Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.De procedure
2.Het verzoek
3.De beoordeling
De bewindvoerder legt ter zitting aan zijn verzoek ten grondslag dat schuldenaar nieuwe schulden heeft laten ontstaan ter hoogte van € 60.000,--. Schuldenaar is een geregistreerd partnerschap aangegaan met [partner schuldenaar] , zonder dat partnerschapsvoorwaarden zijn opgesteld. Hierdoor kunnen de schuldeisers van zijn partner, die eveneens in de schuldsaneringsregeling zit, zich verhalen op het inkomen en vermogen van schuldenaar, aldus de bewindvoerder.
Betrokkenen hebben op het formulier voor de melding van het voorgenomen geregistreerd partnerschap op 11 januari 2016 letterlijk gemeld: “
Wij willen niet in gemenschap van goederen een partnerschap hebben/alleen op huewlijksevoorwarde”. Schuldenaar en zijn partner hebben volgens de bewindvoerder blijkbaar niet beseft dat zij partnerschapsvoorwaarden hadden moeten opstellen via een notaris en deze laten inschrijven in het huwelijksgoederenregister.
De bewindvoerder vraagt de rechtbank om een oordeel te geven over de verwijtbaarheid en toerekenbaarheid van het ontstaan van deze nieuwe schulden. De bewindvoerder is van mening dat er geen kwade opzet aanwezig is, maar dat de situatie is ontstaan door onkunde en onwetendheid. De bewindvoerder stelt dat hij niet op voorhand door schuldenaar op de hoogte is gesteld van diens voornemen om een geregistreerd partnerschap aan te gaan. De bewindvoerder handhaaft zijn verzoek tot tussentijdse beëindiging, maar geeft aan geen bezwaar te hebben tegen een beslissing waarbij wordt geoordeeld dat deze nieuwe schulden niet in de weg staan aan het verlenen van een schone lei.
De bewindvoerder stelt voorts dat schuldenaar hem thans alle benodigde gegevens heeft verstrekt. Het aanvankelijk aanwezige verzuim voor wat betreft de informatieplicht acht de bewindvoerder daarmee hersteld.