ECLI:NL:RBZWB:2016:4595

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 juli 2016
Publicatiedatum
22 juli 2016
Zaaknummer
C/02/317216 / KG ZA 16-404
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
  • M. van den Heuvel
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontwikkeling van een managementovereenkomst naar een arbeidsovereenkomst en de verplichting tot doorbetaling van managementvergoeding

In deze zaak, die zich afspeelt in het kort geding, vorderen eisers, [eiser sub 1] en [eiser sub 2], dat VeKa Group en Portsight hen hoofdelijk veroordelen tot betaling van een managementvergoeding en andere emolumenten. De eisers stellen dat de managementovereenkomst is geëvolueerd naar een arbeidsovereenkomst, terwijl de gedaagden dit betwisten. De procedure is gestart na een conflict over de beëindiging van de managementovereenkomst, waarbij eisers stellen dat zij recht hebben op doorbetaling van hun loon en andere voordelen, zoals het gebruik van een auto en telefoon. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs is voor de stelling dat de managementovereenkomst is veranderd in een arbeidsovereenkomst. De vorderingen van eisers zijn grotendeels afgewezen, met uitzondering van de vordering tot het blijven verstrekken van de auto en telefoon. De rechtbank oordeelt dat de gedaagden de verplichting hebben om de auto en telefoon aan eiser sub 1 ter beschikking te blijven stellen, maar dat de vorderingen tot betaling van de managementvergoeding en immateriële schadevergoeding niet toewijsbaar zijn. De proceskosten worden aan de zijde van gedaagden toegewezen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Handelsrecht
Breda
zaaknummer / rolnummer: C/02/317216 / KG ZA 16-404
Vonnis in kort geding van 22 juli 2016
in de zaak van

1.[eiser sub 1] ,

wonende te [woonplaats eiser sub 1] ,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiser sub 2],
gevestigd te Werkendam,
eisers,
advocaat mr. A.M. van Cappelle te Rotterdam,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
VEKA GROUP BV,
gevestigd te Werkendam,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PORTSIGHT BV,
gevestigd te Werkendam,
gedaagden,
advocaat mr. S. Palm te Rotterdam.
Eisers worden hierna aangeduid met [eiser sub 1] en [eiser sub 2] , gedaagden met VeKa Group en Portsight.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 t/m 33;
  • de conclusie van antwoord met producties 1 t/m 40;
  • de brieven van 11 en 12 juli 2016 van mr. Van Cappelle, met producties 34 en 35;
  • de brief van 11 juli 2016 van mr. Palm, met productie 41 en 42;
  • de mondelinge behandeling;
  • de pleitnota van mr. Van Cappelle;
  • de pleitnota van mr. Palm.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.Het geschil

2.1.
[eiser sub 1] en [eiser sub 2] vorderen als voorlopige voorziening, samengevat,
1. VeKa Group en Portsight hoofdelijk te veroordelen om aan [eiser sub 2] tegen behoorlijk bewijs van kwijting maandelijkse voorschotten te betalen, gelijk aan het overeengekomen loon van € 18.150,= per maand, vanaf 1 april 2016 tot de dag waarop de overeenkomst rechtsgeldig is geëindigd, op de gebruikelijke wijze en tijdstippen;
2. VeKa Group te veroordelen om [eiser sub 1] het gebruik te blijven verschaffen van de auto met bijbehorende tankpas en tankvergoeding, door en voor rekening van VeKa Group, alsmede deze auto deugdelijk verzekerd te houden en van dit laatste een schriftelijk bewijs te verstrekken, op straffe van een dwangsom;
3. VeKa Group te veroordelen om [eiser sub 1] een telefoonabonnement te verstrekken ten behoeve van de mobiele telefoon onder nummer [telefoonnummer] , op straffe van een dwangsom;
4. VeKa Group te veroordelen tot afgifte aan [eiser sub 1] en [eiser sub 2] van kopieën van de onder 4 in het petitum van de dagvaarding genoemde bescheiden, op straffe van een dwangsom;
5. VeKa Group en Portsight hoofdelijk te veroordelen om aan [eiser sub 1] een voorschot op een immateriële schadevergoeding te betalen van € 10.000,=;
6. VeKa Group en Portsight hoofdelijk te veroordelen om aan [eiser sub 2] te betalen de wettelijke rente over alle gevorderde bedragen;
7. VeKa Group en Portsight hoofdelijk te veroordelen in de proceskosten, te vermeerderen met de nakosten en de wettelijke rente daarover.
2.2.
VeKa Group en Portsight hebben daartegen verweer gevoerd.
