4.3Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank zal voor de leesbaarheid van dit vonnis verdachte en de medeverdachten aanduiden bij hun achternaam.
Verbalisant [naam verbalisant 1]kreeg op 14 juli 2014, omstreeks 22:05 uur, het verzoek te gaan naar de [straat 1] te Hoogerheide, waar rookontwikkeling uit een bedrijfspand kwam. Aan de achterzijde van het pand zag verbalisant [naam verbalisant 1] de bevelvoerder van de brandweer bij een auto staan. De bevelvoerder was samen met twee andere brandweermannen in gesprek met een man van wie later (zie voetnoot 3) kwam vast te staan dat dit verdachte [medeverdachte 1] was. Terwijl de bevelvoerder van de brandweer verbalisant tot stoppen maanden, stapte [medeverdachte 1] in de auto en reed weg. Verbalisant zag dat [medeverdachte 1] zijn snelheid verhoogde en in een 30 kilometerzone in ieder geval 100 km per uur reed en het stopteken van de verbalisant negeerde. Verbalisant is achter de auto, een Ford Fiësta met kenteken [kenteken] , aangereden, tot aan de [straat 2] , op het industrieterrein van de haven van Antwerpen. Hier kon verbalisant verdachte [medeverdachte 1] om 22:45 tot stoppen dwingen door zijn auto tegen die van hem aan te zetten.
Terwijl [medeverdachte 1] werd aangehouden, viel er uit zijn rechterbroekzak een stapel met briefgeld. Dit waren veel briefjes van 200 en 50 euro.
Verbalisant [naam verbalisant 1]heeft op de zitting verklaard dat [medeverdachte 1] bij zijn aanhouding naar een chemische lucht rook en dat zijn ontblote armen vettig aanvoelden.
De bij deze verdachte afgenomen vingerafdrukkenstaan geregistreerd als zijnde van [medeverdachte 1] .
Verbalisant [naam verbalisant 1]heeft vastgesteld dat de twee personen op het dak de verdachten [medeverdachte 3] en [verdachte] betroffen. Verdachte [medeverdachte 2] was de persoon die van het dak was gesprongen en daarbij beide hielbenen had gebroken.
De Ford Fiëstamet het kenteken [kenteken] is op 7 juli 2014 door verdachte [verdachte] gehuurd bij [naam verhuurbedrijf] .
Verbalisant [naam verbalisant 2]kwam op 14 juli 2014 naar aanleiding van dezelfde melding bij het bedrijfspand aan de [straat 1] te Hoogerheide. Een van de aanwezige brandweermannen gaf aan stemmen te horen in de loods, waarop verbalisant de deuren aan de achterzijde heeft gecontroleerd. Deze waren allen gesloten.
Een rolluik stond 10 cm open en daaronder kwam rook vandaan. Verbalisante [naam verbalisant 3] zei hem dat ze een chemische lucht rook, waarop de situatie werd bevroren in afwachting van de komst van de Unit LFO.
Omstreeks 00:40 hoorde [naam verbalisant 2] een collega roepen dat er beweging was in de loods, bij het raam aan de achterzijde. Verbalisant is naar achteren gerend en heeft de aanwezigen geroepen naar buiten te komen. Er werd hard van binnen op de deur geklopt.
Na enkele minuten zag verbalisant [naam verbalisant 2] rook van het dak af komen. Een collega riep dat hij drie personen op het dak zag lopen. Omstreeks 00:45 uur zag [naam verbalisant 2] 2 mannen lopen op het dak aan de achterzijde. Terwijl hij met collega’s doende was de twee mannen van het dak af te sturen, zag hij een man via de zijkant van de loods wegrennen. [naam verbalisant 2] is er achter aan gegaan en riep deze man aan te stoppen.
De man gaf aan mee te werken, veel pijn te hebben en mogelijk zijn been te hebben gebroken door zijn sprong van het dak. Zijn beide hielen deden zeer en hij gaf aan hulp nodig te hebben.
