ECLI:NL:RBZWB:2016:405
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vordering tot schadevergoeding na beëindiging huurovereenkomst op grond van dringend eigen gebruik
In deze zaak vordert de eiser, vertegenwoordigd door mr. I. Stolting, schadevergoeding van de gedaagde, vertegenwoordigd door mr. S.A.A.C. van Gassen, na beëindiging van een huurovereenkomst. De eiser stelt dat de gedaagde, die de woning dringend nodig had voor eigen gebruik, deze niet daadwerkelijk in gebruik heeft genomen binnen de wettelijke termijn van één jaar na beëindiging van de huurovereenkomst. De gedaagde betwist dit en stelt dat zij direct na de beëindiging van de huur de nodige stappen heeft ondernomen voor renovatie en nieuwbouw van de woning. De kantonrechter oordeelt dat de gedaagde voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij de woning in gebruik heeft genomen en dat de vordering van de eiser op grond van artikel 7:276 BW niet kan worden toegewezen. De kantonrechter wijst de vorderingen van de eiser af en veroordeelt deze in de proceskosten van de gedaagde.