2.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

3.De beoordeling

3.1.
Tussen partijen staat het navolgende vast.
- VeKa Group is een 100%-dochteronderneming van Portsight.
- Portsight en VeKa Group maken onderdeel uit van een aantal vennootschappen, tezamen aangeduid met het VeKa Concern (hierna: VeKa)
- VeKa is als volgt opgebouwd: [eiser sub 1] en zijn broer [naam broer] houden via hun persoonlijke vennootschappen, [naam vennootschap] en [eiser sub 2] ieder 50% van de aandelen in Bolder the Netherlands BV (hierna: Bolder). Bolder is de moedermaatschappij van VeKa Schipping BV, Portsight en VeKa Properties Holding BV.
Buiten VeKa zijn [eiser sub 1] en [naam broer] ieder 50% aandeelhouder van VeKa Properties BV.
- VeKa houdt zich in het binnen- en buitenland onder meer bezig met het bouwen en verkopen van schepen.
- [eiser sub 1] en [naam broer] hebben tot en met 2013 samen (met een derde als CEO) de directie gevoerd van VeKa.
- Ten behoeve van de door [eiser sub 1] ten behoeve van VeK verrichte werkzaamheden stuurt Holding [eiser sub 1] maandelijks facturen naar Portsight. Aan [eiser sub 1] is door VeKa Group een auto Mercedes S63 AMG met kenteken 4- TFS-16 met bijbehorende tankpas ter beschikking gesteld alsmede een mobiele telefoon met nummer [telefoonnummer] met abonnement.
- VeKa verkeert sinds 2013 in financiële problemen. Zij staat daardoor onder bijzonder beheer bij de ABN AMRO-bank. ABN AMRO-bank heeft in ruil voor nieuwe leningen een pandrecht op alle aandelen van VeKa.
- Tussen [eiser sub 1] en [naam broer] is ruzie ontstaan.
- ABN-AMRO-bank heeft VeKa de opdracht gegeven om fors te gaan herstructureren. In verband met deze herstructurering is met ingang van 1 januari 2015 een extern deskundige, de heer [CEO van Veka] , benoemd als CEO van VeKa.
- [eiser sub 2] is inmiddels uitgeschreven als bestuurder van Bolder The Netherlands, BV Veka Poperties BV, Veka Shipping BV en Portsight BV.
- In het kader van de herstructurering is door het bestuur van VeKa besloten dat VeKa Shipping, waaraan [eiser sub 1] leiding gaf, met prioriteit wordt afgebouwd.
- Op 28 juli 2015 is tussen [eiser sub 2] , [naam vennootschap] en Portsight een vaststellingsovereenkomst gesloten, waarin zij zijn overeengekomen dat de managementvergoedingen over 2013 en 2014 ter grootte van € 460.000,= gezien de liquiditeitspositie van Portsight vooralsnog niet meer worden betaald of verrekend
- In de loop van 2015 is de vergoeding voor de door [eiser sub 1] ten behoeve van VeKa verrichte werkzaamheden door Portsight gewijzigd van € 30.000,= per maand in € 18.150,= per maand (inclusief BTW).
- Bij email 17 februari 2016 heeft [CEO van Veka] namens VeKa Group aan [eiser sub 1] bericht dat op grond van een tiental omschreven redenen besloten is de managementovereenkomst per direct te staken, dat zijn aanwezigheid op kantoor niet meer op prijs wordt gesteld en dat hij de hem ter beschikking gestelde telefoon en Mercedes uiterlijk 18 februari 2016 om 12.00 uur dient in te leveren. Voorts is aan [eiser sub 1] te kennen gegeven dat VeKa uiterlijk vrijdag 26 februari 2016 een voorstel tegemoet ziet hoe hij de rekeningcourant gaat inlossen en dat bij het uitblijven van een overeenkomst voor einde van februari 2016 de gehele vordering zal worden opgeëist.
- [eiser sub 1] heeft hiertegen bij emails van zijn advocaat van 18 februari 2016 en
1 maart 2016 bezwaar gemaakt.
