4.2.[eiser] spreekt Collé aan als eigenaar van de gator waarmee het ongeval heeft plaatsgevonden en als verzekeringnemer/verzekerde van de werkmaterieelverzekering, die zij bij Reaal had afgesloten. Gesteld noch gebleken is evenwel dat Collé ten aanzien van het ongeval enig verwijt is te maken; evenmin is gesteld of gebleken dat er gronden zijn – en zo ja welke – die met zich brengen dat de gevolgen van het ongeval voor risico van Collé behoren te komen. Het enkele eigendom dan wel het enkele zijn van verzekerde of verzekeringnemer brengt geen (risico-)aansprakelijkheid met zich. De vorderingen jegens Collé zullen worden afgewezen.
4.3.1.De door Collé bij Reaal afgesloten werkmaterieelverzekering kent – zoals blijkt uit de in 2.5 weergegeven algemene voorwaarden van deze verzekering – meer verzekerden. Verzekerde is immers iedereen die aan de polis rechten kan ontlenen (art. 2.2); blijkens art. 4.2 wordt onder meer de aansprakelijkheid gedekt van de verzekeringnemer, de eigenaar, de bezitter, de houder, de bestuurder van het verzekerde object (in dit geval de gator) of degene die daardoor wordt vervoerd.
4.3.2.Dat [eiser] zelf op grond van deze bepalingen rechten aan de polis kan ontlenen – zoals hij lijkt te stellen – is onjuist; iemand die door de gator werd vervoerd kan slechts rechten aan de polis ontlenen voor zover hij aansprakelijkheid is voor schade. Daarvan is geen sprake; [eiser] is niet aansprakelijk voor schade, hij is degene die stelt schade te hebben geleden.
4.3.3.Zoals hiervoor al ten aanzien van Collé overwogen, is er ook geen sprake van aansprakelijkheid van de verzekeringnemer en/of van de eigenaar. Waar [eiser] Reaal aanspreekt als de verzekeraar die de gevolgen van aansprakelijkheid van Collé vergoedt, moeten zijn vorderingen dan ook worden afgewezen.
4.3.4.Uit hetgeen [eiser] in de procedure verder heeft gesteld blijkt dat hij – voor zover het gaat om verzekerden onder de hier bedoelde verzekering – ook [X 2] als bestuurder van de gator voor de schade aansprakelijk acht. Gelet daarop gaat de rechtbank er vanuit dat [eiser] Reaal ook aanspreekt als de verzekeraar die de gevolgen van aansprakelijkheid van [X 2] vergoedt; blijkens haar verweer heeft Reaal de vorderingen ook zo begrepen. Op grond van art. 7:954 BW kan [eiser] van Reaal verlangen de door haar te betalen vergoeding rechtstreeks aan hem uit te keren. Lid 6 van art. 7:954 BW bepaalt dat ingeval de vordering tot vergoeding betreft schade door dood of letsel, de verzekerde tijdig in het geding moet worden opgeroepen. Die verplichting lijdt alleen uitzondering in het (zich hier niet voordoende) geval dat de verzekerde een niet meer bestaande rechtspersoon is. De verzekerde is in dit geval niet Collé, zoals [eiser] meent. Collé is immers niet degene die in deze zaak aan de verzekering rechten ontleent; dat is – zoals hiervoor al overwogen – [X 2] . [X 2] had derhalve moeten worden opgeroepen. Dat is al bij antwoord door Reaal opgemerkt. [eiser] heeft – aldus op de hoogte van zijn verplichting – [X 2] evenwel niet opgeroepen.
4.3.5.Wanneer [X 2] in onderhavige procedure niet wordt betrokken, zal een uitspraak hem ook niet kunnen binden. Dat is onpraktisch en onwenselijk, met name wanneer in onderhavige procedure niet tot een volledige vergoeding van de schade zal worden beslist. In dat geval is niet uitgesloten dat [eiser] alsnog [X 2] voor het niet-vergoede deel in rechte zal (willen) aanspreken. Juist ter voorkoming van dergelijke complicaties is in lid 6 van art. 7:954 BW de verplichting om ook de verzekerde zelf op te roepen, opgenomen. De aansprakelijkheid is weliswaar door Reaal erkend, maar er is nog wel een geschil over de omvang van de vergoedingsplicht van Reaal. Dat hangt samen met de discussie over de mate waarin enerzijds [X 2] en anderzijds [eiser] een aandeel hebben gehad in het ontstaan van het ongeval en aldus in het ontstaan van de schade. De uitkomst van die discussie is ook van belang voor de positie van [X 2] . Om die reden is de rechtbank van oordeel dat in dit geval aan het vereiste van art. 7:954, lid 6 BW niet kan worden voorbij gegaan.
