4.2.Inhoudelijk voert de rechter-commissaris het volgende aan.
- Dat de getuigenverhoren eerst na bijna een jaar nadat de economische strafkamer tot verwijzing was gekomen, wordt overgegaan, is weliswaar vervelend voor verzoeksters, maar daarvoor treft de rechter-commissaris geen blaam. Zij is sinds januari 2016 in functie als rechter-commissaris op de locatie Middelburg en heeft vanaf toen de zaak overgedragen gekregen van de locatie Breda. Voordien heeft zij geen enkele bemoeienis met de zaak gehad.
- Dat de getuigenverhoren niet op aaneengesloten dagen zijn gepland is enkel gelegen in de omstandigheid dat zij bij de planning rekening had te houden met de agenda’s van de raadslieden, de officier van justitie en die van haarzelf.
- Het is juist dat zij bij het plannen niet nadrukkelijk rekening heeft gehouden met het onderbreken van de verhoren voor overleg van de raadslieden met de vertegenwoordigers van hun cliënten. Aan de raadslieden is door de griffier gevraagd op te geven hoeveel tijd zij nodig denken te hebben, waarop alleen mr. Huijskens heeft gereageerd. Daar komt bij dat zij niet eerder heeft meegemaakt, dat een advocaat bij getuigenverhoren telkens ruggenspraak met zijn cliënten dient te hebben. De advocaat behoort zich op de verhoren goed voor te bereiden. Het kan niet zo zijn, dat de verhoren van de getuigen telkens voor overleg tussen de advocaat en zijn cliënt moeten worden onderbroken.
- Zowel door mr. Huijskens als door de verdediging van verzoeksters is niet dan wel onvoldoende onderbouwd waarom de aanwezigheid van de vertegenwoordigers van hun cliënten bij de getuigenverhoren noodzakelijk zou zijn. Ook tot op heden acht de verdediging van verzoeksters die aanwezigheid enkel noodzakelijk op grond van veronderstelde wetenschap van feiten en omstandigheden bij de vertegenwoordigers van zijn cliënten. De verdediging heeft dit niet per te horen getuige gespecificeerd.
- Nu er geen sprake is van voeging van de strafzaken van verzoeksters en die van de medeverdachten, stond het de rechter-commissaris niet vrij de tussen mr. Huijskens, advocaat van die medeverdachten, de officier van justitie en haar gevoerde correspondentie, betrekking hebbend op het al dan niet toelaten van de vertegenwoordiger van een van diens cliënten bij de getuigenverhoren, aan de verdediging van verzoeksters bekend te maken.
De rechter-commissaris is dan ook van mening dat het wrakingsverzoek ook op inhoudelijke gronden behoort te worden afgewezen.