ECLI:NL:RBZWB:2016:4135

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 juli 2016
Publicatiedatum
7 juli 2016
Zaaknummer
02/800728-15
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. Tempelaar
  • mr. Fleskens
  • mr. Smits
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van rechtsvervolging wegens ontoerekeningsvatbaarheid na poging tot doodslag met mes

Op 7 juli 2016 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 83-jarige man die werd beschuldigd van poging tot doodslag op een bejaarde medebewoner in Roosendaal. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in november 2015 met een mes meerdere stekende bewegingen heeft gemaakt richting de borst van het slachtoffer, maar dat hij ten tijde van de steekpartij volledig ontoerekeningsvatbaar was. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet strafbaar was voor het bewezen verklaarde feit en heeft hem ontslagen van alle rechtsvervolging. In plaats daarvan is de maatregel van plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis opgelegd, op grond van artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht, voor de duur van één jaar. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van € 750,00 toegewezen aan het slachtoffer voor immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van het delict. De beslissing is genomen na een zorgvuldige afweging van de verklaringen van de betrokkenen en de rapportages van deskundigen, die bevestigden dat de verdachte leed aan een ernstige neuropsychiatrische aandoening, waardoor hij niet in staat was om zijn handelen te begrijpen of te controleren.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/800728-15
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 7 juli 2016
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1932 te [geboorteplaats] ( [geboorteland] )
wonende te [adres]
thans gedetineerd in het penitentiair psychiatrisch centrum te Vught
raadsman mr. W.A. Lensink advocaat te Bergen op Zoom

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 23 juni 2016, waarbij de officier van justitie, mr. Van der Hofstede, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