- [eiser sub 1] en [eiser sub 2] hebben naar aanleiding van het gerezen geschil VeKa Group en Portsight gedagvaard in kort geding op vrijdag 1 april 2016
- In de brief van 30 maart 2016 aan de voorzieningenrechter bericht de advocaat van VeKa Group en Portsight dat Portsight de managementfee aan [eiser sub 2] blijft betalen tot het moment dat de managementovereenkomst op een rechtsgeldige wijze is beëindigd en dat [eiser sub 1] blijft beschikken over de Mercedes met tankpas en telefoonabonnement. Voorts is uitdrukkelijk vermeld dat wedertewerkstelling van [eiser sub 1] onder geen enkel beding kan worden toegestaan en dat de achterstallige fee over februari en maart inmiddels zijn overgemaakt
- Tussen partijen zijn daarna nieuwe geschillen gerezen en hebben schikkingsonderhandelingen plaatsgevonden. Deze hebben niet tot een oplossing van het geschil geleid, waarna een kort geding tussen partijen is bepaald op 25 mei 2016
- Bij mail van 25 april 2016 heeft [CEO van Veka] aan [eiser sub 1] bericht dat in verband met liquiditeitsproblemen de management fee over april niet (per omgaande) betaald kan worden.
- Tussen partijen is op 25 mei 2016 onderhandeld over een (allesomvattende) oplossing. Het kort geding van diezelfde datum heeft geen doorgang gevonden.
- Op 17 juni 2016 is door de advocaat van VeKa Group en Portsight een concept vaststellingsovereenkomst gestuurd naar de advocaat van [eiser sub 1] en [eiser sub 2] .
- Het concept is door partijen niet ondertekend.
Vorderingen 1, 2 en 3
3.2.
[eiser sub 1] en [eiser sub 2] stellen zich op het standpunt dat zolang de overeenkomst niet rechtsgeldig is geëindigd er recht bestaat op doorbetaling van loon en overige emolumenten, zoals het ter beschikking stellen van de Mercedes en telefoon. Zij voeren daartoe het navolgende aan.
3.3.
De managementovereenkomst is inmiddels geëvolueerd in een arbeids-overeenkomst. Dit blijkt uit het feit dat [eiser sub 1] in 2015 het directeurschap is ontnomen en hij sindsdien onder een sterke gezagsverhouding (van [CEO van Veka] ) werkt. [naam broer] en [CEO van Veka] hebben als directie meerdere malen eenzijdig het loon van [eiser sub 1] gehalveerd. [eiser sub 1] heeft de verplichting persoonlijk arbeid te verrichten tegen maandelijks loon en hem zijn ten behoeve van de werkzaamheden een auto en telefoon van de zaak verstrekt. De arbeidsovereenkomst kan slechts zonder inachtneming van een opzegtermijn worden beëindigd indien er sprake is van onverwijlde opzegging om een dringende reden als bedoeld in artikel 7:677 lid 1 BW. Hiervan is geen sprake. Het uitblijven van de toekomstige rol van [eiser sub 1] binnen VeKa Group is geen dringende reden, nog afgezien van het feit dat er passende herplaatsingsmogelijkheden binnen VeKa Group voorhanden zijn. Daarnaast betwisten [eiser sub 1] en [eiser sub 2] dat eerstgenoemde zich heeft schuldig gemaakt aan intimidatie, het verkondigen van onwaarheden, bedreigingen of ander laakbaar gedrag. Volgens [eiser sub 1] en [eiser sub 2] is het juist [naam broer] die zich schuldig maakt aan ernstig wangedrag, waardoor VeKa Group nadeel is toegebracht. Nu door VeKa Group ondubbelzinnig en bij herhaling is aangegeven dat wedertewerkstelling van [eiser sub 1] niet aan de orde is en onder geen enkel beding kan worden toegestaan, komt de omstandigheid dat [eiser sub 1] geen werkzaamheden verricht voor rekening van VeKa Group. Overigens is [eiser sub 1] nog steeds bereid om (passende) werkzaamheden te verrichten ten behoeve van VeKa Group met dien verstande dat nu sprake is van ziekte.
3.4.
Indien de overeenkomst is te duiden als een managementovereenkomst, is de schorsing daarvan in strijd is met de beginselen van redelijkheid en billijkheid, mede gelet op de lange duur van de overeenkomst, aldus [eiser sub 1] en [eiser sub 2] .
3.5.
Voorts stellen [eiser sub 1] en [eiser sub 2] dat door de advocaat van VeKa Group en Portsight bij brief van 30 maart 2016 expliciet en onvoorwaardelijk is toegezegd dat Portsight de managementfee aan Holding zal betalen tot het moment dat de managementovereenkomst op rechtsgeldige wijze is beëindigd. Partijen zijn dit ook op 25 mei 2016 overeengekomen, hetgeen blijkt uit de concept-vaststellingsovereenkomst.
3.6.
VeKa Group en Portsight betwisten dat [eiser sub 1] en [eiser sub 2] een spoedeisend belang hebben bij hun vorderingen, nu door [eiser sub 1] en [eiser sub 2] niet is aangetoond is dat er aan hun zijde sprake is van een financieel noodlijdende situatie.
