Op 28 april 2016 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak over een voorlopige voorziening met betrekking tot de wijziging van de subsidieverlening voor het beheer en de exploitatie van een wijkcentrum. Verzoekster, een stichting, had bezwaar gemaakt tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda, dat op 1 maart 2016 was genomen. Dit besluit hield in dat het subsidiebedrag voor het wijkcentrum was teruggebracht tot een derde, omdat verzoekster niet had voldaan aan de verplichtingen om een haalbaarheidsonderzoek en een sluitende begroting over te leggen.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de wijziging van het subsidiebedrag vanaf maart gerelateerd is aan de uitkomsten van het herhuisvesten van de aanwezige huurders. Verzoekster voerde aan dat zij wel degelijk aan de voorwaarden voor de subsidie had voldaan en dat het college haar niet de gelegenheid had geboden om haar conceptplan voor te leggen. De voorzieningenrechter oordeelde dat de verplichting tot het overleggen van het haalbaarheidsonderzoek en de begroting betrekking had op de periode na 1 juli 2016 en dat het college ten onrechte het subsidiebedrag had gewijzigd op basis van het ontbreken van deze documenten.
De voorzieningenrechter heeft het bestreden besluit geschorst tot zes weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar, en het college werd opgedragen het door verzoekster betaalde griffierecht te vergoeden, evenals de proceskosten die verzoekster had gemaakt. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.