Verdachte staat terecht, terzake dat:
primair:hij op of omstreeks 04 november 2015 te Roosendaal ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet met een mes, althans een dergelijk scherp en/of puntig voorwerp, meermalen heeft gestoken in de richting van de borststreek, althans het lichaam van die [slachtoffer] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair:hij op of omstreeks 04 november 2015 te Roosendaal aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, heeft toegebracht door met een mes, althans een dergelijk scherp en/of puntig voorwerp, meermalen te steken in de richting van de borststreek en/of in de (linker)hand, althans het lichaam van die [slachtoffer] ;
tweede subsidiair:hij op of omstreeks 04 november 2015 te Roosendaal ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar
lichamelijk letsel toe te brengen met een mes, althans een dergelijk scherp en/of puntig voorwerp, meermalen heeft gestoken in de richting van de borststreek en/of in de (linker)hand, althans het lichaam van die [slachtoffer] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte met een mes stekende bewegingen heeft gemaakt in de richting van de borststreek van [slachtoffer] en baseert zich daarbij op de aangifte, de verklaring van getuige [getuige] bij de rechter-commissaris en de eigen verklaring van verdachte dat hij probeerde om [slachtoffer] in zijn hart te steken en [slachtoffer] wilde doden.
De officier van justitie heeft tevens gewezen op de foto’s van het mes in het dossier en daarbij aangevoerd dat als iemand met dat mes in de borstkas wordt gestoken, de kans groot is dat die persoon komt te overlijden.
Naar de mening van de officier van justitie is er voldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig om te komen tot een bewezenverklaring van de primair ten laste gelegde poging tot doodslag.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van de primair ten laste gelegde poging tot doodslag en heeft verzocht verdachte daarvan vrij te spreken. De raadsman heeft daarbij gewezen op de plattegrond van de plaats delict, de door de verdediging ingebrachte foto’s van de plaats delict en de verklaring van [getuige] dat verdachte achter het muurtje stond toen zij hem zag. Daaruit kan volgens de raadsman worden afgeleid dat er sprake was van een behoorlijke ruimte waarin het feit zich heeft afgespeeld en een afstand van ruim drie meter tussen de plaats waar [slachtoffer] stond en waar [getuige] verdachte achter het muurtje zag staan. Nu de bloedsporen blijkens de foto’s nog geheel intact zijn, kan dat naar de mening van de raadsman tot geen andere conclusie leiden dan dat er steeds sprake is geweest van een behoorlijke afstand tussen [slachtoffer] en verdachte. Deze afstand alleen al heeft eraan in de weg gestaan dat verdachte [slachtoffer] zodanig had kunnen raken dat hij er rekening mee moest houden dat dit dodelijk letsel tot gevolg zou kunnen hebben.
Daarnaast heeft de raadsman aangevoerd dat [slachtoffer] zich volgens zijn verklaring heeft verweerd tegen de stekende bewegingen van verdachte door naar het mes te grijpen, hetgeen tot een snijwond aan de binnenzijde van zijn hand heeft geleid. De wond in de hand van [slachtoffer] is volgens de raadsman dan ook niet door steken ontstaan maar betreft een snijwond die is ontstaan door het pakken van (in) het mes.
Ook ten aanzien van de subsidiair ten laste gelegde zware mishandeling kan de rechtbank naar de mening van de raadsman niet tot een bewezenverklaring komen. Het steken in de richting van de borststreek van [slachtoffer] met een mes kan volgens de raadsman bij gebreke van enig daardoor veroorzaakt letsel niet als het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel worden aangemerkt. Ten aanzien van het letsel aan de linkerhand van [slachtoffer] heeft de raadsman aangevoerd dat, gelet op het voorspoedige en algehele herstel, dit niet als zwaar lichamelijk letsel kan worden aangemerkt.
Ten aanzien van de onder tweede subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
[slachtoffer] heeft in zijn aangifte verklaard dat hij verdachte op 4 november 2015 tegen kwam bij de lift in de flat in Roosendaal waar beiden wonen. Hij zag een mes liggen op de rollator van verdachte. Hij zag dat verdachte ineens naar het mes greep. Vervolgens maakte verdachte verschillende stekende bewegingen richting de borstkas van [slachtoffer] . Verdachte stond achter zijn rollator toen hij dit deed en moest echt naar voren hangen om bij hem te komen. Het betrof steken en niet zwaaien. [slachtoffer] probeerde het mes af te weren met zijn hand. Hij voelde meteen pijn aan zijn hand en zag het bloed eruit spuiten. De binnenkant van zijn handpalm lag open. De wonden aan de bovenzijde van zijn hand zijn veroorzaakt door de stekende bewegingen van verdachte. [1]
[getuige] was op dat moment in de flat aanwezig en hoorde geschreeuw. Zij heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat ze de trap afrende en [slachtoffer] zag staan. Hij had zijn ene arm omhoog voor zijn gezicht, als het ware om zich af te weren, en zijn andere arm bloedde erg. Toen [getuige] omkeek zag zij verdachte staan met een mes. Verdachte maakte een stekende beweging naar boven. Feitelijk steunde hij steeds met twee handen op de handvatten van zijn rollator met dan in zijn rechterhand het mes. Vanuit die houding maakte hij stekende bewegingen om vervolgens met die rechterhand te gaan steunen. [2]
Blijkens de medische verklaring heeft [slachtoffer] meerdere (diepe) snijwonden in zijn hand die gehecht moesten worden [3] .
Verdachte heeft verklaard dat hij uit de lift kwam en [slachtoffer] zag staan. Hij pakte het mes en stak [slachtoffer] . Hij wilde [slachtoffer] doden en mikte op zijn hart. [4]
Gelet op bovenstaande verklaringen kan naar het oordeel van de rechtbank worden vastgesteld dat verdachte [slachtoffer] meerdere malen probeerde te steken en dat [slachtoffer] zich daarbij heeft afgeweerd, waardoor de wonden in zijn handpalm en op zijn hand zijn ontstaan. Op dat moment kwam [getuige] ter plaatse. Zij zag dat de hand van [slachtoffer] bloedde.
De verklaring van [slachtoffer] dat verdachte meerdere malen heeft proberen te steken, ook richting de borststreek, wordt ondersteund door de verklaring van [getuige] en de medische informatie.
Nu verdachte met een mes steekbewegingen heeft gemaakt richting de borststreek van [slachtoffer] en zelf heeft verklaard dat hij [slachtoffer] wilde doden en op het hart van [slachtoffer] mikte, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat het opzet van verdachte was gericht op het doden van [slachtoffer] .
Het verweer van de raadsman dat verdachte [slachtoffer] nooit had kunnen raken gaat, gelet op voornoemde bewijsmiddelen, naar het oordeel van de rechtbank niet op. De raadsman baseert zijn verweer met name op de verklaring van [getuige] . De rechtbank gaat er echter vanuit dat, op het moment dat [getuige] kwam, de poging doodslag waarbij aangever gewond is geraakt aan zijn hand, reeds had plaatsgevonden.
Ook het verweer van de raadsman dat er geen sprake is van steken maar van snijden wordt, gelet op bovenstaande bewijsmiddelen, verworpen. Het feit dat [slachtoffer] in het mes greep toen hij probeerde zich af te weren en daarbij snijwonden heeft opgelopen, doet naar het oordeel van de rechtbank niet af aan de stekende bewegingen die verdachte met het mes heeft gemaakt in de richting van de borststreek van [slachtoffer] .
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
primair:hijop
of omstreeks04 november 2015 te Roosendaal ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, met dat opzet met een mes
, althans een dergelijk scherp en/of puntig voorwerp,meermalen heeft gestoken in de richting van de borststreek
, althans het lichaamvan die [slachtoffer] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

