Op 11 april 2016 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beslissing genomen in een wrakingsprocedure. Het wrakingsverzoek was ingediend door de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Recreatiepark Fort Oranje B.V., gevestigd te Rijsbergen, tegen de rechters P. van Geloven, M. Combee en A. van Alphen, die betrokken waren bij de behandeling van een civiele zaak. Het wrakingsverzoek was ingediend op 16 februari 2016, meer dan drie maanden na het vonnis in incident van 11 november 2015, waarin de rechters de vordering van verzoekster om dwangbevelen buiten effect te stellen hadden afgewezen. Verzoekster stelde dat de rechters vooringenomen waren en dat zij een complot tussen de Ontvanger van de Belastingdienst en andere partijen niet serieus hadden genomen.
De rechters voerden aan dat het wrakingsverzoek te laat was ingediend en dat de gronden voor wraking niet op objectieve wijze waren onderbouwd. De wrakingskamer oordeelde dat verzoekster niet tijdig had gereageerd op het vonnis van 11 november 2015 en dat de aangevoerde gronden voor wraking niet voldoende waren om aan te nemen dat de rechters niet onpartijdig waren. De rechtbank verklaarde verzoekster niet-ontvankelijk in haar verzoek tot wraking en bepaalde dat de behandeling van de hoofdzaak voortgezet zou worden in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de schorsing door het wrakingsverzoek.