3.7.
VeKa Group en Portsight betwisten dat de managementovereenkomst inmiddels zou zijn geëvolueerd in een arbeidsovereenkomst. Dit zou volgens hen in strijd zijn met de beginselen van het Nederlandse contractenrecht, de rechtszekerheid en de jurisprudentie.
3.8.
Veka Group en Portsight stellen voorts dat zowel in het geval de managementovereenkomst dient te worden gekwalificeerd als een betalingsvehicle voor winstuitkeringen als in het geval deze als een overeenkomst tot opdracht wordt aangemerkt, de vordering tot betaling van een managementfee niet toewijsbaar is.
Dit in het eerste geval gelet op de liquiditeitsproblemen bij VeKa. VeKa is door de bank verplicht de managementfee aan [eiser sub 2] en [naam vennootschap] vanaf april 2016 op te schorten. In het tweede geval omdat door [eiser sub 1] geen werkzaamheden meer worden verricht ten behoeve van VeKa. VeKa Group en Portsight stellen daartoe dat Portsight gerechtigd was de managementovereenkomst te staken, omdat door het wangedrag van [eiser sub 1] een verdere uitvoering daarvan onmogelijk was geworden. Hij verstoorde continu het proces om VeKa van de economische afgrond te redden, hij heeft met zijn gedrag de meest basale omgangsvormen binnen het bedrijf geschonden en communicatie met hem was niet (goed) mogelijk. Bovendien heeft hij zich niet coöperatief opgesteld om het concern te redden en heeft hij zich voornamelijk bezig gehouden met het opbouwen van een dossier tegen [naam broer] . In ieder geval bestaat Volgens VeKa Group en Portsight de verplichting tot betaling van management fee niet meer vanaf 25 mei 2016, omdat [eiser sub 1] en [eiser sub 2] toen bij akte (productie 27 bij conclusie van antwoord) hebben bevestigd dat geen uitvoering meer wordt gegeven aan de managementovereenkomst. Het aanbod van [eiser sub 1] om nog werkzaamheden ten behoeve van VeKa te verrichten is te vaag en bovendien niet in het belang van VeKa. Voorts betwist VeKa dat tussen haar en [eiser sub 2] een managementovereenkomst is overeengekomen.
3.9.
Ten slotte beroepen VeKa Group en Portsight zich op verrekening in de zin van artikel 6:127 BW, aangezien [eiser sub 2] aan Portsight de rekening-courant schuld van
€ 338.249,= dient te voldoen.
3.10.
De voorzieningenrechter overweegt dat de vordering 1 van [eiser sub 1] en [eiser sub 2] strekt tot betaling van een geldsom. Volgens vaste jurisprudentie met betrekking tot een voorziening in kort geding, bestaande in veroordeling tot betaling van een geldsom, is terughoudendheid op zijn plaats, en dienaangaande moeten naar behoren feiten en omstandigheden worden aangewezen die meebrengen dat een zodanige voorziening uit hoofde van onverwijlde spoed is geboden. Voor de vraag of plaats is voor toewijzing bij voorraad van een geldvordering in kort geding zal de voorzieningenrechter - naast het spoedeisend belang - voorts moeten onderzoeken of de vordering voldoende aannemelijk is, terwijl hij bij de afweging van de belangen van partijen mede het restitutierisico zal hebben te betrekken. De vraag of sprake is van voldoende spoedeisend belang is een zelfstandig vereiste, dat los van het al dan niet aannemelijk zijn van de vordering behoort te worden onderzocht.
3.11
De voorzieningenrechter is van oordeel dat in de onderhavige situatie mag worden aangenomen dat de niet betaling van managementfee als de onderhavige (€ 18.150,= per maand inclusief BTW) een spoedeisend belang met zich meebrengen. Er is niet gebleken van omstandigheden die dit anders maken.
3.12.
