.
Mr. drs. Van Schaik, verder ook te noemen de rechter, berust niet in het verzoek tot haar wraking.

3.De gronden van het wrakingsverzoek

3.1
Verzoeker heeft beroep ingesteld tegen de beslissing van de inspecteur van de Belastingdienst Breda van 9 september 2014, waarbij zijn bezwaar tegen de aan hem opgelegde beschikking tot het verstrekken van informatie is afgewezen.
3.2
De behandeling van het beroep heeft plaatsgevonden ter zitting van 12 november 2015. Blijkens het daarvan opgemaakt proces-verbaal heeft verzoeker de rechter ter zitting gewraakt, waartoe hij -samengevat- het volgende heeft aangevoerd.
  • In een eerdere beroepszaak ( [zaaknummer] ) heeft verzoeker de rechtbank verzocht die zaak door een andere rechtbank te doen behandelen, welk verzoek hij later heeft ingetrokken, omdat de toen behandelend rechter hem had overtuigd van haar onpartijdigheid;
  • Niettemin heeft die rechter zijn beroep ongegrond verklaard, daarbij verwijzend naar eerdere uitspraken van het gerechtshof en deze rechtbank, die, naar verzoeker aanvoert, op basis van door hem in zijn toenmalig beroepschrift aangetoonde onjuist aangenomen feiten en misleiding tot stand zijn gekomen.
  • De rechtbank heeft dan ook volgens verzoeker in die eerdere beroepszaak nagelaten de gronden van zijn beroep te behandelen, waardoor zijn vertrouwen in deze rechtbank is geschaad. Volgens verzoeker bestaat de kans dat de rechtbank weer iets gaat verzinnen. Verzoek verzoekt dan ook dat zijn beroep door een andere rechtbank wordt behandeld.
3.3.
Ter gelegenheid van de behandeling van het wrakingsverzoek heeft verzoeker dit verzoek toegelicht en daarbij volhard.

4.Het standpunt van de rechter

De rechter voert aan dat zij niet betrokken is geweest bij eerdere beroepszaken van verzoeker. Het feit dat in de door verzoeker bedoelde zaak voor hem negatief is beslist, maakt volgens haar niet dat ervan zou moeten worden uitgegaan dat zij in de thans dienende beroepszaak niet onpartijdig zou zijn. Ook de behandeling van de zaak ter zitting van 12 november 2015 geeft daartoe geen enkele aanleiding. Aan de inhoudelijke behandeling van de zaak is zij, gelet op het onmiddellijk gedane wrakingsverzoek, niet aan toe gekomen.
De rechter meent dan ook dat het wrakingsverzoek moet worden afgewezen.

5.Het standpunt van de inspecteur van de Belastingdienst

Ook de vertegenwoordigers van de inspecteur concluderen tot afwijzing van het wrakingsverzoek. De onderhavige beroepszaak heeft betrekking op een aan verzoeker opgelegde informatiebeschikking en is niet eerder onderwerp van geschil geweest. Volgens de inspecteur bestaat er geen enkele aanwijzing om aan te nemen dat de rechter jegens verzoeker vooringenomen zou zijn.

6.De beoordeling en de gronden daarvoor

6.1.
Ingevolge artikel 8:15 van de Awb kan op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
6.2.
Daarbij moet worden voorop gesteld dat bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter als uitgangspunt dient, dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert dat een rechter ten aanzien van een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die partij daarvoor bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
6.3.
Naar het oordeel van de wrakingskamer doet zich een dergelijke omstandigheid in het onderhavige geval niet voor.
6.4.
De enkele omstandigheid dat een eerdere beroepszaak van verzoeker heeft geresulteerd in een voor hem niet welgevallige beslissing kan niet leiden tot een objectief gerechtvaardigde grond voor wraking van de rechter. Niet alleen is die beslissing gegeven door een andere rechter en is niet gebleken van enige betrokkenheid daarbij van mr. drs. Van Schaik, maar zag deze op een ander geschil met een andere rechtsvraag. In de kern genomen richt het wrakingsverzoek van verzoeker zich tegen alle rechters van deze rechtbank. Het middel van wraking is daarvoor niet bedoeld.
6.5.
Nu door verzoeker aan zijn wrakingsverzoek geen andere gronden ten grondslag zijn gelegd, behoort dit verzoek te worden afgewezen.

7.Beslissing

De rechtbank:
wijst het wrakingsverzoek af;
bepaalt dat de behandeling van de zaak met procedurenummer [procedurenummer] zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de schorsing wegens de indiening van dit verzoek.
Deze beslissing is gegeven op 14 januari 2016, door mrs. Poerink, Van Kralingen en Van Voorthuizen in tegenwoordigheid van De Jong, griffier, en in het openbaar uitgesproken.
--