Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.[eiser sub 1] ,
[eiser sub 2],
[eiser sub 3],
1.De procedure
- het tussenvonnis van 12 augustus 2015 en de daarin genoemde stukken,
- de conclusie na tussenvonnis, tevens vermeerdering van eis, van de kant van [eisers] met producties 9 tot en met 40,
- de conclusie na tussenvonnis, tevens antwoordakte vermeerdering van eis, van Rabobank met producties 13 en 14.
2.De verdere beoordeling
nakomingdaarvan, terwijl de rechtbank de verklaring voor recht strekkende tot ontbinding heeft toegewezen op de grond dat Rabobank zou zijn tekortgeschoten in de voorlichting
voorafgaandaan het sluiten van de renteswapovereenkomst.
op grond van artikel 6:265 lid 1 BW de gevorderde verklaring voor recht (kan)(…)worden toegewezen.”Rabobank koppelt aan deze formulering de conclusie, dat het de rechtbank zonder meer vrijstaat om op dit oordeel in een latere fase van de procedure terug te komen.
Interest Amt VAST indien 4,99%”vermeld op deze productie 13; dit bedrag dient nog verminderd te worden met teveel betaalde rente in verband met overhedge over de periode van 1 januari 2008 tot 1 juli 2009 in totaal € 19.049, 02, aldus € 852.342,29.
handelsrente niet toewijsbaar is, de wettelijke rente gevorderd wordt.
3.De beslissing
bevestiging van een renteswap”van 8 juni 2007 met referentienumer 9435290 c.q. de “bevestiging van een renteswap”van 2 juli 2009 met referentienumer CD7121341/8784076” bij brief van zijn advocaat van 4 maart 2014 terecht heeft ontbonden,