4.3.6.Nu [eiser] ruim de gelegenheid heeft gehad om [X 2] op te roepen – dat had immers ook nog na het nemen van de conclusie van antwoord en onder omstandigheden zelfs na die van dupliek kunnen plaatsvinden, als [X 2] maar zodanig tijdig was opgeroepen, dat hij de volle gelegenheid zou kunnen hebben om zijn standpunt uiteen te zetten – en hij daarvan, ook nadat hij op die verplichting was gewezen, heeft afgezien, acht de rechtbank het niet aangewezen hem alsnog die gelegenheid te geven. Onder deze omstandigheden moet worden geconcludeerd dat [eiser] thans niet bevoegd is de vorderingen tegen Reaal te vervolgen; hij zal in die vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
ten aanzien van CaS en NN
4.4.1.Primair stelt [eiser] dat CaS als organisator is tekortgeschoten in de zorg die van haar jegens [eiser] als bezoeker van het festival kon worden gevergd. Met name heeft CaS, zo stelt [eiser] , gelet op de aard van het festival (waarbij drankgebruik en het daarbij behorende, niet altijd oplettende en voorzichtige, gedrag was te verwachten) onvoldoende gedaan om een ongeval als [eiser] is overkomen, te voorkomen, en aldus onrechtmatig gehandeld.
4.4.2.Of daadwerkelijk sprake is van tekortschieten in een zorgplicht hangt af van de omstandigheden van het geval. Daarbij dient te worden gelet op de mate van waarschijnlijk-heid, waarmee kan worden verwacht dat de vereiste oplettendheid en voorzichtigheid niet in acht zal worden genomen, maar ook op de hoegrootheid van de kans dat daaruit ongevallen ontstaan, op de ernst die de gevolgen daarvan kunnen hebben en de mate van bezwaarlijk-heid van te nemen veiligheidsmaatregelen.
4.4.3.Dat door de bezoekers van het door CaS georganiseerde festival de vereiste oplettendheid en voorzichtigheid niet steeds in acht zou worden genomen, was naar het oordeel van de rechtbank onder de gegeven omstandigheden behoorlijk waarschijnlijk; CaS diende dat gedrag dan ook te verwachten. Het is immers van algemene bekendheid dat bij evenementen als het festival alcohol en drugs worden gebruikt. Op het festivalterrein was bovendien alcoholhoudende drank verkrijgbaar. CaS diende er als organisator dan ook op beducht te zijn dat er alcohol zou worden gebruikt. Aan CaS kan worden toegegeven dat het wel of niet (te veel) drinken in beginsel de eigen verantwoordelijkheid van een bezoeker van het festival is; dat neemt echter niet weg dat juist gelet op de alcoholgebruik faciliterende setting van het festival, voor de gevolgen van dat drankgebruik ook een zekere verantwoordelijkheid ligt bij CaS als organisator. CaS diende er dan ook rekening mee te houden dat bezoekers na gebruik van alcohol (en mogelijk drugs) minder oplettend en voorzichtig zouden handelen. Van haar mocht – in zijn algemeenheid – worden verwacht dat zij in redelijkheid te nemen maatregelen zou nemen om te voorkomen dat bezoekers als gevolg van (voorzienbaar handelen, voortvloeiend uit) die mindere oplettendheid/ voorzichtigheid schade zouden oplopen.
4.4.4De in dit geval door [eiser] getoonde minder oplettendheid/voorzichtigheid bestond er in dat hij (a) zonder uitdrukkelijke instemming van de bestuurder (b) op een instabiele wijze (c) in de voor vervoer van passagiers niet geschikte laadbak van een gator is gaan zitten en zich aldus heeft laten vervoeren. Gelet op het vorenstaande zal dienen te worden bezien of dit gedrag voor CaS, gelet op het te verwachten alcohol- en mogelijk drugsgebruik, voorzienbaar was. In dat kader is van belang dat de gators op het festival uitdrukkelijk waren bestemd – dat is ook niet betwist – voor vervoer van goederen, met name buiten het voor de festivalbezoekers toegankelijke deel van het festivalterrein; aldus mocht CaS er vanuit gaan dat de gators slechts bij uitzondering tussen bezoekers zouden rijden. Dat bestuurders van de gators veel met de festivalbezoekers te maken zouden krijgen, was aldus niet te verwachten. Dat zij met bezoekers te maken zouden krijgen, die ook nadat hen was gezegd dat zij niet mochten instappen, dat toch zouden doen, en vervolgens in een instabiele positie in de laadbak plaats zouden nemen, was derhalve nog minder te verwachten.
