ECLI:NL:RBZWB:2016:4648

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 juli 2016
Publicatiedatum
27 juli 2016
Zaaknummer
02/820859-14
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. Dekker
  • mr. De Weert
  • mr. Ebben
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van moord in Huijbergen met voorbedachte rade

In de strafzaak tegen de verdachte, die op 22 februari 2014 in Huijbergen betrokken was bij de moord op [slachtoffer], heeft de rechtbank geoordeeld dat de verdachte samen met medeverdachten handelde met voorbedachte rade. De verdachte werd beschuldigd van het medeplegen van moord, waarbij hij samen met anderen een plan had gesmeed om het slachtoffer te doden. De rechtbank heeft vastgesteld dat er voldoende bewijs was voor de betrokkenheid van de verdachte, waaronder telefoongegevens, getuigenverklaringen en forensisch bewijs. De verdachte ontkende enige betrokkenheid, maar de rechtbank concludeerde dat hij op cruciale momenten aanwezig was en dat zijn rol in de voorbereiding en uitvoering van de moord niet te ontkennen viel. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 jaar, met aftrek van de tijd die in voorarrest is doorgebracht. Daarnaast is er een schadevergoeding toegewezen aan de benadeelde partij, de echtgenote van het slachtoffer, voor de geleden schade als gevolg van de moord.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/820859-14
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 26 juli 2016
in de strafzaak tegen
[medeverdachte 6] [achternaam verdachte 7]
geboren op [datum en plaats] )
gedetineerd in het Detentiecentrum Schiphol, Huis van Bewaring te Badhoevedorp
raadsman mr. M.G. Cantarella, advocaat te Den Haag

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 30 juni en 4 en 7 juli 2016, waarbij de officieren van justitie, mr. Smale en mr. Emmen, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. Het onderzoek ter terechtzitting is op 12 juli 2016 gesloten.

2.De tenlastelegging

Verdachte staat terecht, terzake dat:
hij op of omstreeks 22 februari 2014 te Huijbergen (gemeente Woensdrecht),
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [initiale] [slachtoffer]
opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade van het leven heeft beroofd,
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) met dat opzet en al dan
niet na kalm beraad en rustig overleg, met een vuurwapen een kogel in het
hoofd van die [slachtoffer] geschoten, als gevolg waarvan die [slachtoffer] is overleden;

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met de medeverdachten het slachtoffer heeft vermoord. Zij baseert zich daarbij op de verklaring van [medeverdachte 1] , de verklaringen van getuigen [getuige 1] en [getuige 2] , de telecom-gegevens van verdachte en [medeverdachte 1] op 22 februari 2014, de contacten met [medeverdachte 2] , de in de auto aangetroffen handschoen en de resultaten van het DNA-onderzoek en het schotrestenonderzoek.
Naast deze bewijsmiddelen wijst de officier van justitie voorts op de uitlatingen die verdachte in februari 2015 heeft gedaan in de penitentiaire inrichting. Hij zou op 7 februari 2015 hebben aangegeven dat hij, samen met een broer van een medegedetineerde, een moord had gepleegd, dat hij problemen verwachtte met deze persoon en overplaatsing wilde.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte voert aan dat verdachte dient te worden vrijgesproken vanwege gebrek aan bewijs. In dat verband wijst de raadsman allereerst op de verklaring van [medeverdachte 1] . Deze verklaring is onbetrouwbaar en derhalve is de waarde daarvan zeer beperkt. Voorts acht de raadsman geen ruimte voor de conclusie dat sprake is van medeplegen, aangezien op grond van het dossier de rol van verdachte bij het feit niet kan worden vastgesteld. Hij heeft niet geschoten en is niet in de buurt geweest van het schietincident. Zo, anders dan de verdediging voorstaat, wel vastgesteld kan worden dat verdachte op de plaats delict is geweest, dan geldt dat niet kan worden geconcludeerd dat er sprake was van wetenschap bij verdachte dat er een moord gepleegd ging worden. Evenmin is er op basis van dit dossier voldoende technisch bewijs voorhanden. De telecomgegevens plaatsen verdachte niet direct op de plaats delict en geven geen link naar de moord nu de inhoud van bepaalde sms-berichten, met name die berichten van vlak na het schietincident verstuurd, niet te achterhalen is. Evenmin geven volgens de raadsman de conclusies ten aanzien van het op de handschoen aangetroffen DNA alsmede van het uitgevoerde schotrestenonderzoek uitsluitsel over het feit of verdachte heeft geschoten. Tot slot wijst de raadsman nog op het feit dat de verklaringen van horen zeggen van de medewerkers van de PI niet kunnen worden gebruikt voor het bewijs.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vaststelling van de feiten
Op zaterdag 22 februari 2014 om 21.06 uur werd bij de ambulancedienst van de meldkamer in Tilburg melding gedaan van een onwelwording aan de [straatnaam] 57 te Huijbergen. Naar aanleiding van deze melding gingen meerdere politie-eenheden ter plaatse. Op de oprit van [straatnaam] 57 te Huijbergen werd een man aangetroffen die op zijn rug lag, met zijn voeten in de richting van een zwarte personenauto, merk Lexus met Litouws kenteken [kenteken] [1] .
Naast de man lag een grote plas bloed op de grond. De man was gewond aan de rechterzijde van zijn hoofd en uit de wond kwam naast bloed ook een andere substantie [2] . De man bleek te zijn [voornaam] [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum] . Ambulancebroeders ter plaatse deelden de aanwezige verbalisanten mee dat de wond sterk leek op een schotwond van een vuurwapen [3] .
Het slachtoffer werd met een traumahelikopter overgebracht naar het Universitair Ziekenhuis te Antwerpen, waar hij in de nacht van 22 op 23 februari 2014 om 04.30 uur overleed. Om de doodsoorzaak te onderzoeken werd door het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) sectie verricht. Bij sectie werd een inschotverwonding rechts aan het behaarde hoofd gezien met een schotkanaal van rechts naar links door de grote hersenen. Er was een projectiel in de hersenen. Er was veel begeleidende bloeduitstorting in en naast het schotkanaal met ernstige hersenkneuzing en hersenzwelling. Het overlijden werd volgens de patholoog zonder meer verklaard door functieverlies van de hersenen [4] . Als doodsoorzaak werd vastgesteld een bij leven opgelopen schotverwonding aan het hoofd [5] .
In opdracht van het Openbaar Ministerie te Breda werd een Team Grootschalige Opsporing (TGO) geformeerd onder de naam TGO Hainichen.
De vrouw van het slachtoffer, [naam 1] , heeft verklaard dat zij zag en hoorde dat haar man rond 21.00 uur met de auto de poort binnenreed. Ze hoorde dat de motor werd afgezet en zag dat de koplampen uit gingen. Ze hoorde dat het portier openging en weer werd gesloten. Ze hoorde voetstappen en meteen daarna hoorde ze haar man zwaar ademen. Ze is naar buiten gerend en zag haar man op de grond liggen. Hij reageerde niet op aanspreken [6] .
Naar aanleiding van de melding kwamen de noodhulp en de forensisch en technische recherche ter plaatse. Op het dak van voornoemde Lexus werd een patroonhuls aangetroffen en veiliggesteld en voorzien van SIN-nummer AAGX7653NL [7] [8] . In de woning werd in een slaapkamer een in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen.
[straatnaam] betreft een voormalig vakantiepark buiten de bebouwde kom van de gemeente Huijbergen. Het park is gelegen in het bosgebied genaamd: Staartsche Duinen. Het park heeft één centrale openbare toegangsweg [straatnaam] genoemd, welke zich na ongeveer 100 meter splitst in twee rondes door het park. Perceel [straatnaam] 57 betreft het derde perceel links van die splitsing.
Tussen de doorgaande weg en perceel [straatnaam] 57 is links voor het perceel een grasstrook en rechts een met betonklinkers betegelde toerit, die doorloopt op het perceel.
Perceel [straatnaam] 57 betreft een rechthoekig omheind perceel met op de linkerachterhoek een vrijstaande woning. Het deel rechts van de woning, nagenoeg de helft van het perceel, is betegeld met betonklinkers. De omheining bestaat uit houten hekken tussen betonpalen en heeft een hoogte van circa 1.80 meter. Aan de voorzijde is de rechterhelft van het hek een elektronisch bedienbaar schuifhek. Het overige deel van het perceel is omgeven door een houten omheining. Linksvoor op het perceel, tussen de omheining en de woning, is een grasveld.
Aan de binnenzijde van het hek, aan de zijkanten van het schuifhek, zitten sensoren, zogenaamde veiligheids-fotocellen. Deze zorgen ervoor dat het hek niet sluit als er zich iets tussen bevindt [9] .
Door de politie werd een buurtonderzoek gestart en een aantal getuigen gehoord.
Getuige Meesters, bewoner van [straatnaam] 9 , verklaarde dat zij op vrijdag 21 februari 2014 om 20.00 uur twee mannen uit de richting van [straatnaam] 57 zag lopen. Het betrof een lange man en een beduidend kortere man. Het viel de getuige op dat de mannen te voet kwamen en te voet het park verlieten richting de manege. Voorts zag de getuige dat de kortere man een lichtbruine schoudertas om zijn schouder droeg [10] .
Getuige [getuige 2] , bewoonster van [straatnaam] 2 , verklaarde dat zij vrijdag 21 februari 2014 omstreeks 20.00 uur ging wandelen en toen twee mannen door de straat zag lopen ter hoogte van [nummer 1] . Een van de mannen was ongeveer 180 cm lang en de tweede man was ongeveer 165 cm lang, had donkerbruine ogen en droeg een tas die leek op een laptoptas [11] . [getuige 2] heeft de kleine man aangekeken en zag dat hij donker haar had en bruine ogen en dat hij een Europees uiterlijk had. Hij was wel donker maar niet van huidskleur. Hij had donkere ogen, zwart haar netjes geknipt, plat kort model kapsel. Hij had een gladde huid. Het was een mooie jongen. Hij had een normaal ovaal gezicht. Hij had mooie wenkbrauwen met een goeie vorm [12] .
Zaterdag 22 februari 2014 ging getuige [getuige 2] wederom rond 20.00 uur wandelen en zag zij dezelfde mannen als die zij vrijdag 21 februari 2014 had gezien. Zij zag de mannen wederom bij [nummer 1] en zij zag dat de langere man over de schutting van [nummer 1] keek [13] . [getuige 2] is toen verder gelopen om haar rondje af te maken. Toen zij nadat zij haar rondje had gelopen de straat van haar woning inliep, zag zij dat de mannen haar tegemoet kwamen lopen. Ze is toen haar woning voorbijgelopen, heeft gewacht tot de mannen verder liepen en zij ze niet meer zag en is toen snel naar haar woning gelopen. Toen zij thuiskwam, zag zij dat de weerman van het achtuurjournaal zijn praatje hield en hieruit maakte [getuige 2] op dat zij 15 tot 20 minuten heeft gewandeld.
Getuige [getuige 1] heeft op zaterdag 22 februari 2014 rond 20.00-20.15 uur een donkere auto op de parkeerplaats bij de manege zien staan. Het was de enige auto op dat moment. Het kenteken begon met een Z, daarna volgde een N of een G en de kentekenplaat was wit met zwarte letters. Toen zij na ongeveer 20 minuten terugkwam, zag zij tussen de ingang van de parkeerplaats en de [straatnaam] twee mannen lopen. Voornoemde auto stond nog op dezelfde plaats [14] .
Afgezien van enkele MMA-meldingen en een anonieme brief waarin werd gemeld dat [voornaam] [slachtoffer] een conflict zou hebben met [naam 2] , kwam het onderzoek naar de moord niet veel verder en werd het in mei 2014 zonder resultaat stilgelegd.
Op 30 mei 2014 werd in Duitsland [voornaam 2] [medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ) gehoord in verband met betrokkenheid bij een inbraak en het bezit van amfetamine. Tegenover zijn verhoorder, commissaris Grün, verklaarde [medeverdachte 1] na afloop van het verhoor dat hij informatie had over een moord in Nederland.
