ECLI:NL:RBZWB:2016:3151

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
19 mei 2016
Publicatiedatum
26 mei 2016
Zaaknummer
4653744 en 4653754
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Instelling van meerderjarigenbewind en mentorschap voor geestelijk gehandicapte rechthebbende

Op 19 mei 2016 heeft de kantonrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beschikking gegeven op een verzoek tot instelling van een meerderjarigenbewind en mentorschap voor een geestelijk gehandicapte rechthebbende, geboren in Iskenderun, Turkije. Het verzoek is ingediend door de Stichting Amarant Groep, die de zorg voor de rechthebbende op zich neemt. De kantonrechter heeft in zijn beoordeling gekeken naar de ontvankelijkheid van het verzoek, de geschiktheid van de voorgestelde wettelijke vertegenwoordigers, en de noodzaak van de beschermende maatregelen. Tijdens de mondelinge behandeling op 14 april 2016 bleek dat de rechthebbende het niet eens was met de voorgestelde maatregelen, maar de kantonrechter oordeelde dat de geestelijke toestand van de rechthebbende, die sinds juli 2015 in een psychiatrisch ziekenhuis verblijft, een dergelijke maatregel rechtvaardigt.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de rechthebbende niet in staat is om haar belangen zelf te behartigen en dat de voorgestelde bewindvoerder en mentor bereid zijn om hun taken uit te voeren. De kantonrechter heeft de beloning voor de bewindvoerder en mentor vastgesteld op € 519,40 voor de aanvangswerkzaamheden, met een jaarlijkse beloning conform de geldende regeling. Tevens is bepaald dat de beschikking wordt ingeschreven in het openbare Centraal Curatele- en bewindregister. De beschikking is gegeven door mr. W.E.M. Verjans en kan binnen drie maanden na de uitspraak in hoger beroep worden aangevochten.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Kanton
Bergen op Zoom
zaaknummers: 4653744 OV VERZ 15-9002 en 4653754 OV VERZ 15-9003
Beschikking d.d. 19 mei 2016 op een verzoek tot instelling van een meerderjarigenbewind en een mentorschap
van
Stichting Amarant Groep, adres houdend te 5000 AS Tilburg, Postbus 715.

1.Het procesverloop

1.1
De procesgang blijkt uit de volgende stukken:
a. het op 3 december 2015 door de griffie van de rechtbank ontvangen verzoekschrift (met bijlagen);
b. het op 3 maart 2016 door de griffie van de rechtbank ontvangen gewijzigde verzoekschrift (met bijlage);
c. het proces-verbaal van de griffier met betrekking tot het verhandelde op de terechtzitting van donderdag 14 april 2016;
d. het op 19 april 2016 door de griffie van de rechtbank ontvangen afschrift van de beschikking van Familierecht Breda van 1 juli 2015 betreffende een machtiging tot voortzetting inbewaringstelling in een psychiatrisch ziekenhuis met zaaknummer: C/02/301297 / FA RK 15/4262;
e. het op 22 april 2016 door de griffie van de rechtbank ontvangen Plan van aanpak bewind van [bewindvoerder] ;
f. het op 29 april 2016 door de griffie van de rechtbank ontvangen Mentorschapsplan van [mentor] .
1.2
De inhoud van deze stukken geldt hier als ingelast.

