Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Onderzoek van de zaak
2.De tenlastelegging
3.De voorvragen
4.De beoordeling van het bewijs
5.De benadeelde partij
6.De beslissing
spreekt verdachte vrijvan hetgeen is ten laste gelegd;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze strafzaak heeft de rechtbank Zeeland-West-Brabant op 10 mei 2016 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van het medeplegen van een geweldsdelict met een machete. De rechtbank heeft vastgesteld dat een onbekend gebleven man, aangeduid als 'de Turk', het slachtoffer met een machete heeft geslagen, waardoor het slachtoffer verwondingen heeft opgelopen. De verdachte werd vrijgesproken omdat er onvoldoende bewijs was voor een nauwe en bewuste samenwerking tussen hem en de dader. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet als dader kon worden aangemerkt, aangezien er geen bewijs was dat hij op de hoogte was van de intentie tot geweld of dat hij enige uitvoeringshandelingen had verricht. De officier van justitie en de verdediging pleitten beiden voor vrijspraak, wat de rechtbank heeft gevolgd. De benadeelde partij, het slachtoffer, had een schadevergoeding van € 16.182,- gevorderd, maar omdat de verdachte werd vrijgesproken, werd de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering. De rechtbank heeft ook het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte opgeheven.