ECLI:NL:RBZWB:2016:3219
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Toekenning van bekostiging voor leerlingen zonder tijdige pro-indicatie in het praktijkonderwijs
Op 30 mei 2016 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak tussen een vereniging en de Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. De eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde, heeft beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van 17 april 2015, waarin een bedrag van € 14.258.613,98 werd toegekend voor de bekostiging van personeelskosten voor de vestiging 17VP, IVO Deurne in het kalenderjaar 2014. De rechtbank overweegt dat er niet in geschil is dat 10 leerlingen zonder tijdige pro-indicatie praktijkonderwijs volgden. Deze leerlingen waren niet toegelaten omdat er niet voor 1 oktober 2013 een aanvraag bij de regionale verwijzingscommissie (RVC) was ingediend. De rechtbank stelt vast dat de staatssecretaris gehouden was om deze leerlingen niet mee te tellen voor de bekostiging, ondanks dat later alsnog een pro-indicatie is afgegeven door de RVC. Het beroep van eiseres op schending van het evenredigheidsbeginsel en de hardheidsclausule werd door de rechtbank verworpen. De rechtbank concludeert dat de indicatiestelling door de RVC geen administratieve formaliteit is en dat het ontbreken van een indicatie leidt tot weigering van bekostiging. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt het bestreden besluit van de staatssecretaris.