2.De beoordeling

2.1
Het verzoek strekt tot de instelling van een bewind over de goederen van en tot instelling van een mentorschap over [rechthebbende] , hierna te noemen rechthebbende, geboren te Iskenderun (Turkije) op [geboortedatum] , verblijvende te [verblijfplaats] , onder gelijktijdige benoeming van [bewindvoerder] , h.o.d.n. Coenders Bewindvoering, adres houdend te 5960 AA Horst, Postbus 6013, tot bewindvoerder en [mentor] , h.o.d.n. Mijn Mentor Brabant, adres houdend te 4874 MD Etten-Leur, Klaverweide 7, tot mentor.
2.2
Het verzoek is ingevolge artikel 1:432, lid 2 BW ingediend door de instelling waar rechthebbende wordt verzorgd. Uit de overgelegde stukken blijkt dat de bloedverwanten van rechthebbenden wel instemmen met het onderhavige verzoek maar dat zij zelf niet tot indiening van het verzoek zijn overgegaan c.q. wensen over te gaan. De kantonrechter stelt vast dat verzoekster ontvankelijk is in haar verzoek.
2.3
Tijdens de beoordeling van het verzoek dient de kantonrechter zich ervan te overtuigen dat er zich een grond voordoet als bedoeld in de wet (in dit geval artikel 1:431, lid 1 BW en artikel 1: 450, lid 1 BW) om tot instellen van de verzochte beschermende maatregelen over te gaan en dat deze maatregelen ook passend zijn. Uitgangspunt van de wetgever is immers dat beschermende maatregelen niet verder ingrijpen in het zelfbeschikkingsrecht van een rechthebbende dan noodzakelijk is.
2.4
Tijdens de mondelinge behandeling van 14 april 2016 is gebleken dat rechthebbende het niet eens is met het instellen van de beide -verzochte- beschermende maatregelen. Zij is ervan overtuigd dat haar niets mankeert en zij vindt dat zij zelf goed in staat is om haar belangen te behartigen. Uit de overgelegde stukken blijkt echter onder meer dat rechthebbende al sinds
1 juli 2015 op grond van rechtelijke machtigingen in een psychiatrisch ziekenhuis verblijft. Dit omdat rechthebbende lijdt aan een stoornis van de geestvermogens in de vorm van overige (inclusief ongespecificeerde) psychotische stoornissen en een verstandelijke handicap.
2.5
Uit de stukken en de behandeling ter zitting is naar het oordeel van de kantonrechter voldoende aannemelijk geworden dat de rechthebbende als gevolg van haar geestelijke toestand tijdelijk of duurzaam niet in staat is zelf ten volle haar belangen van vermogensrechtelijke en niet-vermogensrechtelijke aard behoorlijk waar te nemen, reden waarom de kantonrechter het verzoek zal inwilligen. Een voldoende passende behartiging van de belangen van rechthebbende kan naar het oordeel van de kantonrechter niet met een minder verstrekkende voorziening worden bewerkstelligd.
2.6 Ter zitting is de kantonrechter verder gebleken dat rechthebbende niet in staat is om zelf aan de bewindvoerder toestemming te geven voor het doen van beschikkingshandelingen.
De rechthebbende wordt niet in staat geacht de rekening en verantwoording ter goedkeuring te ondertekenen. Wat betreft overige wilsuitingen dient naar het oordeel van de kantonrechter van geval tot geval bekeken te worden of en in welke mate rechthebbende de gevolgen van haar wilsuiting overziet c.q. kan overzien.
2.7
Ingevolge artikel 1: 435, lid 1 BW en artikel 1: 452, lid 1 BW heeft de kantonrechter zich vergewist van de bereidheid van de voorgestelde wettelijke vertegenwoordigers om hun taak als beschermingsbewindvoerder respectievelijk mentor te gaan vervullen. Tot de overgelegde stukken behoren schriftelijke -ondertekende- bereidverklaringen, afgegeven door de voorgestelde (professionele) beschermingsbewindvoerder en de voorgestelde (professionele) mentor. Tegen de voorgestelde (professionele) beschermingsbewindvoerder en (professionele) mentor zijn verder geen bezwaren gerezen.
2.8
De kantonrechter legt in overeenstemming met de landelijke Aanbevelingen Mentorschap en artikel 1:459, lid 1 BW aan de (professionele) mentor de verplichting op dat hij jaarlijks een schriftelijke rapportage aan de kantonrechter overlegt, waarin verslag wordt gedaan van de door hem verrichte werkzaamheden ten behoeve van rechthebbende.
2.1
De (professionele) beschermingsbewindvoerder kent (onder meer) haar wettelijke verplichting tot het opmaken en ter griffie indienen van een beschrijving van de aan het bewind onderworpen goederen (ex artikel 1:436, lid 1 BW) en haar verplichting tot het jaarlijks afleggen van rekening en verantwoording (ex artikel 1:445, lid 1 BW).
2.11
Na de zitting van 14 april 2016 zijn door de voorgestelde (professionele) wettelijke vertegenwoordigers op verzoek van de kantonrechter alsnog plannen van aanpak overgelegd, als bedoeld in artikel 5 van het Besluit Kwaliteitseisen curatoren, beschermingsbewind- voerders en mentoren. De kantonrechter heeft inmiddels kennis kunnen nemen van de inhoud van deze plannen van aanpak. In overeenstemming met de strekking van voormeld artikel bevatten deze plannen van aanpak (onder meer) de doelstellingen van de -in te stellen- beschermende maatregelen en de wederzijdse afspraken om deze doelstellingen te bereiken.