Verbalisante [naam verbalisant 3]liep ter plaatse richting de achterzijde van de bedrijfsloods. Zij rook een chemische lucht, die sterk leek op de lucht van een laboratorium waar verdovende middelen werden gefabriceerd. Verbalisante [naam verbalisant 3] was eerder in aanraking geweest met een laboratorium waar verdovende middelen werden gefabriceerd en deze lucht leek sterk op de geur die zij daar had geroken.
Zij zag een roldeur aan de linkerzijde van het pand, waar licht onder vandaan kwam. Zij hoorde een zoemend geluid, als van afzuiging. Een roldeur aan de achterzijde stond 30 a 40 cm open, en er ging een gele slang naar binnen. Onder deze roldeur kwam grijze rook of damp naar buiten. Zij kreeg hierdoor het sterke vermoeden dat er sprake was van een drugslaboratorium.
Na een uur zag [naam verbalisant 3] dat het rolluik aan de linkerzijde voor de helft open ging en direct weer werd gesloten. Zij zag door de lamellen van een raam dat gedeeltelijk open stond twee mannen rennen. Direct daarna ging het licht in de ruimte uit.
Terwijl de brandweer aan de voorzijde een hoogwerker in stelling bracht, zag [naam verbalisant 3] een grote hoeveelheid rook van het dak komen. Vrijwel direct daarna hoorde zij collega’s roepen dat er twee personen op het dak gezien waren.
Zij werden aangeroepen en moesten van het dak afkomen. Dat deden zij, waarop zij zijn aangehouden. [naam verbalisant 3] hoorde dat er een derde persoon over het dak liep, waarop een collega riep dat er een persoon van het dak gesprongen was. [naam verbalisant 3] is naar die collega gesproken, waarop de man die van het dak gesprongen was, is aangehouden.
Verbalisanten [naam verbalisant 7] en [naam verbalisant 8]waren op 15 juli 2014, omstreeks 01:00 uur ter plaatse. Zij stelden een onderzoek in op het dak van het pand aan de [straat 1] . Gedurende de 20 minuten dat zij op het dak stonden, kwam er constant rook uit de geopende lichtkoepels.
Verbalisanten [naam verbalisant 4] en [naam verbalisant 5]waren op 15 juli 2014 in het pand aan de [straat 1] te Hoogerheide. De roldeuren waren open en er kwam een scherpe chemische lucht uit de loods. De loods was opgedeeld in 2 ruimtes, gemaakt door het opstapelen van IBC-containers. Over een deel van de vloer lag een onbekende, kleurloze vloeistof.
In het midden van ruimte L4 zagen verbalisanten een grote plas kleurloze vloeistof liggen.
In ruimte L3 stond een zelfbouwcontainer met wanden van plastic en tempex, met daarvoor een werkbank met houtenrek bevattende glazen stolpen. Ook stond er een gaswasser (L5), een vorkheftruck en een zelfbouwkast.
In ruimte L1 stonden meerdere rode stalen vaten, met daarin blauwe plastic vaten. Onder de stalen vaten stonden gasbranders. Links achterin stonden twee kookketels, rechts stond een groen geëmailleerde kookketel. In deze hele ruimte lag een kleurloze vloeistof op de vloer.
In ruimte L2 stonden een drietal destillatie installaties, met aan het einde maatbekers. In deze maatbekers zat een vloeistof die onderin kleurloos, en bovenin geelkleurig was.
Achter de loods stond een gele vrachtwagen, met oplegger. In de oplegger stond een IBC-container met daarin een voor verbalisant onbekende groene vloeistof.
In de garagebox (L6) lag een kleurloze vloeistof op de gehele vloer.
Het LFOheeft op 15 juli 2014 onderzoek gedaan naar de inrichting van de loods.
Ruimte
L1was ingericht om apaan in BMK om te zitten door gebruik van zoutzuur en vervaardiging amfetamine volgens de Leuckartmethode met behulp van BMK t/m de 2e kookstap. Er stond(en)
- 4 opstellingen om apaan om te zetten in BMK, waarvan er 2 in werking waren.
- 2 rvs kookketels (1 gevuld, 1 recent gebruikt)
- een reactie/kookketel (gebruikt en vervuild)
- 1 klemdekselvat (inhoud: 130 liter ruwe BMK).