5.1
De strafbaarheid van het feit
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
5.2
De strafbaarheid van verdachte
5.2.1
Het standpunt van de officier van justitieDe officier van justitie heeft op grond van de rapportages gevorderd verdachte te ontslaan van alle rechtsvervolging nu hij ten tijde van het ten laste gelegde feit als volledig ontoerekeningsvatbaar moet worden beschouwd.
5.2.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich gerefereerd aan de conclusies van de deskundigen.
5.2.3
Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van de strafbaarheid van verdachte overweegt de rechtbank als volgt.
Omtrent de persoon van verdachte zijn rapportages opgesteld door C. Doornhein en S. Labrijn, beiden GZ-psycholoog, gedateerd 16 juni 2016, en door J.L.M. Dinjens, psychiater, gedateerd 20 juni 2016. Tevens is er onderzoek verricht door Prof. Dr. C. Jonker, gedragsneuroloog, wiens conclusies zijn opgenomen in de rapportage van de heer Dinjens. Volgens de deskundigen is er bij verdachte sprake van een ernstig neuropsychiatrisch beeld bestaande uit een ziekelijke stoornis, namelijk dementie van het gemengde type (Alzheimertype en vasculaire type). Deze stoornis bestond ten tijde van het tenlastegelegde. Verdachte raakte hierdoor de controle over zijn denken en handelen kwijt, hetgeen heeft geleid tot een maximale inperking van zijn keuzevrijheid ten tijde van het tenlastegelegde. Verdachte werd daardoor in volledige mate beïnvloed.
De deskundigen adviseren verdachte als volledig ontoerekeningsvatbaar te beschouwen voor hetgeen hem ten laste is gelegd. De rechtbank neemt de conclusies en het advies van de deskundigen over en beslist dienovereenkomstig. Zij acht verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar ten aanzien van hetgeen de rechtbank bewezen heeft verklaard. Dit betekent dat verdachte daarvoor niet strafbaar is en dat hij zal worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