[eiser sub 1] en [eiser sub 2] hebben, gelet op de betwisting aan de zijde van Veka Group en Portsight, hun stelling dat de managementovereenkomst zich heeft ontwikkeld tot een arbeidsovereenkomst tussen [eiser sub 1] en één van beide gedaagden onvoldoende gemotiveerd onderbouwd. [eiser sub 1] stelt weliswaar dat hij maandelijks loon ontving, maar vaststaat dat de betalingen door Portsight op factuurbasis werden verricht, met vermelding van BTW aan [eiser sub 2] die de facturen verzond met vermelding “Portsight/Managementfee”. Ook de inhoud van een vaststellingsovereenkomst van 28 juli 2015 waarin Portsight enerzijds en [eiser sub 2] en [naam vennootschap] overeenkomen dat de managementvergoedingen over 2013 en 2014 gezien de liquiditeitspositie van Portsight vooralsnog niet meer worden betaald of verrekend, duidt niet op het bestaan van een arbeidsovereenkomst. Dat [naam broer] in een mail van 28 januari 2016 schrijft dat Roland ( [CEO van Veka] ) de baas is van [eiser sub 1] maakt nog niet dat ook feitelijk sprake is van een gezagsverhouding. Feiten of omstandigheden waaruit volgt dat daadwerkelijk sprake is geweest van een gezagsverhouding zijn onvoldoende gesteld of gebleken.
3.13.
Vaststaat dat sprake is van een managementovereenkomst nu beide partijen hiervan uitgaan. Volgens VeKa Group en Portsight betreft het evenwel een overeenkomst tussen [eiser sub 2] en Portsight. Door [eiser sub 1] en [eiser sub 2] zijn onvoldoende feiten of omstandigheden gesteld op grond waarvan het bestaan van een management-overeenkomst met VeKa Group en Portsight dient te worden aangenomen. De facturen van [eiser sub 2] waren gericht aan Portsight en ook uit de vaststellingsovereenkomst van 28 juli 2015 kan worden afgeleid dat VeKa Group geen partij bij de managementovereenkomst is. Het enkele feit dat de mail van 17 februari 2014 waarbij de “staking” van de managementovereenkomst is medegedeeld is verzonden door [CEO van Veka] als CEO van VeKa Group - overigens niet aan [eiser sub 2] maar aan [eiser sub 1] – maakt nog niet dat er vanuit moet worden gegaan dat (ook) sprake is van een managementovereenkomst met VeKa Group. De vordering tot (hoofdelijke) veroordeling van VeKa Group zal reeds om deze reden worden afgewezen.
3.14.
Niet gebleken is van het bestaan van een akte of andere schriftelijke vastlegging van de managementovereenkomst. VeKa Group en Portsight stellen dat de managementovereenkomst een overeenkomst sui generis is en in feite in de goede jaren is gebruikt als juridisch vehikel om aan de aandeelhouders zeer riante vergoedingen uit te keren, dan wel als een overeenkomst van opdracht. Indien sprake is van een overeenkomst als betalingsvehikel voor winstuitkeringen is een vooruitbetaling van deze winstuitkeringen thans geen plaats vanwege de liquiditeitspositie van het concern, aldus VeKa Group en Portsight. Indien sprake is van een overeenkomst van opdracht staat volgens VeKa Group en Portsight vast dat beide partijen daaraan inmiddels geen uitvoering meer aan willen geven. Uit de akte van 25 mei 2016 kan dit anders dan VeKa Group en Portsight stellen evenwel niet worden afgeleid, nu [eiser sub 1] en [eiser sub 2] in deze akte slechts de vordering tot toelating tot de werkplek niet langer hebben gehandhaafd. [eiser sub 1] en [eiser sub 2] stellen dat zij zich beschikbaar houden voor het verrichten van werkzaamheden met dien verstande dat [eiser sub 1] daartoe op dit moment niet in staat is wegens ziekte. [eiser sub 1] en [eiser sub 2] hebben voorts onweersproken gesteld dat in het verleden bij ziekte de managementfee door Portsight werd uitbetaald.
3.15.
In kort geding is geen plaats voor het horen van getuigen voor de precieze duiding van de managementovereenkomst waarvan in ieder geval thans geen tekst voorhanden is. Ten gunste van de lezing dat sprake is van een overeenkomst van opdracht geldt dat [eiser sub 1] daadwerkelijk werkzaamheden heeft verricht. Veronderstellenderwijs uitgaande van een overeenkomst van opdracht dient beoordeeld te worden of Portsight terecht een beroep heeft gedaan op opschorting van haar verplichtingen wegens toerekenbare tekortkoming van [eiser sub 2] . Hoewel de feiten die Portsight daartoe stelt en die door [eiser sub 1] en [eiser sub 2] grotendeels maar niet geheel worden betwist en die zich in kort-geding gelet op de aard van de verwijten niet allen laten vast stellen, is mede gelet op de hetgeen [eiser sub 1] en [eiser sub 2] zelf ten processe hebben aangevoerd over [naam broer] niet onaannemelijk dat de aandacht van [eiser sub 1] sedert enige tijd vooral is gericht op zijn strijd met [naam broer] en in veel mindere mate op de normale bedrijfsvoering van VeKa. In ieder geval is sprake van een betwiste geldvordering waarbij geldt dat de betwisting, in de zin van een geslaagde opschorting, door [eiser sub 1] en [eiser sub 2] niet afdoende is weerlegd. Gelet op hetgeen is overwogen in overweging 3.10 dient terughoudendheid te worden betracht bij het onder deze omstandigheden toewijzen van geldvorderingen.