Ruimte
L2was ingericht voor het logen van de ruwe amfetamine-olie en het zuiveren van de geneutraliseerde amfetamine-olie door stoomdestillatie.
Er stond(en):
- 3 in werking zijnde stoomdestillatie opstellingen
- jerrycan (20l) met methanol
- 19 x 200 liter vaten met loogafval
- 2 volle zakken caustic soda en meerdere lege verpakkingen
- 3 x 200 liter vat met mengsel zure BMK
- 2 jerrycans (20l) met restanten
- 6 nieuwe rvs ketels.
Ruimte
L3was in gebruik voor bewerking van de gezuiverde amfetamine olie en opslag.
Er stond(en):
- een IBC met 600 liter zoutzuur en 1 IBC met resten zoutzuur
- jerrycans met zoutzuur, 175 liter in totaal
- IBC met tekst “Smelt”, 250 liter APAAN omzettingsafval
- IBC met tekst “for”, 1000 liter afval van 1e kookstap
- IBC met 900 liter afval
- IBC met 70 liter loogafval
- 57 zakken caustic soda van 25 kg (1425 kg) en 9 lege zakken
- 17 jerrycans met destillatie afval
- mierenzuur (jerrycans, 17 vol, plus restanten) en 2 dopvaten, totaal 660 liter
- formamide, 130 liter in jerrycans
- gezuiverde BMK, 17 liter in jerrycan
- houten opstelling voor 8 glazen scheitrechters, totaal 30 liter amfetamine olie
- jerrycan, voor 10 liter gevuld met amfetamine olie (“ketel 1”)
- 2 stoomgeneratoren (gemodificeerd bierfust en gemodificeerde gasfles)
- 8 metalen standaards en 3 gasbranders
- 8 grote en 2 kleine gasflessen, gebruikt voor gasbranders in L1 en L2
- dozen met gebruiksgoederen voor aanpassing vaten
- elektrische vloeistofpompen.
Ruimte
L4was in gebruik voor opslag van afval. Er stond(en):
- 6 x 220 liter vat met resten Formamide
- 4 IBC’s met afval, totaal 4160 liter
- 31 jerrycans met afval,
- 24 lege verpakkingen APAAN, totaal 720 kilo
- 100 liter methanol, in 5 jerrycans naast en in de vrieskist
- nieuwe gasslang, koppelingen en 4 nieuwe gasbranders
In de oplegger (OF-18-KP) achter de vrachtwagen (BG-XD-06) stonden opgeslagen:
- 39 zakken caustic soda (975 kilo)
- 48 jerrycans mierenzuur (1200 liter)
- 16 jerrycans formamide (400 liter).
In de diverse ruimtes heeft het NFIvan monsternummer L4-16B (pag. 110) bestaande uit zakken wit poeder, een monster genomen en het nummer SIN: AAHC9189NL gegeven.
Van L3-1(A) (pag. 111) is een jerrycan met kleurloze vloeistof bemonsterd met SIN-nummer AAFG1252NL en van L3-27 (pag. 117) is een jerrycan met gele (olie) vloeistof bemonsterd met SIN-nummer AAHC9201NL.
Het NFIheeft vastgesteld dat:
= L4-16B met SIN: AAHC9189NL, apaan bevat,
= L3-1(A) met SIN: AAFG1252NL, amfetamine bevat, en
= L3-27 met SIN: AAHC9201NL BMK bevat.
In datzelfde rapport zijn twee monsters onderzocht genaamd L1-6 en L1-16. Later is gebleken dat het LFO deze monsters niet op de juiste wijze had voorzien van de SIN-nummers. De monsters waren op de juiste wijze verpakt, maar de sticker ontbrak. Nu echter deze monsters tegelijkertijd met de hiervoor genoemde zijn onderzocht door het NFI kunnen deze, ondanks dit gebrek, voor het bewijs gebezigd worden. Genoegzaam staat immers vast dat deze afkomstig moeten zijn van dezelfde locatie. Het monster met de aanduiding L1-6 (SIN:AAHC9044NL) bevatte volgens het NFI N-formylamfetamine, BMK en een lage concentratie amfetamine en het monster met de aanduiding L1-16 (SIN: AAHC9051NL) bevatte BMK en apaan.