6.De oplegging van een maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert, gelet op het advies van de deskundigen, aan verdachte op te leggen de plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van 1 jaar.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich eveneens aangesloten bij het advies van de deskundigen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft geprobeerd om [slachtoffer] van het leven te beroven door met een mes richting zijn borstkas te steken. De omstandigheid dat het niet zover is gekomen, is een gelukkige die geenszins aan verdachte is te danken maar aan het feit dat het slachtoffer zich wist te verdedigen Dit incident heeft een grote impact gehad op het gevoel van veiligheid van het slachtoffer de heer [slachtoffer] maar tevens op zijn echtgenote en op medeflatbewoners die in onzekerheid hebben verkeerd of verdachte zou terugkeren naar de flat.
Zoals onder 5 is overwogen, was verdachte ten tijde van het plegen van het feit volledig ontoerekeningsvatbaar. De deskundigen achten de kans op recidive hoog. De psychiater heeft daarbij opgemerkt dat er sprake is van een ernstig neuropsychiatrisch beeld met een progressief beloop dat zich kenmerkt door dysforie, wegvallen van inhibitiemechanismen en achterdocht. Er bestaat een verhoogd risico dat verdachte wederom in een conflictsituatie belandt, die hij niet kan overzien en opnieuw over zal gaan tot agressief gedrag.
De deskundigen adviseren om verdachte op te nemen in een psychiatrisch ziekenhuis voor maximaal één jaar in het kader van artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank overweegt dat wordt voldaan aan de eisen die de wet aan een dergelijke opname stelt, te weten:
- bij verdachte bestond ten tijde van het plegen van het feit een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens waardoor het strafbare feit niet aan hem kon worden toegerekend;
- de veiligheid van zichzelf, van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen eist die maatregel;
- twee gedragsdeskundigen van verschillende disciplines hebben een met redenen omkleed, gedagtekend en ondertekend advies over verdachte uitgebracht.
Gelet op de inhoud van genoemde rapporten is de rechtbank, in navolging van de deskundigen, van oordeel dat een plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van één jaar noodzakelijk is. Tijdens de opname kan verdachte behandeld worden, om zo het gevaar voor herhaling van feiten die een gevaar opleveren voor de veiligheid van personen of goederen voldoende in te perken.
De psychiater heeft, gezien de atypische problematiek in de forensische populatie, geadviseerd om verdachte te plaatsen op een gesloten afdeling van een gespecialiseerde oudereninstelling (gerontopsychiatrie). Gelet op het psychiatrisch toestandsbeeld van verdachte betreurt de rechtbank het dat de rapporten zo lang op zich hebben laten wachten. Nu verdachte mede daardoor inmiddels geruime tijd in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, gaat de rechtbank ervan uit dat hij zo spoedig mogelijk zal worden geplaatst op een afdeling zoals door de psychiater is geadviseerd.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 1.700,00.
De rechtbank is van oordeel dat, gezien de aard en de ernst van het voorval en het letsel en de duur van het herstel, de immateriële schade kan worden begroot op een bedrag van € 750,00. Deze schade is voldoende aannemelijk gemaakt en een rechtstreeks gevolg van het bewezen verklaarde feit en verdachte is voor deze schade aansprakelijk. Het bedrag dient te worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 november 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.
De rechtbank zal de vordering tot dat bedrag toewijzen.
Voor het overige is de rechtbank van oordeel dat de vordering dient te worden afgewezen.
Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen. Op grond van artikel 36f Sr is oplegging van een schadevergoedingsmaatregel ook mogelijk indien een maatregel als bedoeld in artikel 37 wordt opgelegd.

8.Het beslag

8.1
De onttrekking aan het verkeer
Het hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerp is vatbaar voor onttrekking aan het verkeer.
Gebleken is dat het feit is begaan met betrekking tot dat voorwerp en is dat voorwerp van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 24c, 36b, 36c, 36f, 37, 39, 45, 287 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
poging tot doodslag;
- verklaart
verdachte niet strafbaar voor het bewezen verklaarde en ontslaat verdachte van alle rechtsvervolging;
Maatregel
- gelast de
plaatsingvan verdachte
in een psychiatrisch ziekenhuisvoor de termijn van één jaar;
Beslag
- verklaart onttrokken aan het verkeer het inbeslaggenomen voorwerp, te weten: een mes.
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van € 750,00 ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente, berekend vanaf 4 november 2015 tot aan de dag der algehele voldoening.;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij voor het overige gedeelte wordt afgewezen;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] € 750,00 te betalen, vermeerderd met de wettelijke rente berekend vanaf 4 november 2015 tot aan de dag der algehele voldoening, en bij niet betaling te vervangen door 15 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd. (BP.04)
Dit vonnis is gewezen door mr. Tempelaar, voorzitter, mr. Fleskens en mr. Smits, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Van de Vrede, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 7 juli 2016.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt -tenzij anders vermeld- bedoeld het eindproces-verbaal met dossiernummer PL2000-2015284956 van de regionale eenheid politie Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 67.
2.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] door de rechter-commissaris.
3.De geneeskundige verklaring van [slachtoffer] , pagina 45 van voornoemd eindproces-verbaal.
4.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, pagina 51 en 52 van voornoemd eindproces-verbaal.