ECLI:NL:RBZWB:2016:2448

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
21 april 2016
Publicatiedatum
21 april 2016
Zaaknummer
AWB - 15 _ 7335
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake WOZ-waarde en onroerendezaakbelastingen

Op 21 april 2016 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak betreffende de niet-ontvankelijkheid van een beroep tegen de beslissing van de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking West-Brabant. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de waardering van zijn onroerende zaak op basis van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) en de bijbehorende aanslag onroerendezaakbelastingen voor het jaar 2015. De heffingsambtenaar had op 2 oktober 2015 uitspraak gedaan op het bezwaar van de belanghebbende. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gemachtigde van de belanghebbende het beroepschrift te laat had ingediend, waardoor het beroep niet-ontvankelijk werd verklaard. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken en begint op de dag na de dagtekening van de uitspraak op bezwaar. In dit geval was de termijn verstreken op 13 november 2015, terwijl het beroepschrift pas op 14 november 2015 was ontvangen. De rechtbank oordeelde dat de gemachtigde onvoldoende aannemelijk had gemaakt dat het beroepschrift tijdig was ingediend. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling, aangezien het beroep niet-ontvankelijk is verklaard en er geen inhoudelijke beoordeling van de gronden van het beroep heeft plaatsgevonden.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Belastingrecht, enkelvoudige kamer
Locatie: Breda
Zaaknummer BRE 15/7335
uitspraak van 21 april 2016
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen

[belanghebbende], wonende te [woonplaats],

belanghebbende,
en

de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking West-Brabant,

de heffingsambtenaar.

De bestreden uitspraak op bezwaar

De uitspraak van de heffingsambtenaar van 2 oktober 2015 op het bezwaar van belanghebbende tegen de beschikking waarbij de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [adres 1] [woonplaats] (hierna: de woning), is gewaardeerd op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) en de met die beschikking in één geschrift bekendgemaakte aanslag onroerendezaakbelastingen 2015.

Zitting

Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 april 2016 te Breda. Aldaar zijn verschenen en gehoord, namens de heffingsambtenaar [verweerder], taxateur.
De gemachtigde van belanghebbende, [gemachtigde], verbonden aan [kantoornaam gemachtigde] te Venhuizen, is door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 26 februari 2016 aan [kantoornaam gemachtigde] ter attentie van [gemachtigde] op het adres [adres 2] Venhuizen, onder vermelding van plaats en tijdstip, uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. De gemachtigde van belanghebbende is, zonder kennisgeving aan de rechtbank, niet verschenen. Nu uit informatie van PostNL is gebleken dat de brief op 27 februari 2016 aan belanghebbendes gemachtigde op genoemd adres is uitgereikt, is de rechtbank van oordeel dat de uitnodiging om op de zitting te verschijnen op juiste wijze, tijdig op het juiste adres is aangeboden. Uit het telefonisch contact met de griffier van de rechtbank op 1 april 2016 is eveneens gebleken dat de gemachtigde van belanghebbende op de hoogte is van de zittingsdatum en -tijdstip.

1. Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

2. Gronden

2.1.
De gemachtigde van belanghebbende heeft per fax met dagtekening 13 november 2015 beroep ingesteld tegen de uitspraak op het bezwaar van 2 oktober 2015. Op het beroepschrift heeft de fax van de rechtbank de datum 14 november 2015 met het tijdstip 00:00:08 vermeld als ontvangsttijdstip.
2.2
De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken (artikel 6:7
van de Awb). Deze termijn vangt aan op de dag na die van dagtekening van een uitspraak op bezwaar, tenzij de dag van dagtekening is gelegen vóór de dag van de bekendmaking (artikel 26c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, hierna: AWR). Een beroepschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Bij verzending per post is een beroepschrift eveneens tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn van zes weken ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van die termijn is ontvangen (artikel 6:9 van de Awb). Bij een na afloop van de termijn ingediend beroepschrift blijft een niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest (artikel 6:11 van de Awb).
2.3
De dagtekening van de bestreden uitspraak op bezwaar is 2 oktober 2015. Door partijen is gesteld noch aannemelijk gemaakt dat deze uitspraak op bezwaar pas na die datum is verzonden. De termijn voor het indienen van een beroepschrift is daarmee aangevangen op 3 oktober 2015 en geëindigd op vrijdag 13 november 2015.
2.4
De gemachtigde van belanghebbende heeft naar aanleiding van de vraag van de rechtbank naar de faxverzending van de door de rechtbank op 14 november 2015 om 00:00:08 uur ontvangen fax, de stukken betreffende de (fax)verzending van het beroepschrift ingestuurd. Uit deze stukken maakt de rechtbank op dat het beroepschrift per fax is verzonden om 23:47 uur op 13 november 2015. Belanghebbende heeft verder geen redenen genoemd die het tijdsverschil tussen verzending en ontvangst verklaren. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de gemachtigde van belanghebbende onvoldoende aannemelijk gemaakt dat het beroepschrift tijdig is ingediend gelet op artikel 6:9, eerste lid, van de Awb. Het beroepschrift is immers pas op 14 november 2015 ontvangen. Dit is nadat de termijn op 13 november 2015 is verstreken. Belanghebbende is zelf verantwoordelijk voor het bewaken van de beroepstermijn. Het eerst op het laatste moment verzenden van een fax met het risico dat deze te laat zal worden ontvangen, komt dan ook voor rekening en risico van belanghebbende zelf.
2.5
Door de gemachtigde van belanghebbende zijn geen omstandigheden aangevoerd waardoor het beroepschrift verschoonbaar te laat is ingediend. Er is dan ook geen sprake van een situatie als bedoeld in artikel 6:11 van de Awb die in de weg zou staan aan niet-ontvankelijkverklaring.
2.6
Gelet op het vorenstaande is het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Nu het beroep niet-ontvankelijk is verklaard, komt de rechtbank niet toe aan een beoordeling van de inhoudelijke gronden uit het beroepschrift.
2.7
Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan op 21 april 2016 door mr. C.A.F.M. Stassen, rechter, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van C.C.A. Koster, griffier.
De griffier, De rechter,
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.
Voor burgers is het mogelijk hoger beroep digitaal in te stellen. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van de formulieren op Rechtspraak.nl / Digitaal loket bestuursrecht.