Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.De procedure
- het tussenvonnis van 18 maart 2015
- het proces-verbaal van comparitie van 30 juni 2015
- de conclusie van antwoord in reconventie tevens akte inbreng producties.
2.De feiten
“ 1a. Zodra [eiseres] als pachter door het Ministerie van Landbouw Visserij en Natuurbeheer is erkend, dient [gedaagde] de volgende percelen aan te bieden aan [eiseres] tegen de dan geldende marktwaarde (Rb ………)
(Tot die tijd wordt de pacht voor deze percelen door [eiseres] aan [gedaagde] . betaald, waarvoor [gedaagde] . de nota of kwitantie van het Ministerie overlegt).”
Vanaf april 2008 is door [eiseres] gefactureerd op basis van door hem geleverde oesters. Daarover was geen overeenstemming met [gedaagde] .
Op grond van een oesterteeltovereenkomst levert cliënt vanaf 1991 oesters aan u. Gaandeweg echter de betalingstermijn die u hanteert, opgelopen tot een abnormale en onaanvaardbare hoogte. Zo staan de leveringen vanaf juni 2009 nog steeds open. Daarnaast moet cliënt constateren dat uw reclamaties over geleverde oesters en uw claims voor kortingen erg laat gedaan worden, om niet te zeggen, te laat. Hier komt dan nog bij dat cliënt zich niet kan vinden in de kiloprijs die u vanaf oktober 2009 voor de creuzen 3 wilt hanteren.
€ 53.717,47. Ik verzoek u vriendelijk om dit bedrag uiterlijk 15 april a.s. aan cliënt te betalen.
Tussen partijen is op 11 juli 2012 een vonnis in kort geding gewezen waarin beide partijen is verboden bepaalde percelen van [gedaagde] nog te (doen) betreden teneinde een deskundige de gelegenheid te geven deze op te nemen.
De voorzieningenrechter ging er toen van uit dat de overeenkomst tussen partijen nog niet rechtsgeldig was opgezegd.
3.Het geschil
in conventie
[gedaagde] heeft over de aard, het aantal, de soort, de prijs en kwaliteit van de leveranties wel geklaagd, maar volgens [eiseres] te laat. Na de melding door [gedaagde] kon niet meer adequaat worden gereageerd en was bewijs niet meer voorhanden. Ook bedong [gedaagde] korting voor al veel eerder geleverde oesters die hij had doorgeleverd aan Carrefour en waarop hij een korting had moeten geven.
heeft zijn totale vordering beperkt tot € 100.000,-.
Deze vordering is aldus opgebouwd: € 15.916,54 achterstallige pacht/gebruiksvergoeding; schade aan terugloop/staking leveranties € 368.984,00; schade aan percelen € 538.648,00; kosten deskundige € 9.917,16; reeds betaald € 7.324,23.
Overigens is [eiseres] nimmer door [gedaagde] in gebreke gesteld om oesters te leveren.
4.De beoordeling
in conventie
[eiseres] heeft in 2008 eenzijdig een nieuwe wijze van factureren ingevoerd. Voordien kreeg [eiseres] van [gedaagde] een opgave van de omzet in hoeveelheden verkochte oesters, onder vermelding van stuks aantallen en soorten en eventuele gegeven kortingen. Aan de hand daarvan maakte [eiseres] de factuur aan [gedaagde] . Verrekening van dode oesters vond gelijktijdig plaats aan de hand van tellingen en een opgave door de werknemers uit de loods van [gedaagde] . Deze werden bij een volgende factuur van [eiseres] gecrediteerd.
was bij deze gang van zaken afhankelijk van de informatie van [gedaagde] . Bij zo’n informele op vertrouwen gebaseerde gang van zaken kan [eiseres] zich niet verweren tegen klachten van [gedaagde] met het argument dat deze te laat zijn en dat zij deze niet kan controleren. Uitgangspunt was immers dat [gedaagde] [eiseres] van informatie voorzag. Haar opgave was bepalend. Om deze gang van zaken te wijzigen was een nieuwe afspraak met [gedaagde] nodig. Die nieuwe afspraak ontbreekt, zodat de opgave van [gedaagde] leidend bleef.
4.2. Over de facturen voor de leveringen februari en maart 2009 is geen geschil. Het gaat om € 1.832,82.
verwijst naar een overzicht (prod. 3 bij dagvaarding). Zij is akkoord met de factuur van € 9.225,96 voor de creuzen 1, 2 en 3 tot en met september.
De marktprijs van de oesters uit de Grevelingen was volgens [gedaagde] lager dan [eiseres] opgaf zodat van die facturen na vermindering € 10.026,98 overblijft.
Ook voor de opgave van de dode oesters is [eiseres] afhankelijk van de opgave van [gedaagde] . Hier moet, overeenkomstig zijn berekening, € 5.958,63 verrekend worden.
Uit het verslag van Taxatie- en Advieskantoor Rijk blijkt dat kortingen die [gedaagde] moest geven aan klanten werden verwerkt in de facturen van [eiseres] . Er is dan ook, gezien het uitgangspunt dat afspraken niet eenzijdig gewijzigd kunnen worden, geen reden de korting aan Carrefour niet geheel mee te nemen. Dit leidt tot een extra creditering van € 148,68 zodat het totaal aan creditering uitkomt op € 1.670,72.
Per saldo heeft [eiseres] dan € 43.150,81 te vorderen vermeerderd met 6% btw is
[gedaagde] heeft op 2 september 2009 € 1.942,79 en op 31 maart 2010 € 28.532,90 betaald, zijnde totaal € 30.475,69. Dit bedrag wordt van de vordering afgetrokken zodat resteert te betalen € 15.264,17 inclusief btw.
Als gevolg was [eiseres] pacht verschuldigd over 2008/2009 en mag [gedaagde]
[gedaagde] zal worden veroordeeld in de proceskosten in deze begroot op:
griffierechten € 3.829,00
Voor zover [gedaagde] stelt dat [eiseres] de leveranties in 2010 zonder geldige reden heeft gestaakt verwerpt de rechtbank die stelling. [gedaagde] had een grote betalingsachterstand zodat zij in verzuim was en zich niet op een verzuim van [eiseres] kon beroepen.
De stelling dat de brief van 29 maart 2010, die namens [eiseres] is geschreven een weigering bevatte om verder te leveren wordt verworpen. De brief die onder 2.3 voor het belangrijkste deel wordt weergegeven bevat een dergelijke passage niet.
Verder is gesteld noch gebleken dat [eiseres] op dit punt door [gedaagde] in gebreke is gesteld. De leverantie van oesters aan [gedaagde] in 2012 weerspreekt ook de stelling van [gedaagde] .
[eiseres] had geen verplichting opnieuw te zaaien.
De stelling van [gedaagde] dat de percelen in een slechtere staat zijn achtergelaten dan dat [eiseres] ze in 1991 heeft ontvangen, wordt verworpen. De stelling wordt gemotiveerd betwist en uit niets blijkt wat de toenmalige staat van de percelen was. De stelling is dus ook onvoldoende onderbouwd.
De rechtbank zal de vordering tot betaling van nakosten afwijzen gelet op de in conventie en in reconventie toe te wijzen bedragen.
5.De beslissing
- veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten aan de zijde van [eiseres] , begroot op
- veroordeelt [eiseres] om aan [gedaagde] te betalen € 7.792,59 vermeerderd met de wettelijke handelsrente vanaf 18 februari 2015 tot aan de dag der betaling;
- compenseert de proceskosten zo dat ieder de eigen proceskosten betaalt;
- wijst af het meer of anders gevorderde.