Op 3 juni 2014 werd het onderzoeksteam Hainichen in kennis gesteld van het feit dat in Duitsland [voornaam 2] [medeverdachte 1] was aangehouden en dat hij spontaan had verklaard over betrokkenheid bij een moord gepleegd op 22 februari 2014 in Huijbergen. [medeverdachte 1] werd hierover op 4 juni 2014 door de Duitse politie nader gehoord. Naar aanleiding van die verklaring werd hij op 4 juni 2014 als verdachte van overtreding van artikel 289 van het Wetboek van Strafrecht aangemerkt. Op 10 en 11 juni 2014 werd hij in het kader van een rechtshulpverzoek door Nederlandse ambtenaren nader gehoord.
[medeverdachte 1] verklaarde dat hij door een vriend uit Bosnië eind januari 2014 in contact was gebracht met [voornaam 3] [medeverdachte 3] (hierna: [medeverdachte 3] ) en [voornaam 4] [medeverdachte 4] (hierna: [medeverdachte 4] ). Bij een bezoek met [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] aan [medeverdachte 2] , waren twee personen genaamd [medeverdachte 5] en [medeverdachte 6] ook in de woning. Er was iets misgegaan met een drugstransport en [medeverdachte 6] had een chauffeur nodig. [medeverdachte 2] gaf zijn navigatiesysteem en een briefje met het adres van een paardenstal in de omgeving waar het latere slachtoffer [slachtoffer] werd gedood aan [medeverdachte 6] . [medeverdachte 5] zei herhaaldelijk tegen [medeverdachte 6] dat hij het die dag moest afwerken. [medeverdachte 6] en [medeverdachte 1] zijn naar het adres van de paardenstal gereden en [medeverdachte 6] is naar de woning van het slachtoffer gelopen. Na een paar uur kwam [medeverdachte 6] terug en vertelde dat de man niet thuis was. Zij hebben die nacht in de auto geslapen in de buurt van de paardenstal en zijn de volgende dag naar Renesse gegaan waar zij de dag hebben doorgebracht. In de avond is [medeverdachte 6] weer naar de woning van de man gelopen, terwijl [medeverdachte 1] bij de auto wachtte. Na ongeveer twee of drie uur kwam [medeverdachte 6] aangerend met een pistool met geluiddemper in zijn hand en vertelde [medeverdachte 6] dat hij de man had verwond. Ze zijn naar Antwerpen gereden waar zij de volgende ochtend in een café [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 5] hebben ontmoet. In het café gaf [medeverdachte 5] geld en amfetamine aan [medeverdachte 6] voor de succesvolle liquidatie.
Naar aanleiding van voornoemde verklaringen van [medeverdachte 1] werd een onderzoek ingesteld naar de identiteit van de betrokkenen waarover hij had verklaard [15] . Hieruit bleek dat met [medeverdachte 5] bedoeld werd [medeverdachte 5] [achternaam verdachte 6] , geboren [datum en adres] (hierna: [achternaam verdachte 6] ) [16] . Uit onderzoek bleek voorts dat met [voornaam 4] [medeverdachte 2] bedoeld werd [voornaam 4] [medeverdachte 2] , [datum en adres] [17] [datum en adres] De door [medeverdachte 1] genoemde [medeverdachte 6] bleek na onderzoek te zijn; [medeverdachte 6] [achternaam verdachte 7] , geboren op [datum en adres] (hierna: [achternaam verdachte 7] ) [18] [19] . Voornoemde [achternaam verdachte 7] , [medeverdachte 2] en [achternaam verdachte 6] werden op 20 juni 2014 als verdachten aangemerkt.
Telefoonnummers in gebruik bij verdachten
De rechtbank dient allereerst vast te stellen welke telefoonnummers in gebruik zijn geweest bij de verdachten en de door [medeverdachte 1] genoemde [voornaam 4] [medeverdachte 4] en [voornaam 3] [medeverdachte 3] . Gedurende het onderzoek is een aantal telefoonnummers getapt, zijn de historische verkeersgegevens opgevraagd en is er een aantal telefoons inbeslaggenomen onder de verdachten.
[achternaam verdachte 6]
Uit een CIOT-bevraging blijkt dat op het GBA-adres van [achternaam verdachte 6] het telefoonnummer [nummer 2] is afgegeven. In het kader van het onderzoek werd de telecommunicatie gevoerd met het telefoonnummer [nummer 2] opgenomen en afgeluisterd. In een tapgesprek op 3 juli 2014 werd door de man die de inkomende oproep aannam gezegd “Goedemiddag met [medeverdachte 5] ”. Gevraagd naar de postcode en het huisnummer zei dezelfde man “ [adres 1] ”. Ten slotte werd aan de man gevraagd “ [achternaam verdachte 6] ”, waarop de man zei “Klopt”. De postcode en het huisnummer corresponderen met het GBA-adres van [achternaam verdachte 6] [20] . Uit de CIOT-gegevens en de inhoud van dit tapgesprek kan naar het oordeel van de rechtbank worden opgemaakt dat [achternaam verdachte 6] de gebruiker is van het telefoonnummer
[nummer 2].
Binnen het onderzoek Hainichen zijn de historische verkeersgegevens gevorderd van voornoemd telefoonnummer [nummer 2] , in gebruik bij [achternaam verdachte 6] , over de periode 23 juni 2013 tot en met 23 juni 2014. Voorts zijn de historische verkeersgegevens gevorderd van telefoonnummer [nummer 3] over de periode van 14 juli 2013 tot en met 14 juli 2014. De historische gegevens van [nummer 3] zijn vergeleken met de historische verkeersgegevens van [nummer 2] . Hierbij is gekeken naar de zendmast locatiegegevens van geregistreerde contacten van de telefoonnummers [nummer 3] en [nummer 2] in de periode van 19 januari 2014 en 10 maart 2014, waarbij er maximaal tien minuten tijdsverschil zit tussen het moment van contact van het ene telefoonnummer en het moment van contact van het andere telefoonnummer. In deze periode zijn er 35 gevallen waarin het geregistreerde contact van de ene telefoon binnen tien minuten van het geregistreerde contact van de andere telefoon ligt. Op alle 35 momenten liggen de aangestraalde zendmastlocaties in de zeer nabije omgeving van elkaar. Dit wijst er naar het oordeel van de rechtbank op dat de telefoonnummers [nummer 3] en [nummer 2] door dezelfde persoon worden gebruikt. Daarbij komt dat het telefoonnummer [nummer 3] in de gevorderde periode 66 contacten heeft met een telefoonnummer in gebruik bij [voornaam] [achternaam verdachte 6] , de echtgenote van [achternaam verdachte 6] . Ten slotte zijn de historische verkeersgegevens van [nummer 3] vergeleken met de historische ARS-gegevens van het kenteken [kenteken] in gebruik bij [achternaam verdachte 6] . In de periode van 21 januari tot en met 24 februari 2014 zijn er tien gevallen waarin een geregistreerd contact op [nummer 3] en een passage van het kenteken [kenteken] binnen tien minuten van elkaar geregistreerd zijn. Gelet op het voorgaande staat voor de rechtbank vast dat het telefoonnummer
[nummer 3]in gebruik is bij [achternaam verdachte 6] [21] .
Waar sprake is van sms-verkeer of telefoongesprekken afkomstig van de telefoonnummers [nummer 2] en [nummer 3] zal in het hiernavolgende worden vermeld dat het gaat om sms-verkeer dan wel telefoongesprekken van [achternaam verdachte 6] .
[medeverdachte 2]
heeft op 8 oktober 2014 verklaard dat hij al tien jaar gebruik maakt van het telefoonnummer [nummer 1] en dat hij dit nummer in 90 procent van de gevallen gebruikt [22] [23] . Bij de aanhouding van verdachte op 7 oktober 2014 werd een Iphone 5 inbeslaggenomen, voorzien van IMEInummer [imei nr] . Het nummer [nummer 1] werd gebruikt in die telefoon [24] .
Gelet op het vorenstaande neemt de rechtbank als vaststaand aan dat [medeverdachte 2] gebruik maakte van het telefoonnummer
[nummer 1]. Waar sprake is van sms-verkeer of telefoongesprekken afkomstig van dit telefoonnummer, zal in het hiernavolgende worden vermeld dat het gaat om sms-verkeer dan wel telefoongesprekken van [medeverdachte 2] .
Het telefoonnummer [nummer 4] staat bij het CIOT geregistreerd op naam van D. [medeverdachte 2] op het adres [adres 4] . [medeverdachte 2] heeft volgens de GBA vanaf 20 juli 2000 tot 8 oktober 2015 ingeschreven gestaan op voornoemd adres [25] . [medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij in zijn woning een vast telefoonnummer heeft en dat hij denkt dat dat het nummer [nummer 4] is [26] . Gelet op het vorenstaande neemt de rechtbank als vaststaand aan dat in de woning van [medeverdachte 2] gebruik werd gemaakt van het telefoonnummer
[nummer 4]. Waar sprake is van telefoongesprekken afkomstig van dit telefoonnummer, zal in het hiernavolgende worden vermeld dat het gaat om telefoongesprekken vanuit de woning van [medeverdachte 2] .
[medeverdachte 1]
Op 27 juni 2014 e-mailde de Duitse politie het onderzoeksteam dat [voornaam 2] verklaarde aan de Duitse politie dat hij het Duitse nummer [nummer 5] gebruikte [27] [28] .
Gelet op het vorenstaande neemt de rechtbank als vaststaand aan dat [medeverdachte 1] gebruik maakte van voornoemd telefoonnummer
[nummer 5].
Waar sprake is van sms-verkeer of telefoongesprekken afkomstig van dit telefoonnummer, zal in het hiernavolgende worden vermeld dat het gaat om sms-verkeer dan wel telefoongesprekken van [medeverdachte 1] .
[achternaam verdachte 7]
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat het telefoonnummer van [achternaam verdachte 7] in zijn telefoon staat opgeslagen onder de naam [voornaam 5] [29] . [achternaam verdachte 7] werd ook wel ‘ [alias] ’ genoemd [30] . De telefoons van [medeverdachte 1] zijn naar aanleiding van een gedaan rechtshulpverzoek uitgelezen door de Duitse politie. In de telefoons van [medeverdachte 1] stond onder de namen [voornaam 5] en ‘ [alias] ’ het telefoonnummer [nummer 6] opgeslagen [31] [32] .
Het telefoonnummer [nummer 6] maakte gebruik van een telefoon voorzien van het IMEI-nummer [imei nr 2] . De historische gegevens van het IMEI-nummer [imei nr 2] zijn gevorderd en hieruit blijkt dat het Kroatische nummer [nummer 7] in de gevorderde periode ook gebruik maakte van de telefoon voorzien van dit IMEI-nummer [33] .
Gelet op het vorenstaande neemt de rechtbank als vaststaand aan dat [achternaam verdachte 7] gebruik maakte van voornoemde telefoonnummers
[nummer 6]en
[nummer 7]. Waar sprake is van sms-verkeer of telefoongesprekken afkomstig van deze telefoonnummers, zal in het hiernavolgende worden vermeld dat het gaat om sms-verkeer dan wel telefoongesprekken van [achternaam verdachte 7] .
[voornaam 4] [medeverdachte 4]
Uit de door de Duitse politie aangeleverde gegevens afkomstig van de telefoons van [medeverdachte 1] volgt dat het nummer [nummer 8] opgeslagen staat onder de naam [alias 2] [34] . Naast voornoemd telefoonnummer is er ook een nummer ( [nummer 9] ) opgeslagen onder de naam [voornaam 4] [35] .
Op de bellijst van de telefoon van [medeverdachte 1] was te zien dat op 25 februari 2014 deze telefoon contact zocht met het telefoonnummer opgeslagen onder de naam [voornaam 4] ( [nummer 9] ) en dat er geen verbinding tot stand kwam. 21 seconden later belde de telefoon van [medeverdachte 1] uit naar [nummer 8] opgeslagen onder de naam [alias 2] [36] . Dit wijst erop dat de telefoonnummers bij dezelfde persoon in gebruik zijn.
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat (onder meer) [medeverdachte 4] , [medeverdachte 3] en [achternaam verdachte 7] en hij op de ochtend van 21 februari 2014 allen in de woning van [medeverdachte 2] aan de [adres 5] waren, dat hij met [achternaam verdachte 7] is weggegaan uit de woning en de anderen in de woning bleven [37] . [voornaam 4] [medeverdachte 4] heeft verklaard dat hij op 20 februari 2014 met [medeverdachte 1] naar Nederland is gereden naar de woning van [medeverdachte 2] en dat hij daar twee dagen is gebleven [38] . Uit de historische verkeersgegevens volgt dat het telefoonnummer [nummer 8] op 22 februari 2014 meerdere contactmomenten heeft en de telefoon bij al deze contactmomenten de zendmast gelegen aan de Grevelingenstraat 11 te Zierikzee aanstraalt. De zendmast Grevelingenstraat 11 te Zierikzee is de zendmast waarop de telefoons van [medeverdachte 2] het meest aanstralen. Deze ligt in de directe nabijheid van zijn woning aan de [adres 5] [39] .
Gelet op het vorenstaande neemt de rechtbank als vaststaand aan dat [voornaam 4] [medeverdachte 4] gebruik maakte van voornoemde telefoonnummers
[nummer 8]en
[nummer 9].
Waar sprake is van sms-verkeer of telefoongesprekken afkomstig van deze telefoonnummers, zal in het hiernavolgende worden vermeld dat het gaat om sms-verkeer dan wel telefoongesprekken van [voornaam 4] [medeverdachte 4] .
[medeverdachte 3]
[medeverdachte 1] verklaarde dat het telefoonnummer van [medeverdachte 3] in het telefoongeheugen van zijn telefoons, welke zijn in beslag genomen door de Duitse politie, is opgeslagen onder de naam [alias 3] , de bijnaam van [medeverdachte 3] [40] . Naar aanleiding van het door het door de Nederlandse politie gedane rechtshulpverzoek heeft de Duitse politie de gegevens van deze telefoons verstrekt. In deze gegevens stonden onder de naam " [alias 3] " twee telefoonnummers opgeslagen: [nummer 10] en [nummer 11] [41] .De telefoon met het nummer [nummer 11] [42] bevatte een aantal berichten waarin de gebruiker op 29 april gefeliciteerd werd. [medeverdachte 3] is op 29 april geboren. In een van deze berichten [43] werden de felicitaties gericht aan ' [alias 3] ' [44] .
Gelet op het vorenstaande neemt de rechtbank als vaststaand aan dat [voornaam 3] [medeverdachte 3] gebruik maakte van voornoemde telefoonnummers
[nummer 10]en
[nummer 11]. Waar sprake is van sms-verkeer of telefoongesprekken afkomstig van deze telefoonnummers, zal in het hiernavolgende worden vermeld dat het gaat om sms-verkeer dan wel telefoongesprekken van [voornaam 3] [medeverdachte 3] .
De periode voorafgaand aan en na de dood van [slachtoffer]
De rechtbank zal hieronder, op basis van de telefoongegevens, de ARS-gegevens, de bevindingen van de politie en de verklaringen van (mede)verdachten en getuigen, de volgende feiten en omstandigheden rondom de dood van [slachtoffer] vaststellen.
De telefoon van [achternaam verdachte 7] straalt voor het eerst op 2 februari 2014 een zendmast in Nederland aan en op 3 februari 2014 straalt de telefoon de zendmast aan de Grevelingenstraat 11 te Zierikzee aan [45] . Wanneer er vanuit de woning van [medeverdachte 2] met een mobiele telefoon contact wordt gemaakt, dan straalt deze aan op de mast aan de Grevelingenstraat 11 in Zierikzee [46] [47] .
Op 11 februari 2014 vinden er drie telefoongesprekken plaats tussen [achternaam verdachte 7] enerzijds en [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] anderzijds [48] .
Op 12 februari 2014 zijn er verschillende telefonische contacten tussen de nummers van [achternaam verdachte 6] en [medeverdachte 2] [49] . Om 18.05 uur vindt er een gesprek plaats tussen [achternaam verdachte 6] en [medeverdachte 2] waarbij zij beiden dezelfde zendmast in Goes aanstralen. [achternaam verdachte 7] en [medeverdachte 2] ontvangen even later, drie minuten na elkaar, vier sms-berichten van hun provider. Bekend is dat telecomproviders op het moment dat een mobiele telefoon gebruik maakt van een buitenlands netwerk, in dit geval België, sms-berichten sturen in verband met de kosten van gebruik in het buitenland. Om respectievelijk 22.50 uur en 22.52 uur stralen de telefoons van [achternaam verdachte 6] en [medeverdachte 2] wederom dezelfde zendmast in Goes aan [50] .
Om 20.36, 20.37 en 20.38 uur heeft [medeverdachte 2] sms-contact met [naam persoon] , waarbij de telefoon van [medeverdachte 2] een zendmast in Huijbergen aanstraalt. Tussen 20.46 uur en 21.24 uur heeft [medeverdachte 2] vier sms-contacten waarbij zijn telefoon zendmasten aanstraalt aan de Fortuinstraat en Antwerpsestraat te Hoogerheide. Aan de hand van de door de provider aangeleverde Cell ID kan de positie van de telefoon van [medeverdachte 2] ten tijde van de ontvangen en verzonden sms-berichten van 20.37 en 20.38 uur worden bepaald ten opzichte van de zendmast die werd aangestraald. Uit deze gegevens volgt dat [medeverdachte 2] zich in het dekkingsgebied bevond waaronder ook het adres [straatnaam] 57 te Huijbergen zich bevindt [51] .
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij van [medeverdachte 2] heeft gehoord dat [achternaam verdachte 7] een hele maand is voorbereid op de moord en dat zij [achternaam verdachte 7] verschillende locaties hebben laten zien, waaronder de zonnestudio [52] .
Op 18 februari 2014 maakt [medeverdachte 2] een bedrag van € 150,- via Western Union over naar [medeverdachte 1] . [medeverdachte 1] haalt dit geld op 19 februari 2014 om 06.59 uur op in München [53] . [medeverdachte 1] heeft verklaard dat voornoemd bedrag bedoeld was voor reiskosten naar Nederland omdat [medeverdachte 4] terug wilde naar Nederland voor een klus [54] .
Op 20 februari 2014 wordt om 21.35 uur vanaf het telefoonnummer van [achternaam verdachte 7] een sms gestuurd naar het nummer van [medeverdachte 1] met de tekst [adres 6] , dat is de stad en het adres, achter het huis parkeren, dan pik ik je op’ [55] . De telefoon van [achternaam verdachte 7] straalt op dat moment de zendmast aan die het meeste wordt aangestraald vanuit de woning van [medeverdachte 2] [56] . Om 21.58, 22.12 en 22.15 uur ontvangt [medeverdachte 3] een aantal sms-berichten, waarbij zijn telefoon achtereenvolgens zendmasten in Venlo, Helenaveen en Neerkant aanstraalt. Hieruit volgt dat hij zich in Nederland in westelijke richting verplaatst [57] . Uit de ARS-gegevens van de Renault Scenic met kenteken [kenteken] van [medeverdachte 1] volgt dat de auto zich op 21 februari 2014 om 01.31 uur op de N59 ter hoogte van Oude Tonge bevindt en om 02.11 uur op de N59 ten noorden van Zierikzee [58] . [medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij met [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] in zijn Renault Scenic vanuit München naar de woning van [medeverdachte 2] in Zierikzee is gereden [59] . Ook [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] hebben verklaard dat zij met [medeverdachte 1] vanuit München naar Zierikzee zijn gereden [60] [61] . [medeverdachte 2] , [medeverdachte 3] , [medeverdachte 4] , [medeverdachte 1] en [achternaam verdachte 7] brengen de nacht in de woning door [62] [63] .
Op 21 februari 2014 in de ochtend komt [achternaam verdachte 6] naar de woning van [medeverdachte 2] en spreekt hij met [medeverdachte 2] . [achternaam verdachte 6] zegt die ochtend herhaaldelijk tegen [achternaam verdachte 7] ‘maak het vandaag af’. Hij blijft benadrukken dat het die dag moet gebeuren. [medeverdachte 2] geeft op enig moment het navigatiesysteem uit zijn auto met een briefje erbij aan [achternaam verdachte 7] . Op het briefje staat het adres van de manege waar zij later de auto zullen parkeren [64] . [medeverdachte 1] voert dit adres in het navigatiesysteem in [65] . Uit de personenauto op naam en in gebruik bij [medeverdachte 2] is op 6 augustus 2014 onder meer een navigatiesysteem van het merk Tom Tom inbeslaggenomen en onderzocht door de digitale recherche. Uit het onderzoek aan de Tom Tom volgt dat tweemaal de bestemming Huijbergen, tweemaal de bestemming [straatnaam] 50 te Huibergen en tweemaal de bestemming [adres 8] is ingevoerd. Aan de [adres 8] was gelegen manege De Wolf. Voorts is tweemaal de bestemming [adres 9] ingevoerd. Uit onderzoek is gebleken dat aan de [adres zonnestudio] waar [slachtoffer] zich regelmatig ophield [66] .
[medeverdachte 1] en [achternaam verdachte 7] blijven na het overhandigen van het navigatiesysteem door [medeverdachte 2] eerst nog een aantal uren in de woning van [medeverdachte 2] en gaan dan samen weg [67] . Om 15.08 uur straalt de telefoon van [medeverdachte 1] nog de zendmast bij de woning van [medeverdachte 2] aan [68] . [achternaam verdachte 7] en [medeverdachte 1] rijden naar de manege [69] . Om 18.34 uur wordt de auto van [medeverdachte 1] geregistreerd, rijdend op de N59, vermoedelijk in oostelijke richting [70] . [achternaam verdachte 7] en [medeverdachte 1] rijden richting de parkeerplaats van de manege. Op aanwijzen van [achternaam verdachte 7] rijden ze nog een rondje over de [straatnaam] [71] . [achternaam verdachte 7] wijst daarbij naar woningen aan de rechterzijde en vertelt dat daar de woning van de betreffende persoon is waarmee hij moet onderhandelen [72] . Vervolgens parkeren zij de auto op de kleine parkeerplaats P2 [73] .
[achternaam verdachte 7] loopt vervolgens weg in de richting van de woning van [slachtoffer] , nadat hij tegen [medeverdachte 1] heeft gezegd dat hij elk half uur een rondje moet lopen. [achternaam verdachte 7] blijft urenlang weg en in de tussentijd loopt [medeverdachte 1] meerdere rondjes. Nadat [achternaam verdachte 7] terugkomt, vertelt hij dat de man er niet is en ze de andere dag terug zullen gaan [74] . [medeverdachte 1] heeft verklaard dat het mogelijk is dat [achternaam verdachte 7] en hij die avond samen een rondje hebben gelopen [75] . Getuige [getuige 2] en getuige [getuige 4] hebben die avond twee mannen zien lopen die uit de richting van [straatnaam] 57 kwamen [76] [77] .
[medeverdachte 1] en [achternaam verdachte 7] brengen de nacht in de auto in de omgeving van de [straatnaam] door [78] [79] . Zij keren die nacht niet naar de woning van [medeverdachte 2] terug [80] [81] .
De volgende ochtend rijden [achternaam verdachte 7] en [medeverdachte 1] naar Renesse en brengen zij daar de dag door op het strand [82] [83] [84] . Hier is ook een foto gemaakt van [achternaam verdachte 7] en [medeverdachte 1] op het strand [85] . Om 08.48 uur stuurt [achternaam verdachte 7] een sms-bericht naar [medeverdachte 4] waarbij de telefoon van [achternaam verdachte 7] een zendmast in Renesse aanstraalt [86] .
Om 18.01 uur rijdt de auto van [medeverdachte 1] over de N57 bij Serooskerke. Van 18.12 uur tot 19.34 uur wordt de auto ARS geregistreerd achtereenvolgens te Zierikzee, Bruinisse en Halsteren. Het is dan nog ongeveer 20 minuten rijden naar de [straatnaam] te Huijbergen [87] . [medeverdachte 1] en [achternaam verdachte 7] komen vervolgens aan in Huijbergen en parkeren de auto bij de manege [88] . Getuige [getuige 1] ziet rond 20.00 uur een auto met een witte kentekenplaat met zwarte letters, beginnend met ZG of ZN staan op de parkeerplaats bij de manege [89] . Getuige [getuige 2] ziet tussen 20.00 uur en 20.15 uur dezelfde twee mannen als die zij de dag ervoor zag lopen en ziet dat de grote man over de schutting bij [nummer 1] kijkt [90] . Getuige [getuige 1] ziet rond 20.20 uur twee mannen lopen in het gedeelte tussen de manege en de [straatnaam] [91] .
[achternaam verdachte 7] loopt na aankomst op de parkeerplaats wederom richting de woning van [slachtoffer] . Hij heeft [medeverdachte 1] gezegd ook naar de woning te komen wanneer hij een BMW of een Lexus voorbij ziet rijden. [medeverdachte 1] ziet op enig moment de Lexus de [straatnaam] oprijden en loopt dezelfde route als [achternaam verdachte 7] . Op het moment dat hij halverwege de straat is, hoort en ziet hij [achternaam verdachte 7] ineens en ziet hij dat [achternaam verdachte 7] een wapen in zijn hand heeft. [achternaam verdachte 7] zegt: ‘ik heb hem verwond, ik heb hem verwond’. [achternaam verdachte 7] rent naar de auto en [medeverdachte 1] rent hem achterna. Ze stappen in de auto en [achternaam verdachte 7] geeft [medeverdachte 1] aanwijzingen waar hij naartoe moet rijden. [achternaam verdachte 7] heeft een papiertje met wat adressen erop [92] .
Om 21.06 uur wordt de eerste melding bij de Regionale meldkamer ontvangen. Om 21.14 uur belt [achternaam verdachte 7] naar [medeverdachte 4] , waarbij de telefoon van [achternaam verdachte 7] de zendmast aan de Weg naar Wouw te Huijbergen aanstraalt en die van [medeverdachte 4] de zendmast Grevelingenstraat 11 in Zierikzee. Om 21.16 uur stuurt [achternaam verdachte 7] een sms-bericht naar [medeverdachte 4] , waarbij [achternaam verdachte 7] aanstraalt in Essen. Om 21.16 uur wordt er vanaf de vaste huislijn van [medeverdachte 2] gebeld naar het nummer van [achternaam verdachte 6] , dat op dat moment een zendmast in Vlissingen aanstraalt. Om 21.18 uur stuurt [achternaam verdachte 7] nogmaals een sms-bericht naar [medeverdachte 4] . Om 21.27 uur ontvangt [medeverdachte 1] een sms-bericht over datagebruik in België en straalt de telefoon een mast in Essen aan [93] .
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij vanaf de parkeerplaats is weggereden met [achternaam verdachte 7] en dat [achternaam verdachte 7] aangaf hoe hij moest rijden. Ze zijn met een aantal tussenstops, waaronder in Essen en bij een spoorwegstation en bij Mc Donalds, naar de haven in Antwerpen gereden waar zij de nacht doorbrengen. Ze kunnen niet hard rijden, omdat de motor van de auto oververhit raakt. [achternaam verdachte 7] gooit bij die verschillende stops spullen weg en in de haven gooit hij het wapen weg. [achternaam verdachte 7] heeft Essen ingetoetst op het navigatiesysteem [94] .
Onderzoek aan het navigatiesysteem heeft uitgewezen dat de bestemming Essen is ingevoerd [95] . Uit de triploggegevens verkregen uit voornoemd navigatiesysteem, volgt dat de auto waarin het navigatiesysteem zich bevindt op 23 februari 2014 van 00.16 uur tot en met 01.18 uur rijdt op de Sint Michielskaai te Antwerpen en van 07.49 uur tot en met 08.03 uur rijdt vanaf de Cockerillkaai naar de Italiëlei ter hoogte van de Goudbloemstraat. De Goudbloemstraat is gelegen in de directe nabijheid van café Pool Planet aan de Franklin Rooseveltplaats te Antwerpen [96] .
Om 23.03 uur belt [achternaam verdachte 7] tweemaal naar [medeverdachte 3] waarbij zijn telefoon een zendmast in Schoten, België, aanstraalt. Om 00.15 uur belt [achternaam verdachte 7] naar [medeverdachte 3] , waarbij de telefoon van [achternaam verdachte 7] in Merksem, België, aanstraalt. [97]
Op 23 februari 2014 om 07.55 uur wordt er vanaf de vaste huislijn van [medeverdachte 2] gebeld naar [medeverdachte 1] . Om 09.22 uur belt [achternaam verdachte 7] naar [medeverdachte 3] , waarbij [achternaam verdachte 7] ’ telefoon aanstraalt op een zendmast aan de Franklin Rooseveltplaats 1A te Antwerpen. Om 09.26 uur belt [achternaam verdachte 6] naar [medeverdachte 2] waarbij [achternaam verdachte 6] ’s telefoon een zendmast in Vlissingen aanstraalt en die van [medeverdachte 2] een zendmast in Zierikzee. Om 09.29 uur belt [achternaam verdachte 7] naar [medeverdachte 3] . [medeverdachte 3] straalt aan in Zierikzee en [achternaam verdachte 7] in Antwerpen. Om 11.14 uur belt [achternaam verdachte 6] naar [medeverdachte 2] waarbij [achternaam verdachte 6] aanstraalt in Bergen op Zoom en [medeverdachte 2] in Antwerpen. Om 12.58 uur straalt de telefoon van [achternaam verdachte 6] nog een zendmast in Bergen op Zoom aan, om 13.54 uur een zendmast in Vlissingen en om 14.34 uur een zendmast in Antwerpen [98] .
[medeverdachte 1] heeft verklaard dat hij de volgende morgen met [achternaam verdachte 7] naar een café in Antwerpen is gegaan. [medeverdachte 1] parkeert de auto op ongeveer 200 meter van het café op het gras waar de auto later is weggesleept [99] [100] . [medeverdachte 2] , [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] komen ook naar dat café, genaamd Pool Planet. Later komt ook [achternaam verdachte 6] [101] [102] . [achternaam verdachte 7] wordt in het café door iedereen gefeliciteerd. [medeverdachte 2] is een aantal keren aan het bellen en loopt in en uit het café [103] [104] . [medeverdachte 2] heeft tussen 09.26 uur en 17.15 uur zestien maal telefonisch contact met [achternaam verdachte 6] [105] . [achternaam verdachte 6] brengt geld en drugs mee naar Antwerpen en na zijn aankomst in café Pool Planet overhandigt hij dit aan [achternaam verdachte 7] als beloning voor de succesvolle klus [106] .
[medeverdachte 2] vraagt op enig moment aan [medeverdachte 1] om de navigatie uit de auto te halen. [medeverdachte 1] merkt op het moment dat hij naar de auto wil lopen dat deze niet meer op zijn plaats staat. De auto blijkt te zijn weggesleept [107] . [medeverdachte 2] en [achternaam verdachte 6] helpen om de auto terug te vinden [108] . [medeverdachte 1] gaat met [achternaam verdachte 7] , [medeverdachte 2] en [achternaam verdachte 6] naar de plaats waar de auto staat en haalt daar de navigatie en zijn tas en laptop uit de auto. [achternaam verdachte 7] maakt de auto schoon met een vloeistof die hij van [achternaam verdachte 6] heeft gekregen [109] .
Het forensisch onderzoek
De auto van [medeverdachte 1] , de Renault Scenic met kenteken [kenteken] , is op 11 juni 2014 door de Nederlandse politie inbeslaggenomen [110] . Aan en in voornoemde auto is een onderzoek naar sporen verricht en de veiliggestelde sporen en sporendragers zijn inbeslaggenomen. Op de zitting van de rechtervoorstoel lag een zwarte handschoen die werd veiliggesteld [AAHE5664NL]. Aan de bestuurdersstoel was een klaptafel bevestigd en tussen deze klaptafel en de rugleuning, zat een paar leren zwarte handschoenen, die eveneens werden veiliggesteld [AAHE5700NL] [111] .
In het kader van het onderzoek werd een jas inbeslaggenomen onder [medeverdachte 1] . Deze jas werd op 24 juli 2014 ter beschikking gesteld van team Forensisch Onderzoek voor nader onderzoek en werd gewaarmerkt met SIN-nummer: AAGZ1860NL [112] .
De binnenkant van de kraag van voornoemde jas is bemonsterd gericht op celmateriaal van de drager(s) van de jas. Deze bemonstering werd veiliggesteld als AAGZ1860NL#01 voor een DNA-onderzoek. Uit dit onderzoek volgt dat aan de binnenzijde van de kraag een DNA-profiel van een man ‘onbekende man B’ is aangetroffen en dat de matchkans kleiner dan één op één miljard is [113] . Uit de auto van [medeverdachte 1] werd voorts een aantal goederen inbeslaggenomen en onderzocht op sporen. Van een koffiebeker (Douwe Egberts) [AAHE5652NL] en een peuk [AAHE5669NL] werd een bemonstering veiliggesteld [114] . Het DNA-profiel van het celmateriaal in de bemonstering AAHE5652NL#01 is eveneens afkomstig van onbekende man B. Ten aanzien van dit DNA-profiel is een match gevonden met een DNA-profiel van een spoor uit een andere zaak. Deze matchende DNA-profielen zijn geregistreerd onder DNA-profielcluster 29145. Dit betekent dat (een deel van) het celmateriaal in de bemonsteringen in DNA-profielcluster 29145 afkomstig kan zijn van dezelfde onbekende man. Het spoor [AAHE5669NL] (peuk) werd eveneens opgenomen in het DNA-profielcluster 29145 en dit matchte met een DNA-profiel van een persoon in de Duitse DNA-databank [115] . Op basis van een rechtshulpverzoek werd door de Duitse autoriteiten gemeld dat deze persoon beteft: [voornaam 2] [medeverdachte 1] , geboren te [geboorte datum en plaats 2] [116] [117] .
De handschoenen, de jas en de op de plaats delict inbeslaggenomen huls zijn onderzocht. Uit de huls [AAGX7653NL] zijn schotresten veiliggesteld en voor nader onderzoek is een deel van de veiliggestelde schotresten uit de huls overgebracht op een stub. De mouwen van de jas en de buitenzijde van de handschoen [AAHE5664NL] zijn bemonsterd met stubs uit onderzoekssets schiethanden. Op de stubs zijn deeltjes met verschillende elementsamenstellingen aangetroffen. Er worden twee categorieën anorganische schotrestdeeltjes onderscheiden; categorie A- en categorie B-deeltjes. Categorie A-deeltjes zijn deeltjes met een elementsamenstelling die karakteristiek is voor schotrestdeeltjes. Categorie B-deeltjes zijn deeltjes met een elementsamenstelling die overeenkomsten vertoont met die van schotrestdeeltjes. In deze categorie is de kans dat de deeltjes een andere bron van herkomst hebben dan een schietproces groter dan bij deeltjes uit categorie A. Op de stubs waarmee delen van de mouwen van de jas zijn bemonsterd, zijn zeven categorie A-deeltjes aangetroffen. Met het aantreffen van categorie A-deeltjes wordt een vrijwel zekere relatie aangetoond met een schietproces. Op de stubs waarmee de buitenzijde van de handschoen [AAHE5664NL] is bemonsterd, zijn circa 2500 categorie A-deeltjes aangetroffen. Met het aantreffen van categorie A-deeltjes wordt een vrijwel zekere relatie aangetoond met een schietproces [118] .
Door het NFI is aanvullend onderzoek naar de schotresten gedaan. Er is een vergelijkend schotrestenonderzoek uitgevoerd tussen de aangetroffen deeltjes op de mouwen van de jas, de deeltjes op de handschoen [AAHE5664NL] en de deeltjes uit de huls. Bij het vergelijkend schotrestenonderzoek zijn de kenmerken van de verzamelingen deeltjes die zijn aangetroffen op mouwen van de jas, de handschoen en de huls met elkaar vergeleken. Het vergelijkend schotrestenonderzoek werd beschouwd aan de hand van twee sets hypothesen, waarbij een uitspraak is gedaan over de waarschijnlijkheid van de bevindingen in het licht van de hypothesen.
Op basis van de vraagstelling zijn de volgende hypothesen geformuleerd:
Hypothese J1: De deeltjes die zijn aangetroffen op de bemonsteringen van de jas [AAGZ1860NL] hebben dezelfde bron van herkomst als de deeltjes die zijn aangetroffen op de schotrestenbemonstering van de huls [AAGX7653NL].
Hypothese J2: De deeltjes die zijn aangetroffen op de bemonsteringen van de jas [AAGZ1860NL] hebben een andere bron van herkomst dan de deeltjes die zijn aangetroffen op de schotrestenbemonstering van de huls [AAGX7653NL].
Hypothese H1: De deeltjes die zijn aangetroffen op de bemonsteringen van de handschoen [AAHE5664NL] hebben dezelfde bron van herkomst als de deeltjes die zijn aangetroffen op de schotrestenbemonstering van de huls [AAGX7653NL].
Hypothese H2: De deeltjes die zijn aangetroffen op de bemonsteringen van de handschoen [AAHE5664NL] hebben een andere bron van herkomst dan de deeltjes die zijn aangetroffen op de schotrestenbemonstering van de huls [AAGX7653NL].
De deskundige is tot de conclusie gekomen dat de bevindingen van het onderzoek iets waarschijnlijker zijn wanneer hypothese J1 juist is, dan wanneer hypothese J2 juist is en dat de bevindingen van het onderzoek iets waarschijnlijker zijn wanneer hypothese H1 juist is, dan wanneer hypothese H2 juist is.
Ten aanzien van het verschil in aangetroffen A-deeltjes op de jas en op de handschoen (7 tegenover 2500) heeft de deskundige geconcludeerd dat de bevindingen met betrekking tot de handschoen beter passen bij een primaire overdracht (door zelf schieten of zich dichtbij het vuurwapen bevinden tijdens het schieten) dan bij een secundaire overdracht (aanraken van een met schotresten besmet voorwerp), terwijl voor de jas geldt dat de bevindingen net zo goed passen bij een primaire overdracht als bij een secundaire overdracht [119] .
De binnenkant van de handschoen [AAHE5664NL] is bemonsterd gericht op celmateriaal van de drager(s) van de handschoen. Deze bemonstering is als AAHE5664NL#01 veiliggesteld voor DNA-onderzoek. Er is een match gevonden met de DNA-profielen in DNA-profielcluster 29323. Het DNA-profiel van N. [achternaam verdachte 7] RAAY7269NL maakt deel uit van dit DNA-profielcluster Dit betekent dat de bemonstering AAHE5664NL#01 celmateriaal bevat dat afkomstig kan zijn van N. [achternaam verdachte 7] . De matchkans is kleiner dan één op één miljard [120] .
De betrouwbaarheid van de verklaringen van [medeverdachte 1]
De verdediging heeft aangevoerd dat de verklaringen van [medeverdachte 1] niet gebruikt kunnen worden voor het bewijs, omdat deze verklaringen onbetrouwbaar zijn. De rechtbank overweegt dat [medeverdachte 1] op 30 mei 2014, terwijl hij gehoord werd over andere strafbare feiten die hij zou hebben gepleegd in Duitsland, spontaan een verklaring heeft afgelegd over iets dat in Nederland gebeurd moest zijn. Hij heeft op 4 en 10 juni 2014 verder verklaard over deze gebeurtenis. De recherche heeft het onderzoek naar de dood van [slachtoffer] , dat was stil gelegd, naar aanleiding van de verklaringen van [medeverdachte 1] heropend en is onderzoek gaan doen naar zijn verklaringen. Zijn verklaringen over de gebeurtenissen op 20, 21 en 22 februari 2014 worden op vele onderdelen bevestigd door objectieve gegevens zoals ARS-gegevens, gegevens van zendmasten voor het gebruik van mobiele telefoons, het aantreffen van het navigatiesysteem van verdachte en de daarin gevonden gegevens, en getuigenverklaringen van bewoners van de [straatnaam] . [medeverdachte 1] is vervolgens nog vele malen gehoord over de voornoemde gebeurtenissen. Hij heeft daarbij steeds een authentiek en consistent verhaal verteld, dat in de loop der tijd nauwelijks is gewijzigd. Dit verhaal heeft hij bovendien verteld op een moment dat hij niet kón weten dat het in grote lijnen zou worden ondersteund door uit het politieonderzoek naar voren komende objectieve gegevens. De rechtbank acht deze verklaring daarom betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs.
De rechtbank overweegt verder als volgt.
De betrokkenheid van verdachte
Verdachte ontkent iets met de dood van [slachtoffer] te maken te hebben. Hij heeft hem niet door het hoofd geschoten, noch is hij in de buurt geweest van het schietincident. Verdachte is niet direct noch indirect betrokken bij dood van [slachtoffer] .
[medeverdachte 1] heeft kortgezegd verklaard dat hij op vrijdag 21 februari 2014 in zijn auto met verdachte naar Huijbergen, de woonplaats van het latere slachtoffer, is gereden. Hij heeft het adres van een nabij de bewuste woning gelegen manege ingevoerd in de TomTom en heeft zijn auto bij de manege geparkeerd. Die avond hebben ze het latere slachtoffer niet gezien, waarna ze de nacht in de buurt van Huijbergen in de auto hebben doorgebracht. In de vroege ochtend van zaterdag 22 februari 2014 zijn zij weer naar Huijbergen gegaan, waar bleek dat [slachtoffer] er niet was. Vervolgens zijn ze samen in de auto van [medeverdachte 1] naar Renesse gegaan. Aan het eind van de dag zijn ze teruggereden naar Huijbergen. [achternaam verdachte 7] is naar de woning van het latere slachtoffer gelopen, terwijl verdachte in de buurt van de auto op hem heeft gewacht. Na enige tijd kwam verdachte terug van de woning, met een pistool met geluiddemper in zijn hand. Hij riep dat hij hem verwond had. Vervolgens zijn ze via Essen naar Antwerpen gereden.
Aanwezigheid van verdachte in Huijbergen
Op 21 februari 2014 om 18.34 uur wordt de auto van [medeverdachte 1] geregistreerd, rijdend op de N59, vermoedelijk in oostelijke richting. Verdachte en [medeverdachte 1] reden naar het adres dat door laatstgenoemde was ingevoerd op de navigatie. Dat was het adres van de manege aan de Staartsestraat te Huijbergen, zo verklaart [medeverdachte 1] . Om 22.23 uur en 22.57 uur straalt de GPS van het voertuig van [medeverdachte 1] aan op een zendmast te Essen (Be) [121] . Op 22 februari 2014 om 06.27 uur wordt er vier keer een sms bericht verzonden naar het nummer van [medeverdachte 1] , wiens telefoon op dat moment aanstraalde in Huijbergen [122] . Verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] verklaren dat zij samen de 22ste februari in Renesse zijn geweest, hetgeen tevens blijkt uit aldaar genomen foto’s waarover verdachten verklaren dat zij zichzelf daarop herkennen en dat zij daar op het strand zijn gemaakt [123] [124] . Blijkens de ARS-gegevens begeeft de auto van medeverdachte [medeverdachte 1] zich om 18.01 uur op de N57 te Serooskerke, om 18.12 uur op de N59 te Zierikzee, om 18.23 uur op de N59 te Bruinisse en om 19.34 uur te Halsteren. Om vervolgens, zo verklaart [medeverdachte 1] , weer samen in Huijbergen aan te komen en de auto te parkeren bij de manege aldaar. Dit wordt bevestigd door getuige [getuige 1] . Zij verklaart dat zij op 22 februari 2014 rond 20.00 uur een vreemde auto op de parkeerplaats zag staan. Ze zag de letters ZG of ZN in de kentekenplaat. Het betrof een witte kentekenplaat met zwarte letters. Niet veel later zag zij tussen de parkeerplaats bij de manege en de ingang van de [straatnaam] twee mannen lopen. Vaststaat dat het kenteken van het door [medeverdachte 1] gehuurde voertuig luidt ZG 1167 G.
Getuige [getuige 2] , een bewoonster van de [straatnaam] , verklaart dat zij op 21 februari 2014 rond 20.00 uur is gaan wandelen. Zij zag toen twee personen door de straat lopen waarvan zij zeker weet dat het mannen waren en dat de een groter was dan de andere man. Zij kwam deze mannen tegen ter hoogte van [nummer 1] . De volgende dag op 22 februari 2014 ging zij weer rond 20.00 uur een paar rondjes door de straat lopen. Zij zag dezelfde mannen als die zij de dag ervoor had gezien. Zij zag hen wederom bij [nummer 1] . Deze keer zag zij dat de mannen stil bleven staan bij de poort van [nummer 1] . De grote man ging vervolgens op zijn tenen tegen de schutting staan om zo over de schutting te kunnen kijken van [nummer 1] . Op het moment dat zij thuis kwam was de weerman van het journaal op televisie. De rechtbank gaat ervanuit dat dit tussen 20.15 en 20.30 uur moet zijn geweest.
Verdachte belt op 22 februari om 21.14 uur naar [medeverdachte 4] , waarbij zijn telefoon aanstraalt op de zendmast aan de Weg naar Wouw te Huijbergen en stuurt hem om 21.16 uur en 21.18 uur een sms-bericht, waarbij een zendmast in Nispen wordt aangestraald.
Op grond van het voorgaande kan worden vastgesteld dat het verdachte is geweest die samen met [medeverdachte 1] op 21 en 22 februari 2014 in Huijbergen is geweest. Immers de verklaring van [medeverdachte 1] wordt op dit punt ondersteund door ARS- en telefoongegevens en bovendien is zijn auto in de buurt van de [straatnaam] gezien door getuige [getuige 1] . Daarnaast bevestigt getuige [getuige 2] de aanwezigheid tot twee keer toe op de [straatnaam] te Huijbergen van twee mannen waarvan de één een stuk langer is dan de andere. De telefoon van verdachte straalt niet lang na het fatale schot aan op een zendmast in Huijbergen. Verdachte heeft weliswaar verklaard dat hij tegelijkertijd met [medeverdachte 1] de woning in Zierikzee op 21 februari 2014 heeft verlaten en dat hij met hem de dag erna in Renesse is geweest, maar hij heeft zich voor het overige met betrekking tot de gebeurtenissen op 21 en 22 februari 2014 beroepen op zijn zwijgrecht. Zo heeft hij niets verklaard over waar hij is geweest nadat hij de woning in Zierikzee met [medeverdachte 1] had verlaten, hoe hij in Renesse is gekomen, alwaar hij samen met [medeverdachte 1] was en waarom zijn telefoon op 22 februari om 21.14 uur, dus kort nadat het fatale schot is gelost in Huijbergen aanstraalde. Dit had, anders dan door de raadsman is betoogd, wel degelijk op zijn weg gelegen nu het hier gaat om feiten en omstandigheden die de rol van verdachte in de dood van [slachtoffer] betreffen en die daarom om een uitleg van verdachte vragen. Voorgaande in onderling verband en samenhang bezien plaatst verdachte naar het oordeel van de rechtbank in Huijbergen op zowel 21 als 22 februari 2014. Dat verdachte, zoals hij verklaart, op zaterdag 22 februari 2014 goud en spullen aan het verkopen was, wordt gelet op het voorgaande als ongeloofwaardig gepasseerd, nu dit bovendien niet nader met concrete feiten en omstandigheden wordt onderbouwd.
De schutter
Er is forensisch onderzoek verricht naar een handschoen aangetroffen op de rechtervoorstoel in de auto van [medeverdachte 1] en nog een jas die op aanwijzen van [medeverdachte 1] in beslag is genomen. De jas is gedragen door [medeverdachte 1] , zo leidt de rechtbank af uit de verklaring van [medeverdachte 1] . Het DNA-onderzoek aan de jas bevestigt deze verklaring. Op grond van het DNA-onderzoek aan de handschoen, waaruit volgt dat in de handschoen celmateriaal is aangetroffen dat matcht met het DNA-profiel van verdachte (matchkans 1 op 1 miljard), stelt de rechtbank vast dat verdachte de handschoen heeft gedragen. Voor zowel de jas als de handschoen geldt dat een vrijwel zekere relatie is aangetoond met een schietproces. In het vergelijkend schotrestenonderzoek is vastgesteld dat de hypothese dat de schotrestdeeltjes op respectievelijk de jas en de handschoen dezelfde bron van herkomst hebben als de deeltjes op de bemonstering van de huls die is aangetroffen op de auto van [slachtoffer] , iets waarschijnlijker is dan de hypothese dat deze deeltjes een andere bron van herkomst hebben dan de deeltjes op de huls. Gelet op de verklaring van [medeverdachte 1] over het schietincident, in combinatie met bovenstaande bevindingen, staat voor de rechtbank vast dat de handschoen en de jas een relatie hebben met het schietincident waarbij [slachtoffer] is gedood.
Nader onderzoek heeft uitgewezen dat het aantreffen van de hoeveelheid schotrestdeeltjes op de handschoen beter past bij een primaire overdracht (door zelf schieten of zich dichtbij het vuurwapen bevinden tijdens het schieten) dan bij secundaire overdracht (aanraken van een met schotresten besmet voorwerp). Ten aanzien van het aantreffen van de hoeveelheid schotrestdeeltjes op de jas is geconcludeerd dat dit net zo goed past bij een primaire overdracht als bij een secundaire overdracht. De rechtbank overweegt dat hieruit niet zonder meer kan worden geconcludeerd dat de drager van de handschoen, zijnde verdachte de schutter is geweest, ook gelet op het feit dat de jas na het schietincident nog enige tijd is gedragen, terwijl de handschoen voortdurend in de auto heeft gelegen. De deskundige heeft immers aangegeven dat de kans groot is dat het aantal schotrestdeeltjes door dagelijks gebruik van de jas afneemt.
Zoals reeds is overwogen heeft verdachte verklaard met [medeverdachte 1] in Renesse te zijn geweest, maar heeft zich voor het overige waar het gaat om de gebeurtenissen op 21 en 22 februari 2014 op zijn zwijgrecht beroepen. Ook voor het aantreffen van de schotrestdeeltjes op de handschoen met zijn DNA heeft verdachte geen verklaring gegeven, terwijl [medeverdachte 1] over het aantreffen van de schotrestdeeltjes op de jas heeft verklaard dat deze hierop gekomen kunnen zijn doordat verdachte de jas in de auto met de handschoen heeft aangeraakt. Hierbij wordt in aanmerking genomen het naar het oordeel van de rechtbank vaststaande feit dat verdachte en [medeverdachte 1] in zijn auto direct zijn gevlucht vanuit Huijbergen naar uiteindelijk Antwerpen. Zo blijkt immers uit de verklaring van [medeverdachte 1] , die wordt ondersteund door aanstralingen op zendmasten van de telefoons van beiden op deze route en de onderzochte triplog-gegevens. En daarbij komt verder dat de auto in gebruik was bij [medeverdachte 1] , hetgeen een aanwijzing kan zijn dat hij de chauffeur is geweest.
Dan is voorts nog in voormeld verband het volgende van belang. Uit het dossier is niet gebleken dat [medeverdachte 1] aanwezig is geweest bij de daadwerkelijke uitvoering van het schietincident. Hij heeft zelf verklaard dat hij na aankomst in Huijbergen een rondje heeft gelopen over de [straatnaam] met verdachte en dat hij daarna bij de auto heeft gewacht. Voorts heeft hij verklaard dat hij de Lexus van [slachtoffer] heeft gezien en dat hij vervolgens richting het huis is gelopen, alwaar hij verdachte aan zag komen rennen, roepend: “Ik heb hem verwond”. [medeverdachte 1] is die bewuste zaterdagavond tussen 20.00 en 20.15 uur gezien bij de woning van [slachtoffer] . Uit de verklaring van de echtgenote van [slachtoffer] dat haar man rond 21 uur met de auto de poort binnen reed en het feit dat de melding van de onwelwording rond 21.06 uur werd gedaan kan worden afgeleid dat [slachtoffer] kort voor het tijdstip van de melding is neergeschoten. Hieruit volgt dat er ruim een half uur is verstreken tussen de aanwezigheid van [medeverdachte 1] bij de woning van [slachtoffer] en het schietincident.
Gelet op het voorgaande staat voor de rechtbank vast dat verdachte degene is geweest die [slachtoffer] door het hoofd heeft geschoten.
Medeplegen
Voor de kwalificatie medeplegen is vereist dat sprake is van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen. Daartoe dient de intellectuele en/of materiële bijdrage aan het delict van voldoende gewicht te zijn. Indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering, maar uit gedragingen die met medeplichtigheid in verband worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht) moet de rechter, in het geval hij toch tot een bewezenverklaring van het medeplegen komt, dat medeplegen nauwkeurig motiveren. Bij de beoordeling van de vraag of sprake is van medeplegen moet rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip. De bijdrage van de medepleger kan ook zijn geleverd in verscheidene gedragingen voor en/of tijdens en/of na het strafbare feit. Ook is niet uitgesloten dat de bijdrage in hoofdzaak vóór het strafbare feit is geleverd. In de bewijsvoering zal dan toegelicht moeten worden dat en waarom de bijdrage van verdachte van voldoende gewicht is geweest. Dat geldt in nog sterkere mate indien het hoofdzakelijk gaat om gedragingen die na het strafbare feit zijn verricht. Een geringe rol of het ontbreken van enige rol in de uitvoering van het delict zal in dergelijke uitzonderlijke gevallen moeten worden gecompenseerd, bijvoorbeeld door een grote(re) rol in de voorbereiding.
De rechtbank overweegt dat voldoende is komen vast te staan dat bij het doden van [slachtoffer] naast verdachte ook [medeverdachte 2] en [achternaam verdachte 6] als medepleger zijn betrokken. Uit de bewijsmiddelen volgt dat sprake is van planmatig handelen en een gezamenlijk doel. De medeverdachten hebben een wezenlijke bijdrage aan de uitvoering van het plan geleverd. Dit brengt met zich dat er in de uitvoering van het plan bewust en nauw is samengewerkt door de medeverdachten. De rechtbank stelt in dit verband vast dat [medeverdachte 2] en verdachte op 12 februari 2014 kort na elkaar vier sms-berichten van hun provider ontvangen, hetgeen erop duidt dat ze gebruik maken van een buitenlands, in dit geval Belgisch, netwerk. Ongeveer twee uur later, zo blijkt uit mastgegevens, bevindt de telefoon van [medeverdachte 2] zich in het dekkingsgebied van de woning van het latere slachtoffer in Huijbergen. De straat van de woning van het latere slachtoffer, [straatnaam] te Huijbergen, is twee keer ingevoerd in de TomTom van [medeverdachte 2] . Verdachte is op 21 februari 2014 bovendien op de hoogte van de locatie van de woning van het latere slachtoffer op het park [straatnaam] . Op grond hiervan stelt de rechtbank vast dat er sprake is geweest van een voorverkenning op 12 februari 2014 waarbij verdachte door [medeverdachte 2] voorzien is van informatie over de woning van het latere slachtoffer. Verdachte en [achternaam verdachte 6] zijn op 21 februari 2014 met [medeverdachte 2] in de woning van laatstgenoemde aanwezig geweest. [achternaam verdachte 6] heeft verdachte instructies gegeven en [medeverdachte 2] heeft verdachte een navigatiesysteem en relevante adresgegevens overhandigd. Op 22 februari 2014 heeft verdachte het slachtoffer neergeschoten. Vrijwel direct na het schietincident is er contact geweest door verdachte met [medeverdachte 4] , die zich op dat moment in de woning van [medeverdachte 2] bevindt en vervolgens is er vanuit die woning gebeld met [achternaam verdachte 6] . Hieruit leidt de rechtbank af dat [achternaam verdachte 6] kort na het schietincident op de hoogte is gesteld van het feit dat het slachtoffer is neergeschoten. Ook na het feit is er veelvuldig telefonisch contact geweest tussen [medeverdachte 2] en [achternaam verdachte 6] en uiteindelijk hebben de medeverdachten elkaar ontmoet in Antwerpen, waar de beloning door [achternaam verdachte 6] is gebracht en door verdachte in ontvangst is genomen. Ten slotte zijn alle medeverdachten betrokken geweest bij het schoonmaken van de auto die bij het plegen van het feit was gebruikt.
Voorbedachte raad
De rechtbank is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat verdachte en de medeverdachten handelden met voorbedachte raad. Geruime tijd voor het doden van [slachtoffer] zijn de voorbereidingen hiervoor begonnen, zoals het aanschaffen en leveren van het wapen met geluiddemper, het benaderen van [medeverdachte 1] en het voorverkennen van de situatie bij de woning in Huijbergen. Op de vrijdag voor het fatale schot is de latere schutter, verdachte, verteld dat hij het vandaag moest afmaken en is hem een navigatiesysteem en een briefje met het adres van de manege verstrekt. Op deze vrijdag zijn verdachte en [medeverdachte 1] al bij de woning van [slachtoffer] in Huijbergen geweest met het voornemen om hem te doden. Toen dit niet gelukt was, zijn [achternaam verdachte 7] en [medeverdachte 1] de volgende dag terug gekeerd naar de woning van [slachtoffer] om het voorgenomen plan te voltooien. Verdachte en zijn medeverdachten hebben dan ook voldoende tijd en gelegenheid gehad om zich te beraden op hun voorgenomen besluit om [slachtoffer] te doden, om na te denken over de betekenis en gevolgen van hun voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigen bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van moord.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
hijop
of omstreeks22 februari 2014 te Huijbergen (gemeente Woensdrecht),
tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen,
althans alleen,[initiale] [slachtoffer]
opzettelijk en
al dan nietmet voorbedachten rade van het leven heeft beroofd,
immers
heeft/hebben verdachte en
/ofzijn mededader
(s
)met dat opzet en
al dan
nietna kalm beraad en rustig overleg, met een vuurwapen een kogel in het
hoofd van die [slachtoffer] geschoten, als gevolg waarvan die [slachtoffer] is overleden;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 18 jaar, met aftrek van de tijd die in voorarrest is doorgebracht.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen standpunt ingenomen over de op te leggen straf, nu zij van mening is dat verdachte van het tenlastegelegde feit moet worden vrijgesproken.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan de liquidatie van [slachtoffer] . Er was sprake van een weloverwogen plan om [slachtoffer] te doden en verdachte en de medeverdachten hebben de liquidatie goed voorbereid. De liquidatie vond plaats op de oprit van de woning van [slachtoffer] , waar hij door zijn echtgenote is aangetroffen. Voor haar moet dit zeer schokkend geweest zijn. Het slachtoffer was vader van een jong gezin. De nabestaanden is een onherstelbaar leed aangedaan, hetgeen ook blijkt uit de schriftelijke verklaring van de echtgenote van [slachtoffer] die in de vordering benadeelde partij is opgenomen. Door een koelbloedige liquidatie als deze wordt ook de samenleving ernstig geschokt.
Verdachte heeft, ter uitvoering van het met de medeverdachten beraamde plan, [slachtoffer] met een vuurwapen om het leven gebracht door hem in het hoofd te schieten. Na afloop van de liquidatie is hij hiervoor betaald met geld en drugs. De rechtbank neemt het verdachte zeer kwalijk dat hij tegen betaling de dood van [slachtoffer] , een man die hij (blijkbaar) niet eens kende, heeft veroorzaakt. Hierbij past geen andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur.
Verdachte heeft in Nederland een gering strafblad. Hij is na dit feit eenmaal door de politierechter veroordeeld voor een woninginbraak.
Bij de bepaling van de duur van de straf houdt de rechtbank rekening met het bovenstaande, waarbij zij in het bijzonder laat meewegen het doelbewuste plan en de kille uitvoering van de liquidatie. De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de aard en de ernst van het feit, een gevangenisstraf voor de duur van achttien jaar, met aftrek, noodzakelijk is.

7.De benadeelde partij

7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat de gevorderde materiële kosten kunnen worden toegewezen en de vordering voor het overige niet-ontvankelijk dient te worden verklaard nu de behandeling van dat deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding vormt.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De vordering van de benadeelde partij dient te worden afgewezen. De raadsman wijst allereerst op de bepleite vrijspraak. Subsidiair dient de vordering niet-ontvankelijk te worden verklaard. In dat kader voert hij aan dat nu het vastgestelde formulier niet is gebruikt niet aan de wettelijke vereisten is voldaan. Daarnaast geldt dat de behandeling van een zo hoge en ondoorzichtige vordering ter zake materiële schade (gederfd inkomen) een onevenredige belasting vormt van het strafproces. Een andere omstandigheid die aan ontvankelijkheid in de weg lijkt te staan volgens de verdediging is het in artikel 51f lid 2 Sv juncto artikel 6:108 lid 1 en 2 BW neergelegde criterium. Ook de posten ter zake materiele kosten staan ter discussie. Immers ofwel zijn de posten geen rechtstreekse schade ofwel worden de kosten betwist.
Met betrekking tot de opgevoerde advocaatkosten merkt de raadsman op dat deze niet met een urenspecificatie zijn onderbouwd en daarnaast deze niet getuigen van kostenbeperking nu geen gebruik is gemaakt van een Nederlandse advocaat of Slachtofferhulp. Bovendien meent de raadsman dat deze kosten geen rechtstreeks geleden schade is. Subsidiair geldt ten aanzien van betreffende post dat deze gematigd dient te worden. Ten aanzien van de immateriële schade voert de raadsman aan dat deze niet deugdelijk is onderbouwd en de beoordeling een onevenredige belasting van het strafproces kan opleveren, zodat ook dit gedeelte dient te worden afgewezen dan wel niet ontvankelijk dient te worden verklaard.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De benadeelde partij, [vrouw slachtoffer] , vordert, namens haarzelf en haar kinderen, een schadevergoeding ter hoogte van in totaal € 1.039.000,--, bestaande uit geleden materiele schade (gederfd inkomen) ter hoogte van € 432.000,--, geleden immateriële schade ter hoogte van € 600.000,-- en de begrafeniskosten tot een bedrag van € 7.000,--. Deze laatste post bestaat uit, zo blijkt uit de onderbouwing, advocaatkosten, een diner op 12 maart 2014 na de begrafenis in Litouwen, vliegtickets, cement, kosten inrichting van het graf in Litouwen, begrafenis in Litouwen en kosten van een grafzerk en grind, hotelkosten in Nederland in verband met de crematie alhier en de kosten van de uitvaart in Nederland. In totaal bedragen deze kosten blijkens de onderbouwing een bedrag van € 7.296,09.
In de toelichting wordt verder nog een post benoemd die ziet op kosten gemaakt in verband met behandeling door een psycholoog van [vrouw slachtoffer] en haar dochter tot een bedrag van omgerekend € 289,62. Dit bedrag, zo begrijpt de rechtbank, is niet opgenomen in de gevorderde post kosten begrafenis.
De rechtbank is van oordeel dat de schade die ziet op de kosten met betrekking tot het overlijden van het slachtoffer [initiale] [slachtoffer] een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit. Dit gedeelte van de vordering bevat een opsomming van kostenposten, onderbouwd met facturen, die zien op de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt na het overlijden van het slachtoffer. De rechtbank acht verdachte aansprakelijk voor deze geleden schade en zal dit bedrag dan ook toewijzen, met uitzondering van de kosten betreffende psychologische behandelingen van [vrouw slachtoffer] en haar dochter en het diner op 12 maart 2014.
Voor wat betreft de post advocaatkosten overweegt de rechtbank als volgt. Met betrekking tot dit onderdeel heeft te gelden dat een dergelijke post toewijsbaar is, gelet op de verrichte werkzaamheden, te weten het indienen van de vordering benadeelde partij. Ter vaststelling daarvan zal worden aangeknoopt bij het gebruikelijke liquidatietarief en de rechtbank ziet geen reden om daar in onderhavig geval van af te wijken. De rechtbank gaat uit van 1 punt en stelt het liquidatietarief vast op € 1.200,-- mede gelet op het feit dat ter terechtzitting geen bijzondere omstandigheden zijn gebleken waarom er afgeweken moet worden van het gebruikelijke liquidatietarief en gelet op de verrichte werkzaamheden namelijk het indienen van de vordering. Niet is gebleken dat er voorts nog kosten zijn gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen. Nu er ter zake advocaatkosten een lager bedrag is gevorderd dan het vastgestelde 1 punt liquidatietarief bedraagt, zal de rechtbank de gevorderde advocaatkosten toewijzen tot het bedrag van € 1.000,--.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat de schade terzake gemaakte kosten tot een bedrag van
€ 6.947,34(€ 5.947,34 begrafeniskosten en € 1.000,-- advocaatkosten) voldoende aannemelijk is gemaakt en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen en voor het overige niet-ontvankelijk verklaren.
Voor het overige, zijnde de vordering ten aanzien van materiële schade (gederfd inkomen) en de immateriële schade, is de rechtbank van oordeel dat de behandeling van dat deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding vormt. De vordering is thans onvoldoende concreet onderbouwd. De benadeelde partij zal daarom voor deze posten niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering. Zij kan haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Nu op grond van het onderzoek ter terechtzitting vast is komen te staan dat verdachte het bewezenverklaarde feit samen met anderen heeft gepleegd, zal de rechtbank de vordering hoofdelijk toewijzen. Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal de rechtbank tevens de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 10, 24c, 27, 36f, 47, 63 en 289 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:

Medeplegen van moord

- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 18 jaren;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [vrouw slachtoffer] van
€ 5.947,34, ter zake van materiële schade;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen. (BP.20)
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht; (BP.22)
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij ter zake van rechtsbijstand heeft gemaakt, te weten € 1.000,-;
- verklaart de benadeelde partij, voor zover deze ziet op de kosten van rechtsbijstand, voor het overige niet-ontvankelijk in haar vordering;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [vrouw slachtoffer] ,
€ 5.947,34te betalen, bij niet betaling te vervangen door 64 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd; (BP.04A)
Dit vonnis is gewezen door mr. Dekker, voorzitter, mr. De Weert en mr. Ebben, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Jansen-van Rooijen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 26 juli 2016.
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Hierna wordt – tenzij anders vermeld - verwezen naar het onderzoek TGO Hainichen, zaak A, van de politie-eenheid Zeeland - West Brabant, proces-verbaalnummer 2014038067, genummerd 1 t/m 9436
2.Het proces verbaal van bevindingen eerste bevindingen plaats delict, pagina 4946 van voornoemd eindproces-verbaal;
3.Het proces verbaal van bevindingen eerste bevindingen plaats delict, pagina 4948 van voornoemd eindproces-verbaal;
4.Het NFI rapport d.d. 28 februari 2014 Pathologie onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet natuurlijke dood, pagina 129 van het proces-verbaal Forensisch onderzoek;
5.Het NFI rapport d.d. 28 februari 2014 Pathologie onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet natuurlijke dood, pagina 130 van het proces-verbaal Forensisch onderzoek;
6.Het proces-verbaal van verhoor van [naam verhoorder] , pagina 5061 en 5062 van voornoemd eindproces-verbaal;
7.Het proces verbaal van bevindingen eerste bevindingen plaats delict, pagina 4947 van voornoemd eindproces-verbaal;
8.Het proces-verbaal onderzoek plaats delict, pagina 16 van het Proces-verbaal Forensisch onderzoek;
9.Het proces-verbaal onderzoek plaats delict, pagina 16 van het proces-verbaal Forensisch Onderzoek;
10.Het proces-verbaal verhoor getuige [initialen] [getuige 4] , pagina 4997 e.v. van voornoemd eindproces-verbaal;
11.Het proces-verbaal verhoor getuige [initialen] [getuige 2] , pagina 4975 e.v. van voornoemd eindproces-verbaal;
12.Het proces-verbaal verhoor getuige [initialen] [getuige 2] , pagina 4978 e.v. van voornoemd eindproces-verbaal;
13.Het proces-verbaal verhoor getuige [initialen] [getuige 2] , pagina 4975 e.v. van voornoemd eindproces-verbaal;
14.Het proces-verbaal verhoor getuige [intialen 3] [getuige 1] , pagina 5020 e.v. van voornoemd eindproces-verbaal;
15.Het proces-verbaal relaas, pagina 4889 van voornoemd eindproces-verbaal;
16.Het proces-verbaal van bevindingen identiteit [medeverdachte 5] , pagina 3096 en 3097 van voornoemd eindproces-verbaal;
17.Het proces-verbaal van bevindingen COBAD79, pagina 2624 e.v. van voornoemd eindproces-verbaal;
18.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 2478 van voornoemd eindproces-verbaal;
19.Het rapport identificatie vanuit politieregisters, pagina 2479-2481 van voornoemd eindproces-verbaal;
20.Het proces-verbaal Stemherkenning [medeverdachte 5] [achternaam verdachte 6] , pagina 9255 van voornoemd eindproces-verbaal;
21.Het proces-verbaal gebruiker [nummer 3] , pagina 9262-9264 van voornoemd eindproces-verbaal;
22.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] , pagina 2688 van voornoemd eindproces-verbaal;
23.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] , pagina 2735 van voornoemd eindproces-verbaal;
24.Het proces-verbaal van bevindingen Iphone 5 [voornaam 4] [medeverdachte 2] , pagina 6179 e.v. van voornoemd eindproces-verbaal;
25.Het geschrift, te weten de ID-staat SKDB d.d. 6 juni 2016, los opgenomen in het persoonsdossier van verdachte;
26.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] , pagina 2745 van voornoemd eindproces-verbaal;
27.Het proces-verbaal Telecom, pagina 5700 van voornoemd eindproces-verbaal;
28.De vordering verstrekking verkeersgegevens mobiele telefonie, pagina 3121 BOB-dossier;
29.Het proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 1] , pagina 2093 en 2127 van voornoemd eindproces-verbaal;
30.Het proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 1] , pagina 2426 van voornoemd eindproces-verbaal;
31.Het proces-verbaal Telecom, pagina 5700 en 5701 van voornoemd eindproces-verbaal;
32.Het proces-verbaal verwerken gegevens telefoons [voornaam 2] [medeverdachte 1] , pagina 5489-5491 van voornoemd eindproces-verbaal;
33.Het proces-verbaal Telecom, pagina 5701 van voornoemd eindproces-verbaal;
34.Het Proces-verbaal Telecom, pagina 5701 van voornoemd eindproces-verbaal;
35.het proces-verbaal verwerken gegevens telefoons [voornaam 2] [medeverdachte 1] , pagina 5489 van voornoemd eindproces-verbaal;
36.Het Proces-verbaal Telecom, pagina 5701 van voornoemd eindproces-verbaal;
37.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 1] , pagina 2092 van voornoemd eindproces-verbaal;
38.Het proces-verbaal van verhoor van [voornaam 4] [medeverdachte 4] , pagina 3360 van voornoemd eindproces-verbaal;
39.Het proces-verbaal Telecom, pagina 5704 van voornoemd eindproces-verbaal;
40.Het proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 1] , pagina 2127 van voornoemd eindproces-verbaal;
41.Het proces-verbaal Telecom, pagina 5701 van voornoemd eindproces-verbaal;
42.Bijlage 3 bij het proces-verbaal verwerken telefoongegevens [voornaam 2] [medeverdachte 1] , pagina 5524 van voornoemd eindproces-verbaal;
43.Bijlage 3 bij het proces-verbaal verwerken telefoongegevens [voornaam 2] [medeverdachte 1] , pagina 5525 van voornoemd eindproces-verbaal;
44.Het proces-verbaal verwerken telefoongegevens [voornaam 2] [medeverdachte 1] , pagina 5490 van voornoemd eindproces-verbaal;
45.Het proces-verbaal van feiten, bevindingen en omstandigheden betreffende de vermoedelijke toedracht van de moord op [voornaam] [slachtoffer] , opgenomen in het proces-verbaal aanvulling dossier 20TGO14005, pagina 16 van 69, los opgenomen in het dossier;
46.De aanvraag vordering verstrekking historische gegevens, pagina 4388 van het Methodieken proces-verbaal, los opgenomen in het dossier;
47.Het proces-verbaal Telecom, pagina 5704 van voornoemd eindproces-verbaal;
48.Het proces-verbaal van feiten, bevindingen en omstandigheden betreffende de vermoedelijke toedracht van de moord op [voornaam] [slachtoffer] , opgenomen in het proces-verbaal aanvulling dossier 20TGO14005, pagina 24 van 69, los opgenomen in het dossier;
49.Het proces-verbaal vermoedelijke voorverkenningen aan de [straatnaam] Huijbergen en [straatnaam 2] Hoogerheide d.d. 11 en 12 februari 2014, pagina 14, 15 en 16 van 29, los opgenomen in het dossier;
50.Het proces-verbaal vermoedelijke voorverkenningen aan de [straatnaam] Huijbergen en [straatnaam 2] Hoogerheide d.d. 11 en 12 februari 2014, pagina 15 en 16 van 29, los opgenomen in het dossier;
51.Het proces-verbaal vermoedelijke voorverkenningen aan de [straatnaam] Huijbergen en [straatnaam 2] Hoogerheide d.d. 11 en 12 februari 2014, pagina 17, 18, 19 en 20 van 29, los opgenomen in het dossier;
52.Het proces-verbaal verhoor [medeverdachte 1] , pagina 2607 van voornoemd eindproces-verbaal;
53.Het proces-verbaal van bevindingen m.b.t de uitlevering van bescheiden en gegevens Western Union, pagina 5675 en 5676;
54.Het proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 1] , pagina 2060 van voornoemd eindproces-verbaal;
55.Bijlage 3 bij het proces-verbaal verwerken telefoongegevens [voornaam 2] [medeverdachte 1] , pagina 5529 van voornoemd eindproces-verbaal;
56.Het proces-verbaal Telecom, pagina 5704 van voornoemd eindproces-verbaal;
57.Het proces-verbaal van feiten, bevindingen en omstandigheden betreffende de vermoedelijke toedracht van de moord op [voornaam] [slachtoffer] , opgenomen in het proces-verbaal aanvulling dossier 20TGO14005, pagina 28 van 69, los opgenomen in het dossier;
58.Het proces verbaal van bevindingen onderzoek ARS data ZG 1167 G, pagina 5430 van voornoemd eindproces-verbaal;
59.Het proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 1] , pagina 2060 en 2061 van voornoemd eindproces-verbaal;
60.Het proces-verbaal van verhoor N. [medeverdachte 4] , pagina 3360 van voornoemd eindproces-verbaal;
61.Het proces-verbaal van verhoor van M. [medeverdachte 3] , pagina 3283 van voornoemd eindproces-verbaal;
62.Het proces-verbaal verhoor [medeverdachte 2] , pagina 2741 van voornoemd eindproces-verbaal;
63.Het proces-verbaal verhoor [medeverdachte 1] , pagina 2092 van voornoemd eindproces-verbaal;
64.Het proces-verbaal verhoor [medeverdachte 1] , pagina 2092 en 2093 van voornoemd eindproces-verbaal;
65.Het proces-verbaal verhoor [medeverdachte 1] , pagina 2061 van voornoemd eindproces-verbaal;
66.Het proces-verbaal van bevindingen Tom Tom verdachte [medeverdachte 2] , pagina 5712 van voornoemd eindproces-verbaal;
67.Het proces-verbaal verhoor [medeverdachte 1] , pagina 2093 van voornoemd eindproces-verbaal;
68.Het proces-verbaal van feiten, bevindingen en omstandigheden betreffende de vermoedelijke toedracht van de moord op [voornaam] [slachtoffer] , opgenomen in het proces-verbaal aanvulling dossier 20TGO14005, pagina 29 van 69, los opgenomen in het dossier;
69.Het proces-verbaal verhoor [medeverdachte 1] , pagina 2094 en 2094 van voornoemd eindproces-verbaal;
70.Het proces-verbaal van feiten, bevindingen en omstandigheden betreffende de vermoedelijke toedracht van de moord op [voornaam] [slachtoffer] , opgenomen in het proces-verbaal aanvulling dossier 20TGO14005, pagina 29 van 69, los opgenomen in het dossier;
71.Het proces-verbaal verhoor [medeverdachte 1] , pagina 2095 van voornoemd eindproces-verbaal;
72.Het proces-verbaal verhoor [medeverdachte 1] , pagina 2451 van voornoemd eindproces-verbaal;
73.Het proces-verbaal verhoor [medeverdachte 1] , pagina 2094 van voornoemd eindproces-verbaal;
74.Het proces-verbaal verhoor [medeverdachte 1] , pagina 2096 van voornoemd eindproces-verbaal;
75.Het proces-verbaal verhoor [medeverdachte 1] , pagina 2451 en 2451 van voornoemd eindproces-verbaal;
76.Het proces-verbaal verhoor getuige [initialen] [getuige 4] , pagina 4997 e.v. van voornoemd eindproces-verbaal;
77.Het proces-verbaal verhoor getuige [initialen] [getuige 2] , pagina 4978 e.v. van voornoemd eindproces-verbaal;
78.Het proces-verbaal verhoor [medeverdachte 1] , pagina 2452 van voornoemd eindproces-verbaal;
79.Het proces-verbaal verhoor [medeverdachte 1] , pagina 2100 van voornoemd eindproces-verbaal;
80.Het proces-verbaal verhoor [medeverdachte 3] , pagina 3291 van voornoemd eindproces-verbaal;
81.Het proces-verbaal verhoor N. [medeverdachte 4] , pagina 3361 van voornoemd eindproces-verbaal;
82.Het proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 1] , pagina 2071 van voornoemd eindproces-verbaal;
83.Het proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 1] , pagina 2452 van voornoemd eindproces-verbaal;
84.Het proces-verbaal van feiten, bevindingen en omstandigheden betreffende de vermoedelijke toedracht van de moord op [voornaam] [slachtoffer] , opgenomen in het proces-verbaal aanvulling dossier 20TGO14005, pagina 35 van 69, los opgenomen in het dossier;
85.Het proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 1] , pagina 2115, 2139 en 2150 van voornoemd eindproces-verbaal;
86.Het proces-verbaal van feiten, bevindingen en omstandigheden betreffende de vermoedelijke toedracht van de moord op [voornaam] [slachtoffer] , opgenomen in het proces-verbaal aanvulling dossier 20TGO14005, pagina 36 van 69, los opgenomen in het dossier;
87.Het proces-verbaal van feiten, bevindingen en omstandigheden betreffende de vermoedelijke toedracht van de moord op [voornaam] [slachtoffer] , opgenomen in het proces-verbaal aanvulling dossier 20TGO14005, pagina 38 van 69, los opgenomen in het dossier;
88.Het proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 1] , pagina 2072 van voornoemd eindproces-verbaal;
89.Het proces-verbaal verhoor getuige [getuige 1] , pagina 5020 van voornoemd eindproces-verbaal;
90.Het proces-verbaal verhoor getuige [initialen] [getuige 2] , pagina 4975 e.v. van voornoemd eindproces-verbaal;
91.Het proces-verbaal verhoor getuige [getuige 1] , pagina 5020 van voornoemd eindproces-verbaal;
92.Het proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 1] , pagina 2436, 2437 en 2438 van voornoemd eindproces-verbaal;
93.Het proces-verbaal van feiten, bevindingen en omstandigheden betreffende de vermoedelijke toedracht van de moord op [voornaam] [slachtoffer] , opgenomen in het proces-verbaal aanvulling dossier 20TGO14005, pagina 42 en 43 van 69, los opgenomen in het dossier;
94.Het proces-verbaal verhoor [medeverdachte 1] , pagina 2437-2440 van voornoemd eindproces-verbaal;
95.Bijlage bij het proces-verbaal nr: 14-0198-001-pv-01 ‘onderzoek navigatie apparaat, pagina 5718;
96.Het proces-verbaal van feiten, bevindingen en omstandigheden betreffende de vermoedelijke toedracht van de moord op [voornaam] [slachtoffer] , opgenomen in het proces-verbaal aanvulling dossier 20TGO14005, pagina 44 van 69, los opgenomen in het dossier;
97.Het proces-verbaal van feiten, bevindingen en omstandigheden betreffende de vermoedelijke toedracht van de moord op [voornaam] [slachtoffer] , opgenomen in het proces-verbaal aanvulling dossier 20TGO14005, pagina 43 en 44 van 69, los opgenomen in het dossier;
98.Het proces-verbaal van feiten, bevindingen en omstandigheden betreffende de vermoedelijke toedracht van de moord op [voornaam] [slachtoffer] , opgenomen in het proces-verbaal aanvulling dossier 20TGO14005, pagina 45 en 46 van 69, los opgenomen in het dossier;
99.Het proces-verbaal verhoor [medeverdachte 1] , pagina 2440 van voornoemd eindproces-verbaal;
100.Het PV nr. 011598/2014 van de Federale gerechtelijke politie - Provincie Antwerpen, pagina 5318 en 5320 van voornoemd eindproces-verbaal;
101.Het proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 2] , pagina 2737 en 2738 van voornoemd eindproces-verbaal;
102.Het proces-verbaal verhoor [medeverdachte 3] , pagina 3297 van voornoemd eindproces-verbaal;
103.Het proces-verbaal verhoor [medeverdachte 1] , pagina 2080 van voornoemd eindproces-verbaal;
104.Het proces-verbaal verhoor [medeverdachte 3] , pagina 3297 van voornoemd eindproces-verbaal;
105.Het proces-verbaal van feiten, bevindingen en omstandigheden betreffende de vermoedelijke toedracht van de moord op [voornaam] [slachtoffer] , opgenomen in het proces-verbaal aanvulling dossier 20TGO14005, pagina 54 en 55 van 69, los opgenomen in het dossier;
106.Het proces-verbaal verhoor [medeverdachte 1] , pagina 2135 van voornoemd eindproces-verbaal;
107.Het proces-verbaal d.d. 8 en 9 maart 2016 van voortzetting van het getuigen verhoor van getuige [medeverdachte 1] door de rechter-commissaris, los opgenomen in het dossier;
108.Het proces-verbaal verhoor [achternaam verdachte 7] , pagina 2514 van voornoemd eindproces-verbaal;
109.Het proces-verbaal d.d. 8 en 9 maart 2016 van voortzetting van het getuigen verhoor van getuige [medeverdachte 1] door de rechter-commissaris, los opgenomen in het dossier;
110.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 5370 van voornoemd eindproces-verbaal;
111.Het proces-verbaal sporenonderzoek, pagina 50 e.v. van het proces-verbaal Forensisch onderzoek, los opgenomen in het dossier;
112.Het proces-verbaal sporenonderzoek, pagina 97 en 101 van het proces-verbaal Forensisch onderzoek, los opgenomen in het dossier;
113.Het rapport van het NFI d.d. 10 oktober 2014 Onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van een schietincident met dodelijke afloop in Huijbergen op 22 februari 2014;
114.Het proces-verbaal sporenonderzoek, pagina 52 en 54 van Het proces-verbaal Forensisch Onderzoek, los opgenomen in het dossier;
115.Het rapport van het NFI d.d. 30 juli 2014, pagina 157 tot en met 159 en 164 en 165 van het proces-verbaal Forensisch Onderzoek, los opgenomen in het dossier;
116.Het proces-verbaal relaas Forensisch onderzoek, pagina 6 van Het proces-verbaal Forensisch Onderzoek, los opgenomen in het dossier;
117.Het geschrift, te weten de brief van Bundeskriminalamt d.d. 25 september 2014, pagina 270 van het proces-verbaal Forensisch Onderzoek, los opgenomen in het dossier;
118.Het rapport van het NFI d.d. 28 oktober 2014 Schotrestenonderzoek naar aanleiding van een schietincident in Huijbergen op 22 februari 2014, pagina 183 e.v. van het Proces-verbaal Forensisch Onderzoek, los opgenomen in het dossier;
119.Het rapport van het NFI d.d. 26 maart 2015 Beantwoording vragen en aanvullend schotrestenonderzoek naar aanleiding van een schietincident in Huijbergen op 22 februari 2014, pagina 194 e.v. van het proces-verbaal Forensisch Onderzoek, los opgenomen in het dossier;
120.Het rapport van het NFI d.d. 10 oktober 2014, pagina 103, 105 en 106 van het proces-verbaal Forensisch Onderzoek.
121.Het proces-verbaal van feiten, bevindingen en omstandigheden betreffende de vermoedelijke toedracht van de moord op [voornaam] [slachtoffer] , opgenomen in het proces-verbaal aanvulling dossier 20TGO14005, pagina 33 van 69, los opgenomen in het dossier;
122.Het proces-verbaal van feiten, bevindingen en omstandigheden betreffende de vermoedelijke toedracht van de moord op [voornaam] [slachtoffer] , opgenomen in het proces-verbaal aanvulling dossier 20TGO14005, pagina 35 van 69, los opgenomen in het dossier;
123.Het proces-verbaal verhoor [medeverdachte 1] met bijlagen, pagina 2106, 2115 en 2118 van voornoemd eindproces-verbaal;
124.Het proces-verbaal verhoor [achternaam verdachte 7] met bijlagen, pagina 2502 en 2504 van voornoemd eindproces-verbaal;