ECLI:NL:RBZWB:2016:3406

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
13 juni 2016
Publicatiedatum
8 juni 2016
Zaaknummer
12-994503-12
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in zaak van dodelijk bedrijfsongeval door onzorgvuldig handelen van werkgever

In deze zaak stond de verdachte, een Duitse rechtspersoon, terecht voor de dood van twee werknemers die op 1 april 2011 een tank betreden tijdens laswerkzaamheden. De rechtbank heeft de zaak behandeld op basis van de tenlastelegging die onder andere betrekking had op het niet naleven van veiligheidsvoorschriften en het niet nemen van adequate maatregelen om de veiligheid van de werknemers te waarborgen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet expliciet opdracht heeft gegeven aan de slachtoffers om de tank te betreden en dat er geen bewijs was dat de verdachte de gevaren van het formeergas niet onderkende. De rechtbank concludeerde dat de verdachte voldoende veiligheidsmaatregelen had getroffen, zoals het geven van instructies en het vereisen van een werkvergunning voor het betreden van besloten ruimtes. De rechtbank oordeelde dat de dood van de slachtoffers niet aan de schuld van de verdachte was te wijten, en sprak de verdachte vrij van alle ten laste gelegde feiten. De uitspraak vond plaats op 13 juni 2016.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 12/994503-12
vonnis van de meervoudige economische kamer d.d. 13 juni 2016
in de strafzaak tegen
[verdachte],
gevestigd: [vestigingsplaats] , Duitsland,
ter zitting verschenen, vertegenwoordigd door de heren [vertegenwoordigers van verdachte] , respectievelijk hoofdverantwoordelijke voor de veiligheidsafdeling en medewerker juridische afdeling, raadsman mr. R. van der Hoeven, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 18 april 2016, waarbij de officier van justitie mr. I.M. Koopmans en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
Vervolgens heeft een schriftelijke conclusiewisseling plaatsgevonden.
Op de openbare terechtzitting van 23 mei 2016 is het onderzoek gesloten en is de uitspraak bepaald op 6 juni 2016. Van de zijde van verdachte is - met voorafgaand bericht - niemand verschenen. De officier van justitie mr. Koopmans heeft zich door een ambtsgenoot, mr. R.C.P. Rammeloo, laten vertegenwoordigen.
De rechtbank heeft op 6 juni 2016 het onderzoek ter terechtzitting heropend en onmiddellijk weer gesloten. De uitspraak is bepaald op 13 juni 2016, omdat het doen van uitspraak vanwege onvoorziene omstandigheden langer duurde dan voorzien. Zowel de officier van justitie als de raadsman zijn hiervan op voorhand op de hoogte gesteld. Partijen stemden in met deze gang van zaken. Op de zitting van 6 juni 2016 is van de zijde van verdachte niemand verschenen. De officier van justitie mr. Koopmans heeft zich door een ambtsgenoot, mr. W.J.W.K. Suijkerbuijk, laten vertegenwoordigen.

2.De tenlastelegging

Verdachte staat terecht ter zake dat:
1.
zij op of omstreeks 1 april 2011 te Sluiskil, tezamen en in vereniging met anderen, althans een ander, althans alleen, zeer, althans aanmerkelijk onvoorzichtig, onachtzaam en/of onzorgvuldig één of meer werknemers arbeid heeft laten verrichten in de fabriek, althans op het fabrieksterrein, [adres] aldaar, immers
heeft zij, tezamen en in vereniging met die ander(en), althans alleen, - terwijl kon worden vermoed dat de atmosfeer in een tank (SD 7307) in zodanige mate stoffen, te weten inert gas en/of formeergas bevatte, dat daardoor gevaar voor verstikking, bedwelming of vergiftiging bestond - werknemer [slachtoffer 1] en/of werknemer [slachtoffer 2] die tank laten betreden, terwijl niet vooraf metingen waren verricht om die gevaren vast te stellen en/of terwijl geen doeltreffende veiligheidsmaatregelen waren genomen, zodat de werknemers die ruimte zonder voormelde gevaren konden betreden en/of
heeft zij, tezamen en in vereniging met die ander(en), althans alleen, - terwijl op of aan die tank laswerkzaamheden werden verricht waarbij gebruik werd gemaakt van formeergas en/of inertgas en waarbij dat fomeergas en/of inertgas in de tank (besloten ruimte) geraakte
- de gevaren van dat formeergas en/of inertgas in een besloten ruimte niet of niet voldoende geïnventariseerd en/of de risico's daarvan niet of niet voldoende beoordeeld en/of geen of onvoldoende maatregelen genomen om die gevaren en/of risico's te voorkomen en/of te beperken en/of
heeft zij geen of onvoldoende maatregelen genomen om te voorkomen dat inert gas en/of formeergas in die tank werd gebracht en/of aanwezig was,
tengevolge waarvan aan haar, verdachtes schuld te wijten is geweest dat die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] bij of na het binnen gaan in die tank blootgesteld werd(en) aan een (zeer) zuurstofarme atmosfeer en/of aan formeergas en/of inertgas, waarna hij/zij een tekort aan zuurstof heeft/hebben bekomen waardoor zij aan de gevolgen daarvan is/zijn overleden;
2.
zij op of omstreeks 1 april 2011 te Sluiskil, tezamen en in vereniging met anderen, althans een ander, althans alleen, als werkgever handelingen heeft verricht of nagelaten in strijd met de Arbeidsomstandighedenwet en/of de daarop rustende bepalingen, hierin bestaande dat op het fabrieksterrein, [adres] aldaar, in haar, verdachtes, bedrijf op of in een tank (SD 7307), zijnde een arbeidsplaats, door één of meer werknemers van verdachte of diens mededader(s), onder wie [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , arbeid werd verricht terwijl niet was voldaan aan de/het voorschrift(en) gesteld in artikel 3.5g lid 1 en/of 2 van het Arbeidsomstandighedenbesluit, immers werd, terwijl kon worden vermoed dat de atmosfeer in die tank in zodanige mate stoffen, te weten inert gas en/of formeergas bevatte, dat daardoor gevaar voor verstikking, bedwelming of vergiftiging bestond - die plaats of ruimte door die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] betreden voordat uit een onderzoek was gebleken dat voormeld gevaar niet aanwezig was, althans werden geen doeltreffende maatregelen genomen, zodat die werknemer(s) die plaats of ruimte zonder voormelde gevaren kon(den) betreden, terwijl daardoor, naar zij of haar medeverdachte(n) redelijkerwijs moest(en) weten, levensgevaar of ernstige schade aan de gezondheid van die werknemer(s) ontstond of te verwachten was;
en voor zover ter zake het onder 2 telastgelegde een veroordeling niet mocht kunnen volgen, ter zake dat
zij op of omstreeks 1 april 2011 te Sluiskil, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, als werkgever de voorschriften en/of verboden vastgesteld bij artikel 3.5g lid 1 en/of 3.5g lid 2 van het Arbeidsomstandighedenbesluit, voor zover en op de wijze als bij of krachtens dat besluit is bepaald, niet heeft nageleefd, immers heeft zij tesamen en in vereniging met die ander of ander(en) in haar, verdachtes, fabriek/bedrijf aan de [adres] te Sluiskil ,zijnde een arbeidsplaats, door één of meer werknemers van
verdachte, te weten [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , arbeid laten verrichten – terwijl kon worden vermoed dat de atmosfeer in een tank (SD 7307) in zodanige mate stoffen, te weten inert gas en/of formeergas bevatte, dat daardoor gevaar voor verstikking, bedwelming of vergiftiging bestond - en toen die plaats of ruimte door die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] laten betreden voordat uit een onderzoek was gebleken dat voormeld gevaar niet aanwezig was, althans - terwijl uit een onderzoek als voornoemd was gebleken dat voormeld gevaar aanwezig was - geen doeltreffende maatregelen genomen, zodat die werknemer(s) die plaats of ruimte
zonder voormelde gevaren kon(den) betreden.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 primair ten laste gelegde in vereniging heeft begaan.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat verdachte van alle ten laste gelegde feiten zal worden vrijgesproken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Inleiding
In de periode 2010/2011 werd op het bedrijventerrein van kunstmestfabrikant [kunstmestfabrikant] (verder: [kunstmestfabrikant] ) een nieuwe installatie, genaamd Ureum 7, gebouwd. [kunstmestfabrikant]
heeft daartoe opdracht gegeven aan de Duitse rechtspersoon [verdachte] te Dortmund (verder: [verdachte] ). In het contract tussen [kunstmestfabrikant] en [verdachte] is overeengekomen dat [verdachte] verantwoordelijk is voor het gehele project (een zogenoemd turn-key project), waaronder de installatie, het geven van instructies en het houden van toezicht op het personeel dat werkzaam is bij de bouw van de Ureum 7. [kunstmestfabrikant] hield daarbij zelf ook toezicht op alle mensen die werkzaam waren bij de bouw van de Ureum 7.
[verdachte] heeft als hoofdaannemer van het project een deel van de door haar aangenomen werkzaamheden in onderaanneming uitbesteed aan de Duitse rechtspersoon [medeverdachte] te Leipzig (verder: [medeverdachte] ). De werkzaamheden van [medeverdachte] betroffen met name steigerbouw, aanleg van tanks/ketels en een pijpleidingnetwerk in de Ureum 7. In het contract tussen [verdachte] en [medeverdachte] is onder meer overeengekomen dat [medeverdachte] geheel verantwoordelijk is voor haar eigen werkzaamheden, dient te zorgen voor eigen materiaal, eigen personeel en toezicht houdt op haar eigen personeel. Ook sloot [verdachte] contracten in onderaanneming met het bedrijf [bedrijf 1] (verder [bedrijf 1] ) ten behoeve van controlemetingen in besloten ruimten.
[medeverdachte] heeft op haar beurt bepaalde van de haar in onderaanneming van [verdachte] aangenomen werkzaamheden in onderaanneming uitbesteed aan andere bedrijven, onder andere aan de vennootschap naar het recht van Bosnië-Herzegovina [bedrijf 2] . te Zenica (verder: [bedrijf 2] ). [bedrijf 2] verrichtte in hoofdzaak specifieke las- en montagewerkzaamheden van buizen van het pijpleidingnetwerk in de Ureum 7.
Op 1 april 2011 heeft [slachtoffer 1] , die in dienstbetrekking werkzaam was bij [bedrijf 2] , laswerkzaamheden verricht aan de buitenzijde van een tank (verder: tank SD 7307) in de in aanbouw zijnde installatie. Deze tank bevond zich op een hoogte van ongeveer 25 meter boven de begane grond van het fabrieksterrein. De tank was toegankelijk via een mangat. De tank was te bereiken via een vaste trap op de verdiepingsvloer “23 meter” naar een hoger gelegen platform. Op ongeveer 40 centimeter boven dit platform bevond zich de onderzijde van het mangat in de tank. Naast het mangat was een beugel met daaraan een scharnierend mangatluik gemonteerd. Dit luik kon met bouten worden vastgeschroefd.
Bij het laswerk werd door [slachtoffer 1] gebruik gemaakt van formeergas 10, dat was samengesteld uit 90% stikstof en 10% waterstof. Formeergas heeft als eigenschap dat het zuurstof verdringt waardoor er een betere las kan worden verkregen. Aan de binnenkant van de tank was een formeergaskamer gemonteerd, die door [slachtoffer 1] op 30 maart 2011 was aangebracht. Deze formeergaskamer bestond uit twee ronde, niet gasdichte schuimstoffen/schuimrubberen schijven/proppen, waarvan één aan de onderzijde en één aan de bovenzijde van de aan te brengen las in de toevoerbuis naar de tank was aangebracht. De lasnaad was aan de buitenzijde van de buis voor het grootste deel afgeplakt met duct tape.
Het formeergas werd toegevoerd via een flexibele kunststof slang van 12 mm dik (gelijkend op een tuinslang) vanaf een batterij met aan elkaar gekoppelde formeergascilinders die op de begane grond van het fabrieksterrein op enige afstand van de Ureum 7 stond opgesteld. Deze slang liep vanaf deze gascilinders - via het mangat van de tank en via de onderste schuimrubberen schijf - tot in de ruimte tussen de twee schuimrubberen schijven (de formeergaskamer). Op deze manier drukte het formeergas tegen de binnenzijde van de buis en kon ter hoogte van de las een zuurstofloze omgeving in de formeergaskamer worden gecreëerd. Er mocht echter geen te hoge druk in de formeergaskamer zijn omdat dit de las nadelig kon beïnvloeden. De bedoeling van dit bij deze laswerkzaamheden gebruikelijke systeem is dat het formeergas bij een te hoge druk uit de formeergaskamer kan wegstromen/lekken. In dit geval kon het formeergas lekken, zowel (naar buiten) door het niet afgetapete deel van de lasnaad van de te lassen buis, als (naar binnen) naar de onderliggende tank SD 7307 door/langs de onderste schuimrubberen schijf en naar de buis boven die tank door/langs de bovenste schuimrubberen schijf.
Aan het einde van de werkdag van 1 april 2011 verzamelde een aantal ploegleden bij de uitgang van het complex van [kunstmestfabrikant] om gezamenlijk naar huis te rijden. Toen [slachtoffer 1] niet kwam opdagen, is zijn ploeggenoot [slachtoffer 2] hem gaan zoeken. [slachtoffer 2] was ook in dienstbetrekking werkzaam bij [bedrijf 2] . Nadat ook [slachtoffer 2] niet terugkwam, is de voorman/supervisor van [bedrijf 2] , [naam 1] , met een werknemer van [bedrijf 2] , [naam 2] , naar hem op zoek gegaan. Toen zij bij tank SD 7307 aankwamen waar [slachtoffer 1] aan het werk was, zagen zij het mangat open staan. [naam 1] heeft op 2 april 2011 verklaard dat hij meteen stikstof rook. Zij hebben omstreeks 19.00 uur alarm geslagen. Hulpverleningsdiensten hebben vervolgens tank SD 7307 betreden waar zij de levenloze lichamen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] aantroffen.
Na het ongeval is onder meer [naam 3] , bevelvoerder van de bedrijfsbrandweer, gehoord als getuige. [naam 3] heeft verklaard dat hij op 1 april 2011 ter plaatse een explosiemeter bij het mangat heeft gehouden. Hij zag dat deze 17% zuurstof aangaf. Hij heeft het apparaat weggehaald omdat het alarm afging. [naam 3] heeft verder verklaard dat hij aannam dat in de tank nog een lager gehalte zuurstof aanwezig moet zijn geweest.
Op 1 april 2011 zijn omstreeks 20.10 uur en 20.20 uur door de brandweer luchtmonsters genomen in tank SD 7307 (AABG4521NL en AABG4520NL). Op 2 april 2011 zijn omstreeks 15.50 uur, 15.57 uur en 16.10 uur luchtmonsters genomen ter hoogte van het steigerplatform waarop de slachtoffers zijn aangetroffen (AAAK9949NL, AABG4523NL en AABG4522NL). Deze monsters zijn onderzocht door het NFI. Het NFI heeft geconcludeerd dat in de monsters AABG4520NL, AABG4521NL, AABG4523NL en AAAK9949NL zuurstof, stikstof en kooldioxide zijn aangetoond. In het monster AABG4522NL is daarnaast waterstof aangetoond. In geen van de monsters is koolmonoxide aangetoond. De gemeten concentraties zuurstof en stikstof in de monsters AABG4520NL, AABG4521NL, AABG4523NL en AAAK9949NL wijken niet meetbaar af van die van buitenlucht. De concentratie zuurstof in monster AABG4522NL is duidelijk lager dan in buitenlucht. Dit monster lijkt 15 tot 20% formeergas te bevatten.
Het NFI heeft verder pathologisch onderzoek uitgevoerd op de lichamen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Geconcludeerd is dat het overlijden van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] goed kan worden verklaard door functiestoornissen van vitale organen door zuurstofgebrek, zoals kan ontstaan door verdringing van zuurstof. Verdringing van zuurstof kan volgens de toxicoloog plaatsvinden bij blootstelling aan een hoge concentratie stikstof of waterstof, maar is volgens de toxicoloog voor zover bekend niet aan te tonen. Een andere oorzaak voor zuurstofgebrek is bij sectie niet gebleken. Functiestoornissen van organen zijn bij sectie niet aantoonbaar.
Veiligheidsmaatregelen project Ureum 7 respectievelijk tank SD 7307
Alle werknemers die arbeid moesten verrichten ten behoeve van het project Ureum 7 kregen van [kunstmestfabrikant] een algemene voorlichting over de veiligheid op het terrein van [kunstmestfabrikant] via een poortinstructie. Vervolgens kregen zij een project-specifieke instructie van [verdachte] , gevolgd door een toets. Deze instructies en toets werden gegeven in het Engels, Duits en/of Nederlands. Ook werden wekelijks toolboxmeetingen gehouden door veiligheidsmensen van [medeverdachte] en/of [verdachte] waarin onder meer de veiligheid met betrekking tot de laswerkzaamheden en het betreden van besloten ruimten aan de orde kwamen. De betrokken werknemers waren verplicht om deze meetingen bij te wonen. Zij moesten tekenen ten bewijze van hun aanwezigheid. Deze voorlichtingen werden in de Duitse taal gegeven. Voor de Bosnische werknemers die geen Duits spraken of verstonden werd hetgeen bij die meetingen werd besproken door een collega die de Duitse taal wel sprak en verstond in de eigen taal vertolkt.
Alle bij het Ureum 7 project betrokken bedrijven en de daarbij werkzame personen moesten SCC gecertificeerd zijn [1] . [bedrijf 3] uit Rijswijk heeft examens SCC 018 afgenomen. Medewerkers van [bedrijf 2] die alleen over een SCC 016 beschikten hebben hieraan deelgenomen. De twee slachtoffers [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben op 27 oktober 2010 aan het examen SCC 018 deelgenomen en behaald.
Het toezicht op de werkzaamheden werd gedaan door daartoe (al dan niet ingehuurde) werknemers van [kunstmestfabrikant] , [verdachte] en [medeverdachte] . Elke dag was er overleg van de voormannen van de contractors die op de bouwplaats aanwezig waren.
Aan de beugel van het mangatluik naast het mangat van tank SD 7307 was een geplastificeerd blad aangebracht met daarop een “verboden voor onbevoegden”-pictogram (een afbeelding van een verbodsbord met daarin een stopverbod door middel van een opgeheven vlakke hand) met daaronder in de Nederlandse, Duitse en Engelse taal de tekst: “Besloten ruimte- geen toegang”.
Voor het betreden van de tank SD 7307 (en andere besloten ruimten) was een aparte
(veilig-)werkvergunning vereist alsmede een taakrisico analyse (TRA). Tijdens werkzaamheden in een besloten ruimte kreeg men alleen toegang tot die ruimte als er een mangatwacht (van [bedrijf 1] ) aanwezig was. Deze werden ingeleend voor het uitvoeren van metingen (van zuurstof en %LEL) en toezicht op de werkzaamheden in besloten ruimten. Zonder lijn en zuurstofmeter kreeg men van de mangatwacht geen toestemming om een besloten ruimte te betreden. Dit alles is besproken tijdens de toolboxmeetings die door de slachtoffers zijn bezocht.
Feit 1
De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of verdachte schuldig is aan de dood van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Een bevestigend antwoord kan volgen, indien verdachte met een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid, onachtzaamheid en/of onzorgvuldigheid heeft gehandeld. De vraag of hier sprake van is geweest, zal worden beantwoord aan de hand van de ten laste gelegde omstandigheden.
-Verdachte heeft [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] op 1 april 2011 tank SD 7307 laten betreden
Naar het oordeel van de rechtbank kan dit bestanddeel niet worden bewezen. Niet gebleken is dat verdachte aan [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] expliciet danwel impliciet opdracht heeft gegeven tot het betreden van de tank. Er was alleen aan [slachtoffer 1] opdracht gegeven om aan de buitenzijde van de tank te lassen.
-Verdachte heeft de gevaren en/of de risico’s van de aanwezigheid van formeergas niet onderkend
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de officier van justitie dit bestanddeel niet met feiten gestaafd. De rechtbank ziet zelf ook geen feiten die dit bestanddeel nader kunnen onderbouwen. De rechtbank acht dit bestanddeel van de tenlastelegging dan ook niet bewezen.
-Verdachte heeft geen of onvoldoende maatregelen genomen om te voorkomen dat formeergas zich zou bevinden in tank SD7307
De officier van justitie heeft dit bestanddeel niet nader geconcretiseerd. Nu ook de rechtbank dit niet uit het dossier kan afleiden, is dit bestanddeel naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen.
-Verdachte heeft niet voldoende maatregelen genomen om ervoor te zorgen dat werknemers tank SD 7307 slechts zouden betreden als er geen gevaar was
Naar het oordeel van de rechtbank kan niet gezegd worden dat verdachte onvoldoende maatregelen heeft genomen. Dit bestanddeel kan dan ook niet worden bewezen. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat volgens de instructies van verdachte een tank als SD7307 alleen mocht worden betreden als een voorafgaande vergunning en TRA was afgegeven en een externe manwacht aanwezig was. Ten tijde van het ongeval was er bij het mangat een duidelijk zichtbaar (internationaal) waarschuwingsteken met ‘verboden toegang’ geplaatst. Er werd voorlichting gegeven over de gevaren van het werken in een besloten ruimte. Zo zijn [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] aanwezig geweest bij een toolboxmeeting in februari 2011 waar dit onderwerp is besproken evenals de maatregelen die in zo’n geval moeten worden genomen. Dat werknemers door taalproblemen niet zouden hebben begrepen wat de gevaren zouden zijn is niet gebleken. Dat de gebruikte werkvergunningen geschreven waren voor in werking zijnde fabrieken en niet voor in aanbouw zijnde installaties leidt niet tot een ander oordeel.
De rechtbank stelt vast dat er geen werkvergunning en TRA was afgegeven voor het betreden van tank SD 7307 op 1 april 2011. Er was ook geen externe manwacht aanwezig. Niet vastgesteld is kunnen worden waarom [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] tegen alle veiligheidsvoorschriften in de tank toch hebben betreden. Beiden waren ervaren lassers en moeten dan ook op de hoogte zijn geweest van de gevaren van formeergas. Naar het oordeel van de rechtbank was het voor verdachte niet te voorzien dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] aan wie de algemene veiligheidsinstructies zijn uitgereikt en die aanwezig zijn geweest bij een toolboxmeeting waar de gevaren van het werken in een besloten ruimte zijn besproken, en die ook geen reden hadden om zonder toepassing van de voorschriften de tank te betreden, dat niettemin toch doen. Van verdachte kon onder de omstandigheden als hiervoor geschetst niet worden gevergd dat zij steeds ter plaatse toezicht hield. Van verdachte mag wel worden gevergd dat zij adequaat optreedt bij overtreding van de veiligheidsinstructies, maar de rechtbank is niet gebleken dat verdachte hierin een verwijt kan worden gemaakt. Uit de reactie van verdachte op het incident van 2 maart 2011 leidt de rechtbank daarentegen af dat het veiligheidsbeleid door verdachte juist streng en adequaat werd gehandhaafd.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de dood van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] niet aan de schuld van verdachte is te wijten. Dit betekent dat verdachte moet worden vrijgesproken van het haar onder 1 ten laste gelegde.
Feit 2
Onder verwijzing naar hetgeen hiervoor is overwogen is de rechtbank van oordeel dat verdachte tevens dient te worden vrijgesproken van hetgeen haar onder 2 primair en subsidiair is ten laste gelegd.

5.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan de onder 1 en 2 primair en subsidiair tenlastegelegde feiten.
Dit vonnis is gewezen door mr. T. Peters, voorzitter, mr. A.J.R.M. Vermolen en
mr. I.M. Josten, rechters, in tegenwoordigheid van P.L. Francke, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 13 juni 2016.
De voorzitter, mr. T. Peters, is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
De griffier, P.L. Francke, is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.SCC: Safety Certificate Contractors, de Duitse tegenhanger van het Nederlandse VCA. VCA: Veiligheid, Gezondheid en Milieu (VGM) Checklist Aannemers. VCA-gecertificeerde bedrijven werken met een VGM beheersysteem dat voldoet aan de ARBO-regels op het gebied van veiligheid, gezondheid en milieu. Alleen SCC-certificaten gebaseerd op document 017 of 018 worden in Nederland worden erkend.