ECLI:NL:RBZWB:2016:4215

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
5 juli 2016
Publicatiedatum
11 juli 2016
Zaaknummer
02-820880-13
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • mr. Kooijman
  • mr. Dekker
  • mr. Kroon
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Handel in cocaïne met meerdere verweren, waaronder bewijsuitsluiting van getuigenverklaringen uit België

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant, staat de verdachte terecht voor de handel in cocaïne. De zitting vond plaats op 21 juni 2016, waar de officier van justitie, mr. Van der Hofstede, en de verdediging hun standpunten presenteerden. De tenlastelegging omvatte het opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland brengen van cocaïne en het verkopen, afleveren, verstrekken en vervoeren van dit middel. De rechtbank heeft verschillende verweren van de verdediging beoordeeld, waaronder het ontbreken van ernstige bezwaren en de onbetrouwbaarheid van getuigenverklaringen. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was voor de handel in hennep, maar achtte de handel in cocaïne wettig en overtuigend bewezen. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 11 maanden, met aftrek van het voorarrest. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich gedurende een periode van 14 maanden schuldig had gemaakt aan de handel in cocaïne, waarbij meerdere afspraken en getuigenverklaringen het bewijs vormden. De rechtbank wees ook op de ernst van het feit en de impact op de volksgezondheid en veiligheid.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/820880-13
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 5 juli 2016
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1989 te [geboorteplaats] ,
wonende te [adres] ,
raadsman mr. W.B.M. Bos, advocaat te Oud-Beijerland.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 21 juni 2016, waarbij de officier van justitie, mr. Van der Hofstede, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

Verdachte staat terecht, terzake dat:
1.
hij op meerdere, althans een tijdstip in of omstreeks de periode van 13 december 2012 tot en met 27 februari 2014 te Roosendaal en/of Nispen, gemeente Roosendaal en Nispen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
- opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, mede in de extensieve betekenis van artikel 1 lid 5 van de Opiumwet en/of
- opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad
(telkens) een (gebruikers)hoeveelhe(i)d(en) cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
art 2 ahf/ond B Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 10 lid 4 Opiumwet
2.
hij op meerdere, althans een tijdstip in of omstreeks de periode van 13 december 2012 tot en met 27 februari 2014 te Roosendaal en/of Nispen, gemeente Roosendaal en Nispen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
- opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, mede in de extensieve betekenis van artikel 1 lid 5 van de Opiumwet en/of
- opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad
(telkens) een (gebruikers)hoeveelhe(i)d(en) hennep, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
art 3 ahf/ond B Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 11 lid 2 Opiumwet

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het feit heeft gepleegd en baseert zich daarbij op de verklaringen van de getuigen en de processen-verbaal van bevindingen met betrekking tot de tapgesprekken.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt primair dat er in raadkamer geen ernstige bezwaren zijn aangenomen voor dit feit en het dossier sindsdien niet is aangevuld. Dat wil, naar de mening van de verdediging, zeggen dat een veroordeling niet in de rede ligt.
Daarnaast is de verdediging van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen en wijst daarbij op het feit dat verdachte niet gelinkt kan worden aan het telefoonnummer eindigend op [telefoonnummer] . De telefoon is niet onder verdachte aangetroffen en er heeft geen officiële stemherkenning plaatsgevonden. Ten aanzien van de blauwe Opel Corsa kan worden gesteld dat deze weliswaar op naam van verdachte stond, maar kan niet worden vastgesteld dat het verdachte was die tijdens de observaties in de auto heeft gereden. Het aanwijzen van verdachte door de afnemers die zijn opgepakt, lijkt het belangrijkste bewijs tegen verdachte te zijn. Hiervan kan echter gezegd worden dat dit niet het dragende bewijsmiddel mag zijn, nu er een enkelvoudige fotoconfrontatie heeft plaatsgevonden. De broers van verdachte, die ook gebruik mochten maken van zijn auto, lijken op verdachte, wat de enkelvoudige confrontatie des te meer onbetrouwbaar maakt.