In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 30 juni 2016 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende, die in Nederland woont en een Italiaans staatspensioen ontvangt, en de inspecteur van de Belastingdienst. De belanghebbende ontving in 2011 een AOW-uitkering, een Italiaans staatspensioen en een vergoeding voor vrijwilligerswerk. De inspecteur had premies voor de AWBZ en de Zvw geheven over het totale inkomen van de belanghebbende, inclusief het Italiaanse pensioen. De rechtbank oordeelde dat de belanghebbende niet aannemelijk had gemaakt dat de door haar betaalde premies en bijdragen voor ziektekosten in 2011 hoger waren dan de premies die zij verschuldigd zou zijn als haar inkomen geheel uit Nederland afkomstig was. De rechtbank concludeerde dat de heffing van premies AWBZ en Zvw niet in strijd was met de Europese regelgeving, en verklaarde de beroepen van de belanghebbende ongegrond. De rechtbank benadrukte dat de Nederlandse sociale zekerheidswetgeving van toepassing was, omdat de belanghebbende in Nederland verzekerd was vanwege haar werkzaamheden.