4.4.5.Anderzijds was het wel voorzienbaar dat, mocht een bezoeker zich op onvoorzichtige wijze met een gator laten vervoeren en een ongeval plaatsvinden, de gevolgen daarvan ernstig zouden kunnen zijn (zoals ook blijkt uit het ongeval dat [eiser] is overkomen). Daarbij is wel van belang dat de kans op ernstige schade niet voor CaS voorzienbaar heel groot was, nu – naar voor de rechtbank voldoende vast staat – de maximaal toegestane snelheid van de gator 25 kilometer per uur is en voorts, zoals hiervoor al overwogen, contact tussen bezoekers en gators in beginsel beperkt zou zijn. Daarnaast mocht CaS er naar het oordeel van de rechtbank vanuit gaan dat bestuurders van de gator zich aan de gewone verkeersregels zouden houden en dat bezoekers – ook na alcoholgebruik – zouden begrijpen dat wanneer zij in een open laadbak van een gator zitten, zij een stabiele positie moeten innemen en zich goed moeten vasthouden.
4.4.6.CaS diende, gelet op het vorenstaande, wel enige maatregelen te nemen ter voorkoming van het genoemde (beperkte) gevaar van (mogelijk ernstige) ongevallen. Zij stelt twee maatregelen te hebben genomen: in de gator zelf werd door middel van een sticker uitdrukkelijk erop gewezen dat het verboden was in de laadruimte te zitten (en dat daarbij valgevaar bestond) en voorts waren de bestuurders van de gators geïnstrueerd op veiligheid.
Hoewel een enkele waarschuwing door middel van een sticker niet betekent dat CaS volledig aan haar zorgplicht heeft voldaan, is wel van belang dat zij in elk geval op deze wijze voor opstappende bezoekers duidelijk heeft gemaakt dat meerijden in de laadbak gevaarlijk is en niet is toegestaan. Vervolgens had CaS de bestuurders geïnstrueerd; uit de (onbetwiste) omstandigheid dat [X 2] tegen het instappen van [betrokkene] en [eiser] heeft geprotesteerd, leidt de rechtbank af dat die instructie ook heeft ingehouden dat zij geen passagiers in de gator of in de laadbak mochten meenemen. Welke verdere instructie ter voorkoming van ongevallen CaS had moeten geven, maakt [eiser] niet duidelijk; dat een bestuurder – om welke reden dan ook – de gegeven instructies niet nakomt en toch iemand in de gator of op de laadbak meeneemt, kan CaS niet met eenvoudig te nemen maatregelen voorkomen.
4.4.7.De combinatie van de sticker en de instructie aan de bestuurders (zoals hiervoor onder 4.4.6 begrepen) zijn naar het oordeel van de rechtbank, mede gelet op de hiervoor onder 4.4.4 en 4.4.5 beschreven beperkte mogelijkheid van contact tussen de (bestuurders van) de gators en de festivalbezoekers en het beperkte risico op ernstige schade, voldoende ter nakoming van de op CaS als organisator van het festival rustende zorgplicht.
Het precieze rijgedrag van [X 2] – en met name of hij op onverhoedse wijze het talud is opgereden – kan CaS als organisator van het festival niet worden tegengeworpen. Voor zover de vorderingen van [eiser] tegen CaS als organisator van het festival zijn gericht, zullen zij worden afgewezen. Gelet op dit oordeel is hier niet meer van belang om nog te bezien of [X 2] mogelijk – rijdend buiten het festivalterrein in strikte zin – niet meer handelde onder verantwoordelijkheid van CaS.
4.4.8.[eiser] heeft bij conclusie van repliek CaS als organisator van het festival nog het verwijt gemaakt dat in de ziekenboeg van het festival nalatig is gehandeld. Dit verwijt is echter niet feitelijk onderbouwd en ook een juridische grondslag ervan heeft [eiser] niet genoemd. De rechtbank gaat aan dit verwijt dan ook voorbij.