Indien veronderstellenderwijs uitgegaan dient te worden van een overeenkomst sui generis als betalingsvehikel kan de omstandigheid dat Portsight geen winst maakt en dient te reorganiseren maken dat thans geen ruimte bestaat voor de uitbetaling van een managementfee, met dien verstande dat aan de niet-uitbetaling van de managementfee in het verleden in ieder geval gedeeltelijk wel een vaststellingsovereenkomst ten grondslag heeft gelegen en deze thans ontbreekt.
3.16.
De aard van deze overeenkomst en de feitelijke invulling van deze overeenkomst door partijen laat zich in kort geding niet voldoende vast stellen. Dit klemt ook ten aanzien van het beroep van [eiser sub 1] en [eiser sub 2] op de toezegging tot doorbetaling van de managementfee. VeKa Holding en Portsight hebben zich niet alleen beroepen op nieuwe opschortende omstandigheden na haar toezegging gelegen in nieuwe gedragingen van [eiser sub 1] die opschorting rechtvaardigen, maar ook op de recente mededeling van ABN-AMRO-bank dat onderdeel van de financieringsvoorwaarden is dat betaling van de managementfee niet is toegestaan. Gelet op het voorgaande lenen de vorderingen onder 1. zich bij deze stand van zaken niet voor toewijzing in kort geding.
3.17.
Daar komt bij dat Portsight tevens een beroep op verrekening heeft gedaan van de eventuele vordering van [eiser sub 2] met de schuld in rekening-courant van [eiser sub 2] . Portsight heeft de schuld in rekening-courant onderbouwd met productie 44 en productie 46 waarbij productie 46 een gedetailleerde opgave betreft van de totstandkoming van het huidige gestelde saldo. [eiser sub 2] heeft de juistheid van de rekening-courantoverzichten betwist alsmede dat sprake is van een opeisbare tegenvordering. Zij heeft gesteld dat de overzichten niet op juistheid kunnen worden gecontroleerd wegens gebrek aan informatie en het verbod aan [eiser sub 1] tot toegang tot het kantoor van VeKa. Mede in het licht van het feit dat de rekening-courantverhouding en de aflossing van de schuld die is ontstaan aan VeKa Group en Portsight al eerder tussen partijen aan de orde is geweest, deze voldoende is gespecificeerd in genoemde producties en er blijkens de overzichten per aanvang 2014 al sprake was van een schuld in rekening-courant tussen [eiser sub 2] en Portsight van nagenoeg dezelfde omvang als thans, kunnen [eiser sub 1] en [eiser sub 2] niet volstaan met betwisting van de vordering bij gebrek aan wetenschap. De vordering van Portsight op [eiser sub 2] uit rekening-courant staat daarmee voorshands vast. De opeisbaarheid van deze vordering is eveneens onvoldoende gemotiveerd betwist, mede gelet op het bepaalde in artikel 6:140 BW.
Nu het beroep van Portsight op verrekening van de eventueel verschuldigde managementfee met de vordering van Portsight slaagt, dient ook om deze reden het onder 1. gevorderde te worden afgewezen. Dit beroep op verrekening raakt ook het beroep van [eiser sub 1] en [eiser sub 2] op de toezegging van VeKa Holding en Portsight ter gelegenheid van het vorige kort geding nu verrekening ook een vorm van betaling betreft.
3.18.
Door [CEO van Veka] is ter terechtzitting toegezegd dat [eiser sub 1] de hem ter beschikking gestelde auto met bijbehorende tankpas en tankvergoeding, alsmede de telefoon kan blijven gebruiken totdat de managementovereenkomst tussen partijen is geëindigd. De auto is verzekerd en aan [eiser sub 1] zal een verzekeringsbewijs van de auto worden toegezonden. De vorderingen onder 2. en 3. zullen met inachtneming van het vorenstaande worden toegewezen. Gelet op de toezegging ziet de voorzieningenrechter op dit moment geen aanleiding tot het opleggen van een dwangsom.
vordering 4.
3.19.
Vast staat dat VeKa Group en Portsight de bescheiden genoemd in het petitum van de dagvaarding sub 4Aen 4E inmiddels aan [eiser sub 1] en Holding hebben overlegd, zodat zij geen belang meer hebben bij hun vordering op dit punt
3.20.