De kantonrechter onderschrijft het belang van het vastleggen van deze afspraken en hij benadrukt dat vervolgens op correcte wijze uitvoering dient te worden gegeven aan deze afspraken. Waar nodig dienen deze plannen van aanpak tijdens het -te volgen- traject te worden aangepast en/of aangevuld. De beschermingsbewindvoerder en mentor zijn gehouden rechthebbende -zoveel als mogelijk- bij de uitvoering van hun taak te betrekken.
2.12
Ingevolge artikel 1:441, lid 1 BW respectievelijk artikel 1:453, lid 2 BW vertegenwoordigen de beschermingsbewindvoerder respectievelijk de mentor bij de vervulling van hun taak de rechthebbende in en buiten rechte.
2.13
Ingevolge artikel 1:447, lid 1 BW respectievelijk artikel 1: 460, lid 2 BW hebben de- te benoemen- beschermingsbewindvoerder respectievelijk mentor aanspraak op beloning in overeenstemming met de daarvoor geldende ministeriële regeling.
2.14
De kantonrechter zal de beloning van de te benoemen beschermingsbewindvoerder voor de aanvangswerkzaamheden vaststellen op een bedrag van € 519,40 (excl. BTW).
2.15
De kantonrechter zal de jaarbeloning van de te benoemen beschermingsbewindvoerder, inclusief onkostenvergoeding en exclusief omzetbelasting voor zover van toepassing, vaststellen in overeenstemming met artikel 3 lid 2 sub a van de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren (basistarief).
2.16
De kantonrechter zal de beloning van de te benoemen mentor voor de aanvangswerkzaamheden vaststellen op een bedrag van € 519,40 (excl. BTW).
2.17
De kantonrechter zal de jaarbeloning van de te benoemen mentor, inclusief onkostenvergoeding en exclusief omzetbelasting voor zover van toepassing, vaststellen
overeenkomstig artikel 4 lid 2 sub a van de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren (basistarief).
2.18
Op grond van de bevoegdheid als omschreven in artikel 1:436, lid 3 BW bepaalt de kantonrechter dat de onderhavige beschikking wordt ingeschreven in het openbare Centraal Curatele- en bewindregister. De kantonrechter acht deze inschrijving in het belang van rechthebbende.
2.19
Ingevolge artikel 1:446a BW respectievelijk artikel 1:459, lid 3 BW dient de te benoemen beschermingsbewindvoerder respectievelijk de te benoemen mentor telkens na verloop van vijf jaren, of zoveel eerder als de kantonrechter bepaalt, aan de kantonrechter verslag te doen van het verloop van het beschermingsbewind respectievelijk mentorschap. Feiten die voor het beschermingsbewind/mentorschap en het voortduren hiervan van betekenis zijn dienen door hen terstond aan de kantonrechter te worden medegedeeld.
2.2
De te benoemen (professionele) beschermingsbewindvoerder en (professionele) mentor dienen in gevolge artikel 4 van het Besluit Kwaliteitseisen curatoren, beschermingsbewind- voerders en mentoren bij hun taakvervulling uit te gaan van de levensovertuiging, godsdienstige gezindheid en culturele achtergrond van deze rechthebbende.
Zij dienen verder, waar mogelijk, de zelfredzaamheid van rechthebbende te bevorderen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
stelt op grond van haar geestelijke toestand een bewind in over alle goederen die toebehoren of zullen toebehoren aan: [rechthebbende] voornoemd;
stelt op grond van haar geestelijke toestand een mentorschap in over: [rechthebbende] voornoemd;
benoemt tot beschermingsbewindvoerder: [bewindvoerder] , h.o.d.n. Coenders Bewindvoering, voornoemd;
stelt de beloning van de beschermingsbewindvoerder voor de aanvangswerkzaamheden vast op een bedrag van € 519,40 (excl. BTW);
stelt de jaarbeloning van de beschermingsbewindvoerder vast overeenkomstig artikel 3 lid 2 sub a van de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren;
benoemt tot mentor: [mentor] , h.o.d.n. Mijn Mentor Brabant, voornoemd;
stelt de beloning van de mentor voor de aanvangswerkzaamheden vast op een bedrag van € 519,40 (excl. BTW);
stelt de jaarbeloning van de mentor vast overeenkomstig artikel 4 lid 2 sub a van de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren;
legt een jaarlijkse verantwoordingsplicht aan de mentor op;
draagt de griffier op deze uitspraak in te schrijven in het openbare Centraal Curatele- en bewindregister.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.E.M. Verjans en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 19 mei 2016.
Tegen deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld:
door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van deze beschikking is verstrekt of verzonden: binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
door andere belanghebbenden: binnen drie maanden na de betekening van de beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.
Het beroepschrift moet door tussenkomst van een advocaat worden ingediend bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.