In het afzonderlijke rapport “Onderzoek naar de vervaardiging van amfetamine in een bedrijfspand op de [straat 1] te Hoogerheideheeft het NFI nader omschreven hoe de productie van amfetamine uit apaan in zijn werk ging en welke installatie was aangetroffen op de [straat 1] te Hoogerheide.
De aangetroffen materialen, de opstelling van deze materialen en de resultaten van het chemische laboratoriumonderzoek zijn volgens het NFI kenmerkend voor de vervaardiging van BMK uit apaan met zoutzuur en de vervaardiging van amfetaminebase uit BMK volgens de Leuckartmethode. Ter plaatse is als eindproduct (met name) amfetaminebase, een heldere, olieachtige substantie, geproduceerd.
In één materiaal is, naast amfetaminebase, een kleine hoeveelheid PMMA aangetoond.
De verdediging heeft aangevoerd dat het NFI geen amfetamine heeft aangetroffen in de monsters welke ter plaatse werden genomen, maar alleen amfetaminebase, terwijl amfetaminebase geen materiaal is dat amfetamine bevat. Er moet dan immers eerst nog een chemische reactie plaatsvinden, voordat het product daadwerkelijk amfetamine is geworden.
Dit verweer mist naar het oordeel van de rechtbank feitelijke grondslag. Het NFI maakt in de bijlagen van het hiervoor aangehaalde rapport een onderscheid tussen amfetaminebase en amfetamine en stelt vast dat -base amfetamine bevat.
Bovendien bevat het product amfetaminepasta (-base), waaruit na bewerking amfetamine(sulfaat) en dus tot voor inname geschikte amfetamine ontstaat, drie tot vijf maal meer zuivere amfetamine dan het sulfaat, nu het sulfaat wordt verkregen door de base te verdunnen.
Verbalisante [naam verbalisant 6]heeft naar aanleiding van de doorzoeking op 15 juli 2014 van het pand aan de [straat 1] te Hoogerheide in beslag genomen (pagina 73):
- een volgelaat masker, initialen wand “g” 13. Dit masker kreeg SIN AAHM6127NL, en
- een volgelaat masker, initialen “p” tafel links. Dit masker kreeg SIN AAHM6128NL.
Op de bank van de eetkamer (pagina 82) is in beslag genomen een volgelaatmasker. Dit masker kreeg SIN AAHM6247NL.
Het NFIheeft de aangetroffen maskers onderzocht op aanwezigheid van DNA en geconcludeerd:
- SIN AAHM6127NL kan afkomstig zijn van verdachte [medeverdachte 2] (
matchkans is 1 op 1 miljard).
- SIN AAHM6247NL#01 kan afkomstig zijn van verdachte [medeverdachte 2] (
matchkans is 1 op 1 miljard. Er is sprake van een mengprofiel waarbij [medeverdachte 2] het hoofdprofiel is.
- SIN AAHM6128NL#02 kan afkomstig zijn van verdachte [verdachte] (
matchkans is 1 op 1 miljard).
- SIN AAHM6247NL#02 kan afkomstig zijn van verdachte [verdachte] (
matchkans is 1 op 1 miljard).
De bijzondere overwegingen omtrent het bewijs.
Uit de hiervoor genoemde bewijsmiddelen kan de rechtbank niet onomstotelijk opmaken dat verdachte en zijn mededaders gedurende een langere periode amfetamine hebben geproduceerd in de bedrijfsloods aan de [straat 1] te Hoogerheide. Er zijn weliswaar voldoende aanknopingspunten dat de loods al langer werd gehuurd en er al eerder een laboratorium was opgebouwd, maar dat deze verdachten van meet af aan daarbij betrokken moeten zijn geweest is onvoldoende komen vast te staan. De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het onder 1 primair tenlastegelegde feit.
Naar het oordeel van de rechtbank is echter wel wettig en overtuigend bewezen dat op deze locatie op 14 juli 2014 voorbereidingshandelingen werden verricht om amfetamine te produceren, alsmede dat verdachten hardware en grondstoffen voorhanden hebben gehad welke worden gebruikt voor de productie van BMK.
