ECLI:NL:RBZWB:2016:3617

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
13 mei 2016
Publicatiedatum
16 juni 2016
Zaaknummer
02/313534 HA RK 16-59
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van kantonrechter mr. Eijssen in civiele procedure

Op 13 mei 2016 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beslissing genomen in een wrakingsprocedure tegen kantonrechter mr. Eijssen. Het wrakingsverzoek was ingediend door twee verzoekers, die betrokken waren bij een civiele procedure tegen eisers [naam Y] en [naam X]. De verzoekers waren niet verschenen op de zitting van 10 mei 2016, ondanks dat zij op hun BRP-adres waren opgeroepen. Het wrakingsverzoek was gebaseerd op de stelling dat de kantonrechter partijdig was, omdat zij geen uitstel had verleend voor de comparitiezitting op 24 maart 2016, ondanks de terreuraanslagen in Brussel op 22 maart 2016, die de reis van de verzoekers zouden bemoeilijken.

De kantonrechter, mr. Eijssen, had het verzoek om uitstel afgewezen, omdat zij van mening was dat de verkeerssituatie op de zittingdatum niet zodanig was dat de verzoekers niet konden komen. De wrakingskamer oordeelde dat er geen uitzonderlijke omstandigheden waren die de onpartijdigheid van de kantonrechter in twijfel trokken. De beslissing om het uitstelverzoek niet te honoreren werd als een processuele beslissing beschouwd, die niet op vooringenomenheid kon wijzen. De wrakingskamer concludeerde dat de verzoekers zelf verantwoordelijk waren voor hun keuze om per auto te reizen en dat de kantonrechter terecht de voortgang van de zaak vooropstelde.

Uiteindelijk werd het wrakingsverzoek afgewezen en werd bepaald dat de behandeling van de onderliggende zaak zou worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek.

Uitspraak

beslissing

RECHTBANK

Wrakingskamer
Locatie Breda
procedurenummer: 02/313534 HA RK 16-59
Beslissing van 13 mei 2016
inzake
het wrakingsverzoek ex artikel 36 van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering (Rv) van:
[verzoeker]en
[verzoeker 2],
beiden wonende te [woonplaats verzoekers] ,
verzoekers.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het op 24 maart 2016 via e-mail ingekomen wrakingsverzoek, gericht tegen de kantonrechter mr. Eijssen, belast met de behandeling van na te noemen zaak;
- de processtukken in die zaak, en
- de behandeling van het wrakingsverzoek ter zitting van de wrakingskamer op 10 mei 2016, waarbij zijn verschenen mr. Eijssen, voornoemd en [naam X] , bijgestaan door haar gemachtigde [naam gemachtigde] , samen met [naam Y] eisers in na te noemen procedure. Verzoekers zijn op hun BRP-adres met een kopie per e-mail voor de wrakingszitting opgeroepen. Desalniettemin zijn ze niet verschenen.

2.Het verzoek

2.1.
Het verzoek strekt tot wraking van mr. Eijssen, in haar hoedanigheid van kantonrechter, belast met de behandeling van de zaak tussen [naam Y] , [naam X] (verder gezamenlijk te noemen [naam Y] ), als eisers en verzoekers als gedaagden (procedurenummer C/02/4548104/CV EXPL 15-6199).
2.2.
Mr. Eijssen, verder te noemen de kantonrechter, berust niet in het verzoek tot haar wraking.

3.De gronden voor wraking

3.1.
In de hiervoor genoemde procedure vordert [naam Y] naast ontbinding van de met verzoekers gesloten huurovereenkomst, betaling van achterstallige en tot die ontbinding nog verschuldigd te worden huurpenningen. Verzoekers vorderen op hun beurt in reconventie eveneens ontbinding van de huurovereenkomst, zulks met terugwerkende kracht per 30 april 2015, met restitutie van de vanaf dat tijdstip nog betaalde huurpenningen, alsook van borggelden en gemaakte kosten.
3.2.
In de zaak heeft de kantonrechter een comparitie van partijen gelast, welke, na een gehonoreerd uitstelverzoek van verzoekers, op 24 maart 2016 om 10.00 uur plaatsvond.
3.3.
Verzoeker [verzoeker] heeft (mede namens [verzoeker 2] ) kort vóór de comparitiezitting eerst telefonisch, doch onmiddellijk daarna (om 9.24 uur) via e-mail opnieuw om uitstel van de comparitiezitting verzocht met als reden dat hij en [verzoeker 2] via Brussel moesten reizen wat volgens hem op grond van de huidige situatie (gedoeld werd op de op 22 maart 2016 in Brussel plaatsgehad hebbende terreuraanslagen) niet mogelijk was.
3.4.
Door de griffier is kort daarna zowel telefonisch als via e-mail bericht dat de comparitiezitting doorgang zou vinden, waarbij is opgemerkt dat de zitting al eerder op verzoek van verzoeker was verplaatst naar 24 maart 2016.
3.5.
Verzoeker heeft vervolgens (om 10.25 uur) als volgt bericht:
“Ondertussen zijn wij terug thuis aangekomen. Op dit moment heerst bij ons ongeloof over het onbegrip dat de rechtbank geen rekening houdt met deze situatie. Leest u het nieuws maar, ontruimingen in stations, onderbrekingen in spoor en allerlei controles. Hoe moeten wij tot daar geraken, op dat uur, met een helikopter oid?
Indien de rechter van mening is uitspraak te moeten doen zonder dat wij op redelijke en billijke wijze ons verhaal kunnen doen, geeft dat te denken. Dat zou vooringenomenheid kunnen beteken en de rechter geeft dan geen gelegenheid tot reactie. Ook zou dit de procedure schade kunnen berokkenen omdat de tegenpartij, zonder ons weerwoord, haar grieven tot in den treuren kan ventileren en derhalve de rechter kunnen beïnvloeden.
Nogmaals, zoals telefonisch aangegeven, als en indien de rechter ons niet de gelegenheid geeft om op een normale manier ons verweer te kunnen voeren, verzoeken wij de rechtbank over te gaan tot wraking van de rechter. Dit alleen als de rechter geen rekening houdt met de situatie van hedenmorgen. “

