ECLI:NL:RBZWB:2016:2926
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Uitschrijving uit de Basisregistratie Personen (BRP) en de bewijslast van woonadres
In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hulst, waarbij hij ambtshalve is uitgeschreven uit de Basisregistratie Personen (BRP). Het bestreden besluit dateert van 5 november 2015 en betreft de uitschrijving per 8 juni 2015. Eiser heeft zijn inschrijving op het adres [adres eiser] betwist, waar hij sinds 2 juni 2005 stond ingeschreven. Tijdens de zitting op 1 april 2016 heeft eiser, bijgestaan door zijn gemachtigde, zijn standpunt toegelicht. Het college heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. B. de Smit en andere vertegenwoordigers.
De rechtbank heeft vastgesteld dat het college op goede gronden heeft besloten tot de uitschrijving van eiser. De eigenaar van het pand heeft verklaard dat eiser een postadres heeft op het betreffende adres, wat ook blijkt uit het huurcontract en de bevindingen van de Sociale Verzekeringsbank (SVB). Eiser heeft aangevoerd dat hij daadwerkelijk op het adres woonde, maar de rechtbank oordeelt dat hij niet voldoende bewijs heeft geleverd om dit te onderbouwen. De rechtbank heeft de argumenten van eiser, waaronder de verklaring van de eigenaar en de huurprijs, gewogen en geconcludeerd dat er gerede twijfel bestond over de feitelijke woonsituatie van eiser.
De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan op 28 april 2016 door mr. F.P.J. Schoonen, rechter, in aanwezigheid van griffier E.C. Petrusma. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.