[eiser sub 1] en Holding stellen dat [eiser sub 1] op grond van artikel 843a Rv dan wel 2:217 BW als middellijk aandeelhouder recht heeft op inzage van de overige door hen verzochte bescheiden Zij stellen daartoe dat er besluiten worden genomen op bestuurs-niveau, zonder dat [eiser sub 1] daarbij wordt betrokken. Dit klemt te meer waar [eiser sub 2] als 50%-aandeelhouder wel daarvoor medeverantwoordelijk is en [eiser sub 1] een borgstelling heeft gegeven van € 5.000.000,=. Voorts bereiken [eiser sub 1] signalen dat het met de financiële positie van VeKa Group en Portsight minder slecht gesteld is dan zij doen voorkomen. Daarnaast heeft [eiser sub 1] geen inzage in het vermeende standpunt van de bank dat de op 25 mei 2016 bereikte overeenstemming over de zakelijke ontvlechting voor de bank niet akkoord is. Ten slotte hebben [eiser sub 1] en [eiser sub 2] gesteld dat zij inzage willen in stukken ter nadere bepaling van hun juridische positie.
Nu [eiser sub 1] iedere toegang tot de bedrijfsruimten van VeKa Group is ontzegd kunnen [eiser sub 1] en [eiser sub 2] de door hen benodigde bescheiden niet zelf opzoeken of verkrijgen.
3.21.
VeKa Group en Portsight hebben het navolgende gesteld.
Ad 4B: (omzetbegroting): Aan de [eiser sub 1] /Holding zijn de financiële gegevens reeds op 17 januari 2015 overgelegd in het kader van het herstructureringsplan. De omzetbegroting zal worden besproken op de aandeelhoudersvergadering.
Ad 4C: (Notulen aandeelhoudersvergadering en vergaderingen MT) Buiten de jaarlijkse aandeelhoudersvergaderingen zijn er geen aandeelhoudersvergaderingen belegd. Van de MT-vergaderingen zijn tot september 2015 notulen opgemaakt. Dit betreffen evenwel operationele verslagen. Over deze stukken zal op de aandeelhoudersvergadering toelichting worden gegeven.
Ad 4D/4H: (document afstand directeurschap [eiser sub 1] ) Dit stuk is niet in het bezit van VeKa Group en/of Portsight.
Ad 4F: (correspondentie met ABN AMRO-Bank): [eiser sub 1] en Holding hebben geen rechtens te respecteren belang bij hun verzoek. Zij beschikken met de reeds aan hen verstrekte stukken over voldoende informatie om hun verdere financiële belangen te kunnen behartigen. Het betreft bovendien uiterst gevoelige informatie.
Ad 4G: (managementovereenkomsten): Hiervan bestaan geen schriftelijke akten.
3.22.
Door [eiser sub 1] en [eiser sub 2] is in het licht van het verweer van VeKa Group en Portsight onvoldoende onderbouwd dat de onder 4D/4H en 4G genoemde stukken daadwerkelijk bestaan. Dit brengt met zich mede dat de vordering ten aanzien van deze stukken wordt afgewezen.
Door [CEO van Veka] is ter terechtzitting toegezegd dat VeKa aan [eiser sub 1] en [eiser sub 2] zijn aanstellingsbrief ter beschikking stelt nu deze van belang is voor de positie van [eiser sub 1] en [eiser sub 2] . De voorzieningenrechter gaat ervan uit dat [CEO van Veka] zijn toezegging gestand zal doen.
3.23.
Door [eiser sub 1] en [eiser sub 2] is onvoldoende onderbouwd dat er behoudens de jaarlijkse aandeelhoudersvergaderingen meerdere aandeelhoudersvergaderingen hebben plaatsgevonden waarvan schriftelijke vastleggingen bestaan. Voor wat betreft de omzetbegroting 2016 en de notulen van de MT-vergaderingen hebben VeKa Group en Portsight zich bereid verklaard daarover in de aandeelhoudersvergadering toelichting te geven en aan [eiser sub 1] en [eiser sub 2] desgewenst daarin inzage te verlenen. De voorzieningenrechter is van oordeel dat VeKa Group en Portsight daarmee voldoen aan de op hen uit artikel 2:217 BW voortvloeiende verplichting tot inzage. [eiser sub 1] en [eiser sub 2] kunnen aan voormeld artikel niet meer rechten ontlenen. Voor zover zij hun vordering tot afgifte van kopieën baseren op artikel 843 a Rv hebben zij daartoe onvoldoende gesteld. De vordering wordt ten aanzien van de stukken 4B en 4C daarom afgewezen.