4.Het standpunt van de kantonrechter

4.1.
De kantonrechter voert het volgende aan:
Kort vóór de comparitiezitting heeft de griffie haar gemeld dat verzoekers vanwege de verkeerssituatie in België als gevolg van de terreuraanslagen in Brussel op 22 maart 2016 niet in staat waren op de zitting te verschijnen om welke reden zij uitstel verzochten. De kantonrechter heeft niet in dit uitstel bewilligd. Naar haar weten was de verkeerstoestand in België op 24 maart niet zodanig dat zij niet konden komen. Het treinverkeer was weer mogelijk en normaal, wat na raadpleging van het internet werd bevestigd. Bovendien hadden verzoekers nog steeds de beschikking over de (in geschil zijnde) woning in [plaatsnaam] en voor hen bestond dan ook mogelijkheid om vandaar uit naar de zitting af te reizen. Bij dit alles komt dat verzoekers, naast een al verleend uitstel voor het concluderen van antwoord, eerder uitstel hadden verzocht en verkregen van de comparitiezitting.
4.2.
De kantonrechter stelt zich op grond van het vorenstaande op het standpunt dat er geen gerechtvaardigde reden bestond voor het andermaal uitstellen van de zitting. Volgens haar valt dan ook niet in te zien dat zij met het niet honoreren van het uitstelverzoek zich jegens verzoekers partijdig heeft opgesteld, dan wel blijk heeft gegeven van vooringenomenheid.

5.Het standpunt van [naam Y]

verenigt zich geheel met het standpunt van de kantonrechter en meent dat het wrakingsverzoek behoort te worden afgewezen.

6.De beoordeling en de gronden daarvoor

6.1.
Ingevolge artikel 36 Rv kan op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
6.2.
Daarbij moet voorop worden gesteld, dat bij de beoordeling van een beroep op het ontbreken van onpartijdigheid van de rechter als uitgangspunt dient, dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich een uitzonderlijke omstandigheid voordoet die een zwaarwegende aanwijzing oplevert dat een rechter ten aanzien van een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij die partij daarvoor bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is.
6.3.
Naar het oordeel van de wrakingskamer doet zich een dergelijke omstandigheid in het onderhavige geval niet voor.
6.4.
Het niet honoreren door de kantonrechter van het uitstelverzoek van verzoekers betreft een processuele beslissing, die alleen dan grond voor een gerechtvaardigde wraking kan opleveren wanneer deze zodanig onbegrijpelijk is, dat moet worden aangenomen dat die beslissing door vooringenomenheid is ingegeven.
6.5.
Van dit laatste is echter geen sprake. Onweersproken is gebleven dat het treinverkeer vanuit België, meer in het bijzonder vanuit Brussel, op 24 maart 2016, twee dagen na de terreuraanslagen, weer zo goed als genormaliseerd was. Dat verzoekers er kennelijk toch voor hebben gekozen om per auto af te reizen en zo begrijpt de wrakingskamer zich vervolgens geconfronteerd zagen met een verkeersopstopping, die het verder reizen niet mogelijk maakte, moet voor hun risico worden gelaten. Daarbij in aanmerking nemend de voor verzoekers nog bestaande mogelijkheid om vanuit de voor hen nog beschikbare (huur)woning in [plaatsnaam] af te reizen, is het niet onbegrijpelijk dat de kantonrechter in haar belangenafweging meer belang heeft gehecht aan de voortgang van de zaak. Dit geldt nog te meer nu aan verzoekers al eerder uitstel was verleend.
6.6.
Dit betekent dat het wrakingsverzoek behoort te worden afgewezen.

7.Beslissing

De rechtbank
wijst het wrakingsverzoek af;
bepaalt dat de behandeling van de zaak met zaaknummer C/02/4548104/CV EXPL 15-6199
zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de schorsing vanwege het wrakingsverzoek.
Deze beslissing is gegeven op 13 mei 2016 door mrs. Peters, Hopmans en Breeman, in tegenwoordigheid van De Jong, griffier en in het openbaar uitgesproken.
--