Ten aanzien van [medeverdachte 3] , [verdachte] en [medeverdachte 2] staat vast dat zij zich in dat pand bevonden.
Van [verdachte] en [medeverdachte 2] is bovendien hun DNA aangetroffen op de maskers die aldaar werden gebruikt. Dat zij deze maskers louter zouden hebben omgedaan omdat het binnen vreselijk stonk doet daar niet aan af en is bovendien niet aannemelijk.
Op de foto’s die van de plaats delict zijn genomen is duidelijk zichtbaar dat bij de ingang van de daadwerkelijke productieruimtes met grote letters was geverfd de waarschuwing “Maskers op”. Toen deze verdachten in de loods doende waren was, zo blijkt uit de bevindingen van het LFO, het omzettingsproces in volle gang. Bovendien is op zijn minst opmerkelijk dat zij alledrie urenlang in een loods bleven die op dat moment vol stond met rook en niet reageerden op de personen die buiten stonden en contact met hen probeerden te leggen.
De brandweer en de politie kwamen immers om 22.05 uur ter plaatse, maar de loods was hermetisch afgesloten en bleef dat ook. Duidelijk was dat er zich personen in die loods bevonden, maar op kloppen of roepen werd niet gereageerd. Pas om 00.45 uur probeerden zij via het dak het pand te ontvluchten. [medeverdachte 2] ging zelfs zo ver dat hij in een poging om aan de politie te ontkomen van het dak af sprong en daarbij beide hielbenen brak. Het feit dat zij onder deze omstandigheden er toch voor kozen om nog urenlang in de loods te blijven en vervolgens probeerden om aan de politie te ontkomen vraagt om veel meer uitleg dan zij hebben willen geven.
Daar komt dan nog bij dat verdachte [verdachte] niet heeft willen verklaren waarom hij, terwijl hij volgens eigen zeggen slechts was ingehuurd voor werkzaamheden aan het ventilatiesysteem, een week eerder een auto had gehuurd welke kennelijk vervolgens in gebruik werd genomen door verdachte [medeverdachte 1] .
Ten aanzien van verdachte [medeverdachte 1] ligt dit anders, nu hij niet in de loods werd aangetroffen. De verklaring die [medeverdachte 1] gaf voor zijn aanwezigheid roept echter vraagtekens op. Zo verklaarde hij dat zijn zoon hem naar de loods bracht en dat hij, door het adres van de loods in te tikken in het navigatiesysteem, uitkwam aan de achterkant van de loods. Dat is op zich al opmerkelijk, omdat een navigatiesysteem in het algemeen de route aangeeft naar de voorzijde van het perceel waarvan het adres wordt ingevoerd. Nog opmerkelijker wordt dit verhaal doordat getuige [getuige] heeft verklaard dat hij sinds vier weken (voor 15 juli 2014) overlast ondervond van de trekker met oplegger die over het perceel reed, waarna de verhuurder zorgde voor een toegang aan de achterzijde. Het kan dus niet anders dan dat [medeverdachte 1] op andere wijze op de hoogte was van een toegang “achterom”.
Het was verder verdachte [medeverdachte 1] die, nadat de brandweer aan de achterzijde had gecontroleerd maar ook na kloppen op een rolluik daar niemand aantrof, op de brandweer af kwam lopen en vertelde dat er vaten werden schoongespoten waarbij rookontwikkeling was ontstaan.
De wetenschap dat er met vaten werd gewerkt kon [medeverdachte 1] helemaal niet hebben als zijn aanwezigheid aldaar was zoals hij heeft omschreven. Vervolgens is [medeverdachte 1] op de vlucht geslagen op het moment dat hij de politie ontwaarde én bleek hij bij zijn aanhouding niet alleen over heel veel contant geld te beschikken, maar ook vettige armen te hebben en naar chemicaliën te ruiken.
De rechtbank acht daarom ook in zijn geval wettig en overtuigend bewezen dat hij in de loods binnen moet zijn geweest en betrokken was bij dit laboratorium.