3.24.
De vordering tot afgifte van kopiën van de correspondentie van VeKa Group en/of haar dochtermaatschappijen met ABN AMRO-bank (4F) wordt eveneens afgewezen. Door [eiser sub 1] en Holding is onvoldoende gesteld voor toewijzing van deze vordering op grond van artikel 843a. Bovendien is gebleken van zwaarwegende belangen tegen de afgifte van de kopieën aan de zijde van VeKa en Portsight. Het betreft gevoelige bedrijfsinformatie en de vrees is gerechtvaardigd dat gelet op de omvangrijke ruzie tussen [eiser sub 1] en [naam broer] met deze informatie onvoldoende prudent zal worden omgegaan. Bovendien heeft [CEO van Veka] ter terechtzitting toegezegd zijn medewerking te verlenen aan een gesprek tussen [eiser sub 1] , bijgestaan door zijn financiëel adviseur/accountant, een contactpersoon van de bank en [CEO van Veka] , een en ander buiten aanwezigheid van [naam broer] .
vordering 5.
3.25.
[eiser sub 1] stelt dat door de handelwijze van VeKa Group en Portsight zijn eer en goede naam ernstig zijn aangetast. Veka Group heeft door de overeenkomst abrupt te staken en aan personeel en (zaken)relaties mede te delen dat [eiser sub 1] niet meer werkzaam is bij Veka Group het beeld doen ontstaan dat er sprake is van een ernstig vergrijp.
Door de handelwijze van VeKa Group ondervindt [eiser sub 1] ernstige spanningsklachten. Deze worden bovendien versterkt doordat hij wordt bedreigd door mensen uit het criminele milieu ( in opdracht van broer [naam broer] en vader [naam vader] ). Een voorschot van
€ 10.000,= wordt redelijk geacht.
3.26.
Veka Group en Portsight stellen zich op het standpunt dat er geen grond is voor het betalen van een (voorschot op) immateriele schadevergoeding. Indien en voor zover [eiser sub 1] schade heeft geleden door het staken van de managementovereenkomst, heeft hij dat aan zijn eigen handelwijze te wijten. Bovendien is er naar hun mening geen spoedeisend belang bij de vordering.
3.27.
De vordering strekt tot betaling van een geldsom en door VeKa Group en Portsight is gemotiveerd verweer gevoerd. Partijen zullen hun standpunten nader middels bewijs dienen te onderbouwen, hetgeen het bestek van dit kort geding te buiten gaat. Hoe de bewijsvoering in de bodemprocedure op deze punten zal aflopen laat zich in dit kort geding niet met voldoende zekerheid voorspellen om daarop verantwoord te kunnen vooruitlopen. Nu niet met enige mate van zekerheid kan worden aangenomen dat de rechter, oordelend in de bodemzaak ten minste het bedrag van het thans gevorderde voorschot zal toewijzen, zal de vordering worden afgewezen
Vordering 6.
3.28.
Voor de toewijzing van deze vordering bestaat gelet op al het vorenstaande geen grond.
Vordering 7.
3.29.
[eiser sub 1] en [eiser sub 2] zullen als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van VeKa Group en Portsight worden begroot op:
- griffierecht € 1.929,00
- salaris advocaat
816,00
Totaal € 2.745,00
3.30.
De veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten zullen dan ook worden toegewezen op de wijze als in de beslissing vermeld.

4.De beslissing

De voorzieningenrechter
veroordeelt gedaagde sub 1 om aan eiser sub 1 het gebruik te blijven verschaffen van de auto Mercedes type S63 AMB, kenteken [kenteken auto] met bijbehorende tankpas en tankvergoeding door en voor rekening van gedaagde sub 1, alsmede om deze auto deugdelijk verzekerd te houden en aan eiser sub 1 een verzekeringsbewijs te verstrekken;
veroordeelt gedaagde sub 1 om aan eiser sub 1 voor rekening van gedaagde sub 1 een telefoonabonnement te blijven verstrekken ten behoeve van de mobiele telefoon onder nummer [telefoonnummer] , gelijk aan het afgesloten abonnement;
veroordeelt eisers in de kosten van deze procedure, aan de zijde van gedaagden tot op heden begroot op € 2.745,= te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling;
veroordeelt eisers in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat eisers niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis hebben voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Van den Heuvel, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken op 22 juli 2016 in tegenwoordigheid van mr. Van de kar, griffier. [1]

Voetnoten

1.type: