4.3Het oordeel van de rechtbank
De bewijsmiddelen
Aangezien verdachte ten aanzien van hetgeen is tenlastegelegd een bekennende proceshouding heeft aangenomen en ter zake daarvan geen vrijspraak is bepleit, zal worden volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen als bedoeld in artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering
De rechtbank acht hetgeen is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen, gelet op:
- de bekennende verklaring van de vertegenwoordigster van verdachte, afgelegd tijdens de zitting van 21 juni 2016en afgelegd bij de politie;
- de geneeskundige verklaring betreffende [slachtoffer 2];
- de geneeskundige verklaring betreffende [slachtoffer 1];
- een rapport van bevindingen inzake ongeval [bedrijf 1] op 1 november 2011, uitgebracht in opdracht van verdachte, waarbij de volgende stukken zijn betrokken:
- de brief van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en
Milieubeheer van 27 februari 2002;
- de brief van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en
Milieubeheer van 14 januari 2009;
- het rapport van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer van 29 september 2009;
- het rapport “ [rapportnaam 3] ” van Corrodium d.d. 20 april 2009;
- de offerte d.d. 23 maart 2010 van [bedrijf 2];
- het onderhoudsformulier d.d. 31 augustus 2010;
- het rapport “RBI inspectie materialen” van Corrodium d.d. 12 april 2011;
- het rapport “ [rapportnaam 1] ” van Corrodium d.d. 31 oktober 2006;
- een mailbericht van [naam 2] (manager [bedrijf 1] ) aan [naam 3] (hoofd afdeling Sportaccommodatie) en [naam 4] (werktuigbouwkundig adviseur Afdeling Vastgoed) d.d. 23 augustus 2010;
- een mailbericht van [naam 5] (bedrijfsleider [bedrijf 1] ) aan [naam 6] (bouwkundig medewerker afdeling Vastgoed) d.d. 3 augustus 2010;
- het rapport “ [rapportnaam 2] d.d. 5 april 2012 van PricewaterhouseCoopers Advisory N.V.;
- het proces-verbaal sporenonderzoek;
- de verklaringen van [naam 5] , bedrijfsleider, afgelegd bij de politieen afgelegd bij de rechter-commissaris;
- de verklaringen van [naam 2] , manager [bedrijf 1] , afgelegd bij de politieen afgelegd bij de rechter-commissaris;
- de verklaringen van [naam 3] , hoofd afdeling Sportaccommodaties Tilburg, afgelegd bij de politieen afgelegd bij de rechter-commissaris;
- de verklaring van [naam 6] , bouwkundig medewerker bij de [verdachte] , afgelegd bij de rechter-commissaris;
- de verklaringen van [naam 7] , teammanager Kwaliteit, Arbeid en Milieu bij de [verdachte] , afgelegd bij de rechter-commissaris;
- de verklaringen van [naam 8] , coördinator onderhoudspoule [verdachte] , afgelegd bij de politieen afgelegd bij de rechter-commissaris;
- de verklaring van [naam 9] , bouwkundig adviseur bij de afdeling Vastgoed van de [verdachte] , afgelegd bij de rechter-commissaris;
- de verklaring van [naam 10] , inspecteur Corrodium, afgelegd bij de rechter-commissaris;
- de verklaring van [naam 11] , onderhoudsmedewerker bij de [verdachte] , afgelegd bij de politie;
- de verklaring van [naam 12] , onderhoudsmedewerker bij de [verdachte] , afgelegd bij de politie.
De rechtbank is op grond van de hiervoor aangehaalde bewijsmiddelen van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen is dat door onachtzaam en nalatig handelen van gemeentefunctionarissen van de [verdachte] [slachtoffer 2] is gedood en [slachtoffer 1] zodanig letsel heeft opgelopen dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van haar ambts- of beroepsbezigheden is ontstaan.
De mate van schuld
Zowel de officieren van justitie als de verdediging stellen zich op het standpunt dat sprake is van aanmerkelijke onvoorzichtigheid en/of onachtzaamheid en/of nalatigheid. Van grove schuld kan naar hun opvatting niet gesproken worden.
De rechtbank oordeelt daar anders over.
In 2002 zijn gemeenten door het Ministerie van VROM gewaarschuwd voor mogelijk onveilig materiaalgebruik in zwembaden nadat gebleken was dat enkele roestvaststalen onderdelen door corrosie waren bezweken.
In 2006 is de [verdachte] door Corrodium geïnformeerd naar aanleiding van een in het [bedrijf 1] uitgevoerde inspectie. Geconstateerd werd toen dat de bouten van het ophangsysteem van de luidsprekerboxen boven het peuterbad geen corrosie vertoonden maar gelet op het gebruikte materiaal vervangen dienden te worden.
In 2009 volgde nogmaals een waarschuwing van de VROM-inspectie. Een brief, met daarbij gevoegd een “inspectie-signaal” is op 14 januari 2009 naar gemeenten gestuurd.
Op 20 april 2009 is het hiervoor al aangehaalde rapport uitgebracht door Corrodium waarbij is geconcludeerd dat de bouten en moeren van het ophangsysteem van de geluidsinstallatie bij het kleuterbad van roestvaststaal zijn, deze geroest zijn en vervangen dienen te worden door verzinkt staal.
Tenslotte volgde op 12 april 2011 nogmaals een waarschuwing. Door Corrodium werd met betrekking tot de roestvaststalen bouten en moeren van het ophangsysteem van de luidsprekers boven het peuterbad gerapporteerd dat de huidige toestand slecht was. De consequentie van falen werd als hoog gekwalificeerd. Het risico kreeg de code 81 mee, hetgeen impliceerde: meteen repareren.
Deze signalen hebben geen van allen geleid tot het vervangen van de bouten en moeren van de geluidsinstallatie.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de manager en de bedrijfsleidster van het zwembad onvoldoende kennis hadden van het onderhoud van het zwembad en de gevaren van corrosievorming. Die kennis was wel aanwezig bij de afdeling Vastgoed, maar daar werd weer gevonden dat het gebruikersonderhoud door de afdeling Sportaccommodaties moest worden verricht. Een aanvankelijke opdracht aan de aannemer om de bouten en moeren van het ophangsysteem van de geluidsinstallatie boven het peuterbad te vervangen, werd daarom geschrapt, zonder de manager of de bedrijfsleidster van het zwembad te berichten. Naar aanleiding van het rapport van Corrodium van 12 april 2011 werd meteen een taakverdeling gemaakt door een medewerker van de afdeling Vastgoed, waarin wordt aangegeven wie welk onderhoud moest gaan uitvoeren, maar daarbij werd nagelaten om de bedrijfsleidster van het zwembad te wijzen op het acute gevaar van corrosievorming en de onmiddellijke noodzaak om maatregelen te nemen. De opdracht om de bouten en moeren van het ophangsysteem van de geluidboxen te vervangen werd wel in augustus 2010 gegeven door de manager van het zwembad aan de onderhoudspoule van de afdeling Sportaccommodaties, maar de onderhoudspoule heeft deze opdracht om onduidelijke redenen nooit uitgevoerd.
Met de officieren van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat, voor zover het betreft de periode van 31 oktober 2006 tot 12 april 2011, sprake is van aanmerkelijk onachtzaam en nalatig handelen. Dit volgt uit de hiervoor aangehaalde bewijsmiddelen. Uit de informatie van het (toenmalige) Ministerie van VROM en de rapporten van Corrodium van 2006 en 2009 blijkt immers van de gevaren van roestvorming op roestvaststaal in zwembaden. In de media is gepubliceerd over voorvallen in zwembaden, waarbij deze gevaren zich ook hebben verwezenlijkt. Hoewel acuut gevaar (nog) niet dreigde, had de gemeente in actie moeten komen en de bouten en moeren van het ophangsysteem moeten laten vervangen.
Het vorenstaande geldt evenwel niet voor de periode van 12 april 2011 tot het fatale ongeval op 1 november 2011. De rechtbank is van oordeel dat gedurende die periode sprake is geweest van grovelijk onachtzaam en nalatig handelen. Met het uitbrengen van het rapport van Corrodium op 12 april 2011 hadden naar het oordeel van de rechtbank alle alarmbellen moeten gaan rinkelen bij de [verdachte] omdat daarin ondubbelzinnig werd aangegeven dat sprake was een groot risico waardoor
meteengehandeld moest worden. Daadkrachtig optreden is uitgebleven. Het peuterzwembad is niet geheel of gedeeltelijk afgezet, de geluidboxen zijn niet onmiddellijk weggehaald en de bouten en moeren van het ophangsysteem zijn niet onmiddellijk vervangen. Doordat is nagelaten direct en adequaat te handelen in deze inmiddels acuut gevaarlijke situatie is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van grovelijk onachtzaam en nalatig handelen, immers zowel bezoekers als medewerkers van het zwembad liepen direct groot gevaar.
Toerekening aan verdachte
Beoordeeld zal moeten worden of de bewezenverklaarde nalatigheden en handelingen van de verschillende individuele gemeenteambtenaren in strafrechtelijke zin zijn toe te rekenen aan de [verdachte] . In de jurisprudentie zijn hiervoor criteria geformuleerd.
[bedrijf 1] was en is een gemeentelijk zwembad. Zowel het gebouw, het onderhoud, als de exploitatie van het zwembad is in gemeentelijke handen. De bewezenverklaarde gedragingen en nalatige handelingen zijn verricht door ambtenaren van de [verdachte] . De rechtbank stelt vast dat deze gedragingen pasten in de normale bedrijfsvoering van de [verdachte] . Alle in dit dossier betrokken ambtenaren handelden uit hoofde van hun functie en aanstelling binnen de verschillende afdelingen van de gemeente. Geen van de ambtenaren is buiten zijn of haar bevoegdheden of takenpakket getreden. Al het handelen van de gemeenteambtenaren vond plaats binnen de kaders en procedures die door de gemeente waren voorgeschreven of vielen binnen de gebruikelijke in de praktijk gegroeide werkwijzen van de [verdachte] .
De [verdachte] heeft ook aangegeven dat zij zichzelf als rechtspersoon strafrechtelijk aansprakelijk acht voor het onachtzaam en nalatig handelen van haar ambtelijk apparaat.
Op grond hiervan is de rechtbank van oordeel dat de door de betrokken gemeente-functionarissen verrichte handelingen, dan wel het nalaten van het verrichten van handelingen die verricht hadden moeten worden, toegerekend kunnen worden aan de rechtspersoon, de [verdachte] .
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen kan naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen verklaard worden dat verdachte het haar tenlastegelegde feit heeft gepleegd.