ECLI:NL:RBZWB:2016:3275

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
30 mei 2016
Publicatiedatum
2 juni 2016
Zaaknummer
AWB 15_2311
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuursdwang en handhaving in kinderopvangzaak met overtreding van registratievoorwaarden

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 30 mei 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen een gastouder en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Etten-Leur. Eiseres, een gastouder, had beroep ingesteld tegen een besluit van het college waarin bestuursdwang werd opgelegd. Dit besluit volgde op een inspectie door de GGD op 14 oktober 2014, waaruit bleek dat er twaalf kinderen in de opvang aanwezig waren, terwijl eiseres slechts vijf kinderen mocht opvangen volgens haar registratie in het Landelijk Register Kinderopvang en Peuterspeelzalen (LRKP). Eiseres had eerder een bevel gekregen om de kinderopvang te staken totdat aan bepaalde voorwaarden was voldaan. De rechtbank oordeelde dat eiseres in strijd met dit bevel had gehandeld door meer kinderen op te vangen dan toegestaan. De rechtbank vond het belang van de veiligheid van de kinderen zwaarder wegen dan de belangen van eiseres, en oordeelde dat het college bevoegd was om bestuursdwang toe te passen. Eiseres had aangevoerd dat het college valsheid in geschrifte had gepleegd en dat de bestuursdwang disproportioneel was, maar de rechtbank verwierp deze argumenten. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond en bevestigde de rechtmatigheid van het besluit van het college.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 15/2311 WET

uitspraak van 30 mei 2016 van de meervoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , te [woonplaats] , eiseres,

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Etten-Leur, verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van 23 april 2015 (bestreden besluit) van het college inzake het opleggen van (spoedeisende) bestuursdwang en twee afgewezen verzoeken in het kader van de Wet openbaarheid van bestuur (WOB).
Het beroep is, gelijktijdig met de beroepszaken 15/3021 en 15/3844, behandeld tijdens de zitting in Breda op 21 maart 2016. Eiseres is verschenen, bijgestaan door [naam vertegenwoordiger1] en [naam vertegenwoordiger2] . Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Etten-Leur heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. M. Spruit en [naam vertegenwoordiger3] .
De rechtbank heeft de termijn voor het doen van uitspraak met vier weken verlengd.

Overwegingen

1. Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden. Nu eiseres tijdens de zitting heeft verklaard dat het beroep niet gericht is tegen de WOB-besluiten van het college, zullen de feitenvermelding, gronden en overwegingen dienaangaande achterwege blijven.
Eiseres was gastouder bij gastouderbureau [naam bedrijf] . Zij exploiteerde haar gastouderopvang in haar woning aan de [adres] in [woonplaats] . Eiseres was sinds 9 augustus 2010 als gastouder opgenomen in het Landelijk register Kinderopvang en Peuterspeelzalen (LRKP). In het LRKP staat vermeld dat ze vijf kindplaatsen op het geregistreerd adres heeft.
Bij besluit van 13 oktober 2014 heeft de directeur GGD West-Brabant (hierna: GGD) medegedeeld dat er die dag geconstateerd is dat er twaalf kinderen aanwezig waren in de kinderopvang. De GGD heeft bevolen de kinderopvang te staken totdat de navolgende maatregelen zijn getroffen, welke vóór 20 oktober 2014 genomen dienen te worden. Eiseres moet schriftelijk kunnen aantonen aan de toezichthouders dat zij, zoals opgenomen in het LRKP maximaal 5 kinderen gelijktijdig opvangt. Eiseres mag de opvang hervatten wanneer uit inspectie van de GGD blijkt dat zij voldoet aan deze voorwaarden.
Op 14 oktober 2014 heeft het college besloten onmiddellijk bestuursdwang toe te passen, welke op 15 oktober 2014 (primair besluit) in een besluit is vervat. Hieraan heeft het college onder meer ten grondslag gelegd dat tijdens een controle op 14 oktober 2014 is gebleken dat er zich in strijd met het bevel ten minste twaalf kinderen in de woning bevonden c.q. zijn opgevangen. Omdat eiseres zich niet heeft gehouden aan het bevel en de veiligheid van de kinderen direct in het geding was, heeft het college onmiddellijk handhavend opgetreden door met spoed het bevel te handhaven.
Bij het bestreden besluit zijn de bezwaren van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
2. Eiseres heeft tegen de bestuursdwang aangevoerd dat het college valselijk doet voorkomen dat de klachtbrief en de telefonische klacht van (verschillende) vraagouders kwamen. Door de opvoering van de telefonische klacht en de klachtbrief en te stellen dat deze van vraagouders kwamen heeft er ten onrechte een incidenteel onderzoek plaatsgevonden. Er is door het college valsheid in geschrifte gepleegd. Verder kon eiseres op 13 oktober 2014 pas om 20.00 uur reageren naar haar clientèle. Gezien het korte tijdsbestek konden de vraagouders en het gastouderbureau geen alternatieve opvang realiseren voor de volgende dag. Clientèle en het gastouderbureau hebben gesmeekt om de acute nood te verlichten. Uit humanitaire overwegingen hebben haar echtgenoot en haar volwassen zoon kosteloos enige noodopvang geboden. Er is dan ook geen sprake van opzettelijk continueren van haar gastouderopvang. Bij eiseres is het beeld ontstaan dat “Barbertje moest hangen”. Er is sprake van geweest van buitenproportioneel machtsvertoon. Het inspectierapport dat gebaseerd is op de gebeurtenissen op 13 en 14 oktober 2014 is onrechtmatig. De gezochte bevindingen kunnen niet legitimeren of rechtvaardigen dat geconcludeerd wordt dat qua veiligheid en gezondheid sprake was van een levensbedreigende situatie. Het opleggen van de bestuursdwang was disproportioneel. Haar gastouderschap heeft 8 jaar op rij een expliciet uitmuntend kwalitatief oordeel gekregen vanuit het gastouderbureau in zake onder meer risico-inventarisatie. Ten onrechte heeft eiseres als nabrander nog een boete van
€ 6.000,- gehad.
3. Ingevolge artikel 5:31 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) kan een bestuursorgaan dat bevoegd is om een last onder bestuursdwang op te leggen in spoedeisende gevallen besluiten dat bestuursdwang zal worden toegepast zonder voorafgaande last.
Ingevolge het tweede lid, kan, indien de situatie zo spoedeisend is, dat een besluit niet kan worden afgewacht, terstond bestuursdwang worden toegepast, maar wordt zo spoedig mogelijk nadien alsnog een besluit als bedoeld in het eerste lid bekend gemaakt.
Ingevolge artikel 1.61, eerste lid, van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (WKO) ziet het college toe op de naleving van de bij of krachtens afdeling 3 gestelde regels, onderscheidenlijk de krachtens artikel 1.65 gegeven aanwijzingen en bevelen.