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Naar aanleiding van een melding van de wijkagent is de politie onderzoek gaan doen naar stelselmatige drugsdeals in de omgeving van Roosendaal. [1] Op 4 september 2013 wordt een afnemer aangehouden, waarbij deze verklaart dat hij zojuist cocaïne heeft gekocht van een Marokkaanse man met een blauwe Opel Corsa. De dealer is te bereiken op het telefoonnummer [telefoonnummer] . [2] Dit nummer wordt getapt, waarbij wordt opgemerkt dat er zowel concreet [3] als versluierd over drugs wordt gesproken. Er wordt aan de gebruiker van dit nummer gevraagd om “SOS”, “grote/kleine broodjes”, “hele” of ”halve” te leveren. Hij levert er “2 voor 30” of “3 voor 50”. [4] Op 20 december 2013 wordt de gebruiker van dit nummer om 21: 50 verzocht om naar [adres 1] te Roosendaal te komen. Verbalisant [verbalisant 1] ziet tussen 22:00 en 22:05 een blauwe Opel Corsa, kenteken [kenteken] , op dat adres verschijnen. De auto blijft een halve minuut en vertrekt weer. Deze auto staat op naam van verdachte [5] . Eerder die dag, om 16:50, hebben verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] een Opel Corsa met kenteken [kenteken] gecontroleerd. Hierin zat 1 persoon, te weten verdachte. [6]
Op 8 januari 2014 wordt de gebruiker van nummer ~ [telefoonnummer] verzocht naar de Gamma te komen [7] . Verdachte [medeverdachte 1] verklaart dat nummer gebeld te hebben voor cocaïne. Zij kocht een halfje, wat €20,- moest kosten. Dat nummer had zij nog van haar verslaafde periode, welke dateert van voor maart 2013. Het nummer is van een Marokkaanse jongen met een blauwe auto [8] . De aankoop van verdachte [medeverdachte 1] is in beslag genomen en indicatief positief getest op cocaïne. [9] Het NFI bevestigt dat het gaat om cocaïne. [10]
Verdachte [medeverdachte 2] verklaart dat hij gedurende een drietal maanden naar een nummer belt voor cocaïne. Wanneer hij belt en om een kleintje vraagt, komt een man hem een halve gram cocaïne brengen voor € 20,-. Eerst kwam deze man met een Golf, nu met een zwarte Seat of een blauwe Opel Corsa. [11] Ook verdachte [medeverdachte 3] verklaart over het bestellen van drugs. Hij bestelde meestal 2, wat 2 halve grammen betekent. De man die het brengt, rijdt in een blauwe Opel Corsa. Hij woont in het rijtje parallel aan de Shell, de [straatnaam] . Verdachte [medeverdachte 4] verklaart dat hij wiet en cocaïne gebruikt en dat hij dat van [naam] afneemt. [naam] woont bij hem in de buurt, om het hoekje naar de Shell toe, de [straatnaam] . Hij belt hem regelmatig. [12] Verdachte [medeverdachte 5] verklaart al zeker 2 jaar cocaïne te kopen bij dezelfde dealer. Deze dealer rijdt een zwarte Seat, maar daarvoor reed hij een blauwe Opel Corsa. Zijn dealer doet het samen met de man op de foto die hem door de politie wordt getoond. De man op de foto staat ingeschreven op de [adres 2] te Roosendaal, maar woont daar niet. Zijn familie woont daar wel, maar heeft er niets mee te maken [13] .
De verdachten [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 6] en [medeverdachte 1] zijn opnieuw gehoord bij de rechter-commissaris, waarbij de drie eerstgenoemde verdachten aangeven dat de man op de foto hen drugs heeft geleverd. Hoewel [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] aangeven dat er meerdere personen dealden vanuit dat telefoonnummer, verklaart [medeverdachte 6] dat hij gedurende de afgelopen vier jaren alleen van de getoonde persoon afnam [14] . De telkens aan de verdachten getoonde foto betreft een foto van verdachte. Ter zitting heeft verdachte bevestigd dat hij de persoon is die op deze foto staat.Ook bevestigt verdachte ter zitting ingeschreven te hebben gestaan aan de [adres 2] te Roosendaal en met regelmaat te hebben verbleven aan de [straatnaam] te Roosendaal. [15]
De historische gegevens van het telefoonnummer eindigend op ~ [telefoonnummer] zijn opgevraagd, waaruit is gebleken dat de eerste contacten met afnemers [medeverdachte 1] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 2] dateren van 13 en 14 december 2012. [16]
Overwegingen van de rechtbank
Allereerst merkt de rechtbank op dat het, wanneer er in raadkamer geen ernstige bezwaren zijn aangenomen voor een feit, volstrekt niet uitgesloten is dat de rechtbank bij de inhoudelijke behandeling wél tot een veroordeling komt. De consequenties die de raadsman verbindt aan het niet aannemen van ernstige bezwaren voor dit feit, worden door de rechtbank dan ook niet gedeeld.
