4.3Het oordeel van de rechtbank
Aangever [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) heeft verklaard dat hij samen met andere Poolse mensen in een huis woonde dat werd verhuurd door verdachte (aan de [adres 2] , te Woensdrecht). Van verdachte moest hij de woning verlaten. Op 17 mei 2014 rond 23:00 uur kwamen drie mannen bij hem in de woning, een Turkse man en twee Poolse mannen. De Turkse man zei dat hij de woning uit moest. De Turkse man sprak Engels en één van de Poolse mannen vertaalde het. De Poolse mannen bleven achter een doek staan. De Turkse man heeft hem met een machete geslagen. Hij sloeg hem drie of vier keer hard met het mes, waarbij hij hem op zijn hoofd en arm heeft geraakt. Hij heeft daardoor snijwonden opgelopen op het hoofd en zijn arm. De Poolse mannen hebben geen geweld gebruikt.
Getuige [getuige 1] – een huisgenoot van [slachtoffer] – heeft verklaard dat hij op 17 mei 2014 rond 23:00 uur gebonk hoorde op de deur. Hij deed de deur open en zag drie mannen, een Turkse man en twee Poolse mannen. Ze vroegen naar [slachtoffer] , die in woonkamer lag te slapen. De Turkse man maakte hem wakker en zei dat hij moest verhuizen De Turkse man sprak Nederlands en Engels. Een van de Poolse mannen vertaalde naar het Pools. Een Poolse man sprak ook Engels. Opeens hoorde hij [slachtoffer] schreeuwen en kort daarop zag hij dat de mannen weg gingen. Getuige [getuige 1] heeft niet kunnen zien wat er gebeurde, want [slachtoffer] lag achter een gordijn te slapen.
Getuige [getuige 2] – een huisgenoot van [slachtoffer] – heeft verklaard dat een van de mannen een mes had, dat hij met een doek omwikkelde.
Verdachte heeft verklaard dat hij op de avond van 17 mei 2014 in zijn woning met medeverdachte [medeverdachte] , wat heeft gedronken en gepraat over [slachtoffer] , samen met een Poolse man die hij kent als [naam] en nog een donkere man. Verdachte had klachten gekregen over [slachtoffer] en had hem een sms gestuurd dat hij uit de woning moest vertrekken. Medeverdachte [medeverdachte] is samen met de twee andere mannen naar [slachtoffer] toe gegaan om [slachtoffer] te zeggen dat hij weg moest gaan. Voor ze naar [slachtoffer] vertrokken heeft de ‘donkere jongen’ gezegd: “niets is gratis”. Verdachte heeft hem honderd euro gegeven.
Medeverdachte [medeverdachte] heeft verklaard dat hij slechts met de Turkse man en de andere Poolse man is meegegaan om het huis aan te wijzen waar [slachtoffer] woonde. In de woning is hij niet naar [slachtoffer] toe gegaan. Hij spreekt geen Engels. Hij zag pas in de woning dat de Turkse man een mes meegenomen had. Hij had dat mes onder zijn jas verborgen.
Volgens een opgemaakt tapverslag is tijdens een telefoongesprek op 18 mei 2014 door verdachte (S) en medeverdachte [medeverdachte] ( [medeverdachte] ) onder meer het volgende gezegd:
- [verdachte] vraagt aan [medeverdachte] wat dat is voor een vent die honderd euro aanpakt en die andere gast die daar nog steeds woont.
- [verdachte] zegt: “hij zou hem de vingers verneuken”.
- [verdachte] zegt tegen [medeverdachte] : “Waar ben jij bang voor? Jij hebt toch niets gedaan?”
- [verdachte] zegt: “Jij bent weggereden en je kent die andere mensen niet en klaar is kees.”
Primair medeplegen poging moord/doodslag
Naar het oordeel van de rechtbank is op grond van de bewijsmiddelen komen vast te staan dat de onbekend gebleven Turkse man degene is geweest die een aantal maal heeft geslagen met een machete ten gevolge waarvan het slachtoffer [slachtoffer] verwondingen heeft opgelopen. Deze man, die de feitelijke uitvoeringshandelingen heeft verricht, wordt derhalve als dader aangemerkt. De vraag die thans voorligt is of verdachte als medepleger beschouwd kan worden. Hiervoor is vereist dat verdachte in een bewuste en nauwe samenwerking met (ten minste) de (verder onbekend gebleven) ‘Turkse man’ heeft gehandeld.
De rechtbank is van oordeel dat het dossier onvoldoende bewijsmiddelen bevat om te kunnen oordelen dat hiervan sprake is geweest. Gebleken is dat verdachte niet is meegegaan naar de woning waar [slachtoffer] verbleef en verdachte heeft iedere wetenschap omtrent de intentie tot het toepassen van het geweld en de aanwezigheid van een machete ontkend. De omstandigheden dat verdachte voorafgaand aan het incident € 100,- heeft gegeven aan de ‘Turkse man’ en dat hij de dag na het incident tegen medeverdachte [medeverdachte] heeft gezegd dat “hij hem de vingers zou verneuken”, zijn onvoldoende om te komen tot bewijs van een nauwe en bewuste samenwerking met de ‘Turkse man’. Verdachte kan derhalve niet als mededader worden aangemerkt en dient reeds hierom te worden vrijgesproken van het primair tenlastegelegde.
Onder verwijzing naar het hierboven gestelde met betrekking tot het mededaderschap zal de rechtbank verdachte tevens van alle tenlastegelegde geweldshandelingen vrijspreken in welke subsidiaire vorm dan ook.
Subsidiair uitlokken medeplegen poging moord/doodslag
De vraag die de rechtbank vervolgens dient te beoordelen is of de handelingen van verdachte aangemerkt kunnen worden als uitlokking. Daargelaten de vraag of wettig en overtuigend bewezen kan worden dat medeverdachte [medeverdachte] het medeplegen van een poging moord/doodslag heeft begaan, van welke omstandigheid het aan verdachte ten laste gelegde feit uitgaat, is de rechtbank van oordeel dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het uitlokken van een poging moord/doodslag op grond van het volgende.
Verdachte heeft de ‘Turkse man’ voorafgaande aan het incident € 100,- gegeven. Daarnaast blijkt uit tapgesprekken dat er na het voorval is gesproken over “het verneuken van vingers”. Deze handeling en de implicatie uit de tapgesprekken zijn echter niet van zodanige aard dat hieruit een opdracht tot het beroven van het leven dan wel tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel kan worden gedestilleerd. Ook de verklaringen van verdachte zelf, de medeverdachte en de partner van verdachte wijzen slechts op gaan praten met het slachtoffer en niet op de uitvoering van geweldshandelingen.
Gelet op het voorstaande acht de rechtbank dan ook niet bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan uitlokking van de tenlastegelegde feiten in welke subsidiaire variant dan ook.