3.1.Op grond van de niet of onvoldoende weersproken stellingen en de overgelegde producties wordt uitgegaan van de navolgende feiten:
De [naam eisers] zijn ieder voor 50% aandeelhouder van de besloten vennootschap [rechtspersoon] te [plaatsnaam] .
[rechtspersoon] heeft bij Achmea een Bedrijven Compact Polis afgesloten, waartoe onder meer behoort een Schade Verzekering Inzittenden met een verzekerd bedrag van € 1.000.000,= voor het voertuig BMW met kenteken [kentekennummer] , hierna de BMW.
Op 27 augustus 2013 heeft een ernstig ongeval plaatsgevonden, waarbij de door [eiser sub 1] bestuurde BMW meerdere malen over de kop is geslagen. [eiser sub 1] heeft als gevolg van dit ongeval ernstig letsel opgelopen met als gevolg dat hij lange tijd niet in staat geweest om zijn werkzaamheden binnen [rechtspersoon] te verrichten, althans niet op dezelfde manier als tevoren.
In het najaar 2013 hebben [naam eisers] rechtsbijstand gezocht in verband met de grote impact van het ongeval op de verdiencapaciteit van [eiser sub 1] en van de arbeidsongeschiktheid van [eiser sub 1] voor [rechtspersoon] .
Achmea heeft schaderegelingsbureau [man Y] Expertise een opdracht verstrekt voor het voeren van een schaderegelingsgesprek. Achmea heeft arbeidsdeskundige [naam arbeidsdeskundige] van Radar ingeschakeld.
Rond de jaarwisseling 2013/2014 hebben partijen gesproken over de noodzaak een bedrijfseconomische analyse en bijstand van een bedrijfseconoom teneinde — mede uit een oogpunt van schadebeperking en risicobeheersing - de continuïteit van de bedrijfsvoering van [rechtspersoon] nauwgezet te volgen en te waarborgen. Achmea kon zich verenigen met de inschakeling van een bedrijfseconomisch deskundige.
Partijen hebben in onderling overleg een vraagstelling opgesteld die zij aan de met instemming van beide partijen benoemde deskundige [naam deskundige] hebben uitgereikt. De deskundige heeft de hem verstrekte opdracht bevestigd bij brief van 17 maart 2014, welke brief door de [naam eisers] en Achmea voor akkoord is ondertekend.
Achmea heeft in aanvulling op de tot dan toe verstrekte voorschotten van in totaal
€ 80.000,=, op 27 februari 2014 als voorschot aan [eiser sub 1] € 50.000,= en als voorschot aan [eiser sub 2] € 25.000,= verstrekt.
De deskundige heeft partijen bij e-mailbericht van 27 juni 2014 een concept-rapportage toegezonden met het verzoek om daarop binnen 4 weken nadien te reageren. De [naam eisers] hebben daarop gereageerd bij brief van 8 juli 2014. Ondanks rappel van de deskundige bij e-mailbericht van 21 juli 2014 heeft Achmea niet op de concept-rapportage gereageerd.
Achmea heeft op 17 juli 2014 als voorschot aan [eiser sub 1] € 50.000,= en als voorschot aan [eiser sub 2] € 25.000,= verstrekt.
Op verzoek van Achmea heeft een bespreking met de deskundige plaatsgevonden op 10 september 2014. Daarbij was naast [man X] van Achmea ook de heer [man Y] aanwezig. Achmea deelde mede dat zij nog enkele stukken van (de accountant van) de [naam eisers] wenste te ontvangen en binnen 4 tot 6 weken alsnog schriftelijk zou reageren op de inhoud van de concept-rapportage.
De accountant van de [naam eisers] heeft de door Achmea gevraagde stukken aan Achmea toegezonden op 23 september 2014, waarbij gevoegd een brief met betrekking tot de benodigde aanvullende voorschotten t/m het 3e en 4 kwartaal 2014.
Achmea heeft op 21 november 2014 een aanvullend voorschot van € 45.000,= voldaan.
Achmea heeft in plaats van schriftelijk te reageren op de concept-rapportage van de deskundige, verzocht om een hernieuwde bespreking, welke op donderdag 27 november 2014 heeft plaats gevonden.
De deskundige heeft op 31 maart 2015 een definitieve rapportage aan partijen toegezonden, waarin hij een voorschot van € 35.000,= per kwartaal adviseert.
De [naam eisers] hebben Achmea bij brief van 22 april 2015 gesommeerd om zich wat betreft bevoorschotting te conformeren aan de verzamelstaat op pagina 38 van de definitieve rapportage van de deskundige, waar tot en met het tweede kwartaal 2015 een aanvullend voorschot van €161.249,= is vermeld en hebben tevens Achmea gevraagd om medewerking te verlenen aan een vervolgopdracht aan de deskundige ten behoeve van analyse over de periode vanaf april 2014.
Namens Achmea deelde [man Y] bij e-mailbericht van 22 mei 2015 mede dat
(a) partijen verschillend denken over de vaststelling van het verlies arbeidsvermogen van [eiser sub 1] ,
(b) de rapportage van de deskundige niet het verlies arbeidsvermogen maar verlies van de onderneming aangeeft en
(c) de reeds verstrekte voorschotten toereikend zijn voor de geleden schade.
Achmea stelt verder dat zij bereid is een lening te verstrekken van € 50.000,= en deelde mede:
“Hiermee hopen wij het acute probleem te hebben opgelost. Onze visies verschillen met betrekking tot het verlies arbeidsvermogen van uw cliënt. Om dit op te lossen en dus niet de volgende keer tegen hetzelfde probleem aan te lopen, komen wij zeer binnenkort met een voorstel hieromtrent.”
Dezelfde dag reageerden de [naam eisers] . Daarop reageerde [man Y] bij e-mailbericht van 29 mei 2015, waarin [man Y] aangaf wat het verlies arbeidsvermogen van een zelfstandig ondernemer naar haar mening in zijn algemeenheid behelst en hoe dit moet worden onderscheiden van de schade van de onderneming. [man Y] gaf aan dat over de vaststelling van het verlies arbeidsvermogen nog overleg moet worden gevoerd en dat zij met [man X] overleg zou plegen over het medisch traject, het arbeidsdeskundig traject en een eventueel vervolgbezoek nadat de rapportage van de arbeidsdeskundige en de medisch adviseur voorhanden zouden zijn.
De [naam eisers] hebben Achmea op 14 juli 2015 aangeschreven over alle hiervoor genoemde thema’s van de schaderegeling en hebben, onder overlegging van de medische adviezen, een traumatologische expertise voor [eiser sub 1] voorgesteld en verzocht om een vervolgbezoek van arbeidsdeskundige [naam arbeidsdeskundige] . Voorts hebben zij Achmea geïnformeerd dat [man Y] in gebreke was met het verstrekken van een voorstel om het (kennelijke) verschil over het verlies arbeidsvermogen op te lossen en dat het advies van de deskundige met betrekking tot de periodiek noodzakelijke benodigde bevoorschotting niet werden opgevolgd.
[man Y] deelde op 7 augustus 2015 aan de [naam eisers] mede dat zij de behandeling van het gehele dossier zou overnemen en dat daartoe, na wederzijdse vakanties, overleg zou plaatsvinden met [man X] , waarna [man Y] inhoudelijk op de zaak zou terugkomen.
Achmea heeft tot op heden aan voorschotten in totaal een bedrag van € 275.000,00 verstrekt aan [eiser sub 1] en een bedrag van € 50.000,00 aan [rechtspersoon] BV.
4. De beoordeling