Wel is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs in het dossier aanwezig is om verdachte te kunnen veroordelen voor de handel in hennep. In het dossier zitten drie verklaringen die wijzen op de afname van hennep, waarbij twee van deze verklaringen afkomstig zijn van Belgische afnemers. De raadsman heeft aangegeven deze afnemers te willen horen, maar dit is onmogelijk gebleken om redenen die niet aan de verdediging kunnen worden verweten. Nu de raadsman in de procedure geen compensatiemogelijkheid aangeboden is, kunnen deze verklaringen niet worden gebruikt voor het bewijs. Nu er daarmee slechts één verklaring overblijft waarin gesproken wordt over het dealen in hennep, is dat naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende voor een bewezenverklaring en zal verdachte hiervoor worden vrijgesproken.
De rechtbank acht echter wél wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de verkoop van cocaïne in de ten laste gelegde periode. Er worden meerdere afspraken onderschept door de telefoontap op het nummer, eindigend op ~ [telefoonnummer] , waarna is gezien dat een blauwe Opel Corsa op de afspraak verschijnt. Deze Opel staat op naam van verdachte. De afgevangen afnemers verklaren, onafhankelijk van elkaar, dat zij al gedurende een langere periode drugs afnemen van dezelfde persoon. Pas na het vragen naar de reden van het contact, de afnamehoeveelheid, prijs en andere bijzonderheden omtrent de levering van de drugs en bijzonderheden omtrent de persoon die deze drugs levert, wordt aan de afnemers een foto getoond. Zij bevestigen dan dat verdachte degene is die hen de drugs heeft geleverd. Dat er op sommige dagen een ander dan verdachte kwam, doet wat de rechtbank betreft niet ter zake, nu verdachte in ieder geval met grote regelmaat wel op de afspraken verscheen. Van kleuring van de herkenning door de politie is geen sprake, nu zij de afnemers telkens eerst alle bijzonderheden hebben laten verklaren, waarbij sommige afnemers zelfs bijzondere informatie omtrent de woon- of verblijfplaats van verdachte konden geven. Pas daarna toonde de politie de foto van verdachte, wat maakt dat de rechtbank geen enkele aanleiding ziet om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaringen.
De historische gegevens van de telefoon met nummer ~ [telefoonnummer] wijzen uit dat de gehoorde afnemers al vanaf 13 december 2012 intensief contact hebben met dit nummer. Daaruit concludeert de rechtbank dat verdachte in ieder geval vanaf die datum zich schuldig heeft gemaakt aan de handel in cocaïne. Het verweer van de verdediging dat de broers van verdachte eenvoudig verward kunnen worden met verdachte, wordt niet nader door de verdediging onderbouwd en daarom verworpen.
Dat de afnemers hun werkelijke dealer niet zouden willen verraden om hun toevoer zeker te stellen kan de rechtbank evenmin volgen, nu meerdere afnemers verklaren dat zij verschillende dealers hebben. Ook dit verweer zal daarom worden verworpen.
De rechtbank ziet in het dossier onvoldoende aanleiding om aan te nemen dat verdachte het feit tezamen en in vereniging met een ander, dan wel met anderen heeft gepleegd. Evenmin kan worden vastgesteld dat verdachte zich schuldig maakte aan de (verlengde) uitvoer van cocaïne. Van dit deel zal verdachte dan ook worden vrijgesproken.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
hij op meerdere, althans een tijdstipin
of omstreeksde periode van 13 december 2012 tot en met 27 februari 2014 te Roosendaal en
/ofNispen, gemeente Roosendaal en Nispen,
althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
- opzettelijk buiten het grondgebied van Nederland heeft gebracht, mede in de extensieve betekenis van artikel 1 lid 5 van de Opiumwet en/of
- opzettelijk heeft verkocht
en/of afgeleverden
/ofverstrekt en
/ofvervoerd
, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad
(telkens) een (gebruikers
)hoeveelhe
(i)d
(en
)cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert hete in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 11 maanden, met aftrek van het voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen verweer gevoerd op de strafmaat, nu integrale vrijspraak is bepleit.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het dealen van cocaïne. Dit is een ernstig feit, wat zowel de volksgezondheid, als de veiligheid van de samenleving in gevaar brengt. Het gebruik van harddrugs is verslavend en zeer schadelijk voor de gezondheid van de gebruiker. Daarnaast levert de productie, verspreiding en verkoop van harddrugs veel overlast op. De grote bedragen die omgaan in deze handel, gecombineerd met het feit dat de handel plaatsvindt in het criminele circuit, maken dat de kans op onveilige situaties ernstig wordt vergroot. Verdachte heeft, door zijn bijdrage aan de handel, met geen van deze zaken rekening gehouden en handelde slechts vanuit zijn eigen winstoogmerk.