In artikel 1.66, eerste lid, van de WKO is bepaald dat het college de houder kan verbieden de exploitatie van een kindercentrum, een voorziening voor gastouderopvang of een gastouderbureau voort te zetten, zolang hij een bevel of aanwijzing niet opvolgt en het opleggen van een last onder bestuursdwang niet mogelijk is.
4. Bij uitspraak van heden (15/3021) heeft de rechtbank het beroep van eiseres tegen het door (de directeur van) de GGD opgelegde bevel ongegrond verklaard. Het besluit, waarbij de bezwaren van eiseres tegen het opgelegde bevel ongegrond zijn verklaard, is in stand gebleven. Voor onderhavige uitspraak wordt dan ook uitgegaan van de rechtmatigheid van dat bevel. De gronden die eiseres in deze procedure tegen dat bevel heeft aangevoerd kunnen reeds om die reden geen doel treffen.
Ingevolge dat op 13 oktober 2014 opgelegde bevel was eiseres gehouden de kinderopvang te staken totdat de navolgende maatregel was getroffen. Eiseres moet schriftelijk kunnen aantonen aan de toezichthouders dat zij, zoals opgenomen in het LRKP maximaal vijf kinderen gelijktijdig opvangt. Eiseres mag de opvang hervatten wanneer uit inspectie van de GGD blijkt dat zij voldoet aan deze voorwaarde.
5. Uit het inspectierapport is gebleken dat op 14 oktober 2014 twaalf kinderen in de woning van eiseres aanwezig waren. Eiseres heeft dit ter zitting erkend. Eiseres betwist evenwel dat deze kinderen werden opgevangen. Volgens eiseres hebben haar echtgenoot en haar zoon vanwege het laat op de dag opleggen van het bevel uit humanitaire overwegingen, de daaropvolgende dag kosteloos voor noodopvang gezorgd. De rechtbank volgt eiseres hierin niet. Eiseres heeft haar stellingen over de reden waarom er twaalf kinderen zijn aangetroffen niet met bewijsmiddelen onderbouwd. Zo zijn er geen verklaringen van de ouders overgelegd waaruit blijkt dat zij wisten dat hun kind of hun kinderen niet door eiseres werd(en) opgevangen maar kosteloos door haar echtgenoot en zoon. Verder bevreemdt het de rechtbank dat eiseres enerzijds stelt voor “kosteloze humanitaire noodopvang” te hebben gezorgd omdat ouders ’s avonds voor de volgende dag geen vervangende opvang konden regelen maar dat eiseres ter zitting anderzijds heeft verklaard dat ook de kinderen die normaliter op woensdag komen nu ook op de dinsdag aanwezig waren. Bovendien was eiseres ook zelf aanwezig in de woning en heeft één ouder die haar kind kwam ophalen desgevraagd verklaard niet te weten van een gewijzigde bedrijfsvoering en kosteloze opvang. Terecht heeft het college zich op het standpunt gesteld dat eiseres de kinderopvang niet heeft gestaakt en dat eiseres daarmee in strijd met het bevel heeft gehandeld.
6. Aangezien eiseres het bevel heeft overtreden was het college bevoegd tot het handhavend optreden. Het college heeft (spoedeisende) bestuursdwang toegepast omdat de veiligheid van de kinderen direct in het geding was.
De rechtbank onderschrijft het standpunt van het college dat er sprake was van een situatie die direct optreden rechtvaardigde. De rechtbank overweegt daarbij dat het eiseres overeenkomstig haar registratie in het LRKP was toegestaan om vijf kinderen op te vangen. Eiseres heeft op 13 oktober 2014 in strijd met de registratie twaalf kinderen opgevangen. Dit heeft geleid dat het bevel de kinderopvang te staken totdat aan de gestelde voorwaarden is voldaan. Het bevel heeft eiseres niet weerhouden om wederom twaalf kinderen op te vangen, zonder dat zij aan de gestelde voorwaarden had voldaan. Nu eiseres het bevel niet heeft nageleefd, acht de rechtbank het niet disproportioneel, zoals eiseres stelt, om een zwaarder handhavingsmiddel toe te passen. Het belang van het veilig opvangen van kinderen rechtvaardigde naar het oordeel van de rechtbank de toepassing van (spoedeisende) bestuursdwang.
7. Hetgeen eiseres overigens heeft aangevoerd leidt de rechtbank niet tot het oordeel dat het bestreden besluit niet in stand kan blijven. Het beroep zal ongegrond worden verklaard. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.A.F. van Ginneken, voorzitter, en mr. F.P.J. Schoonen en mr. S. Ketelaars-Mast, leden, in aanwezigheid van mr. J.H.C.W. Vonk, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 30 mei 2016.
griffier voorzitter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.