Verdachte heeft zich gedurende geruime tijd, 14 maanden, bezig gehouden met de handel in cocaïne. Uit de verklaringen en de gegevens van de historische bevraging van het telefoonnummer blijkt dat er een grote hoeveelheid aan gesprekken is geweest. Hoewel niet ieder gesprek staat voor een drugslevering, moet er een aanzienlijk aantal leveringen hebben plaatsgevonden. De oriëntatiepunten die de rechtbank hanteert ten aanzien van gelijksoortige feiten bij een gelijke periode komen dan al snel tot een gevangenisstraf van zeker één jaar. Daarbij komt nog, dat verdachte een bekende is op het gebied van de Opiumwet en eerder, zij het enige tijd geleden, voor druggerelateerde zaken is veroordeeld.
Met de officier van justitie en de raadsman constateert de rechtbank echter dat de redelijke termijn is overschreden, en dat daarom een korting op de op te leggen straf dient te worden toegepast.
De rechtbank komt, gelet op het bovenstaande, tot het oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 11 maanden passend en geboden is.

7.Het beslag

7.1
De verbeurdverklaring
Het hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerp is vatbaar voor verbeurdverklaring. Gebleken is dat dit voorwerp aan verdachte toebehoort en dat het feit gepleegd is met behulp van dit voorwerp.
7.2
De teruggave
De rechtbank zal de teruggave gelasten van het hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerp aan de rechthebbende.
7.3
De onttrekking aan het verkeer
Het hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerp is vatbaar voor onttrekking aan het verkeer.
Gebleken is dit voorwerp aan verdachte toebehoort en van zodanige aard is dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 10, 27, 33, 33a, 36b, 36c en 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen de artikelen 2, 10, 13 en 14 van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 11 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- verklaart verbeurd het inbeslaggenomen voorwerp, te weten een Opel Corsa met kenteken [kenteken] ;
- gelast de teruggave aan de rechthebbende van het inbeslaggenomen voorwerp, te weten een geldbedrag van € 590,-;
- verklaart onttrokken aan het verkeer het inbeslaggenomen voorwerp, te weten: een wapenstok.
Dit vonnis is gewezen door mr. Kooijman, voorzitter, mr. Dekker en mr. Kroon, rechters, in tegenwoordigheid van Van Rensch, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 5 juli 2016.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt -tenzij anders vermeld- bedoeld het eindproces-verbaal met dossiernummer 2013135315 / 2014062711 van de regionale eenheid politie Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 663.
2.Proces-verbaal ambtelijk verslag einddossier, pag. 6
3.Proces-verbaal van concrete drugsgesprekken, pag. 86 .e.v.
4.Proces-verbaal van versluierde drugsgesprekken, pag. 89 e.v.
5.Proces-verbaal waarnemingen n.a.v. tap, pag. 143 e.v.
6.Proces-verbaal van bevindingen, pag. 156
7.Proces-verbaal waarnemingen n.a.v. tap, pag. 145 e.v.
8.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , pag. 261 e.v.
9.Proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen, pag. 266
10.Rapport van het NFI, pag. 268 e.v.
11.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] , pag 273 e.v.
12.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 4] , pag. 288 e.v.
13.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 5] , pag. 304 e.v.
14.Proces-verbaal van verhoor verdachten [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 6] en [medeverdachte 1] , afgelegd bij de rechter-commissaris
15.Verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting d.d. 21 juni 2016
16.Proces-verbaal van bevindingen, pag. 152 e.v.