ECLI:NL:RBZWB:2016:4714

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 juli 2016
Publicatiedatum
28 juli 2016
Zaaknummer
02/812569-14
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Dekker
  • A. de Weert
  • J. Ebben
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplichtigheid aan moord met voorbedachten rade in Huijbergen

In de strafzaak tegen de verdachte, die betrokken was bij de liquidatie van [slachtoffer] op 22 februari 2014 in Huijbergen, heeft de rechtbank geoordeeld dat de verdachte medeplichtig is aan de moord. De verdachte werd vrijgesproken van het medeplegen van moord, maar de rechtbank oordeelde dat hij wel degelijk een rol heeft gespeeld in de voorbereiding en uitvoering van het delict. De verdachte heeft [mededader1] met zijn auto naar de woning van het slachtoffer gebracht en op de uitkijk gestaan. De rechtbank concludeert dat de verdachte op de hoogte was van de plannen van [mededader1] en dat hij de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dit zou leiden tot de dood van het slachtoffer. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake was van een weloverwogen plan en dat de verdachte een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan de uitvoering van dit plan. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 jaar, waarbij de tijd in voorlopige hechtenis in mindering wordt gebracht. De rechtbank heeft ook de vordering van de benadeelde partij, de echtgenote van het slachtoffer, gedeeltelijk toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/812569-14
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 26 juli 2016
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [datum en plaats]
gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rijnmond, De Schie te Rotterdam
raadsman mr. E.W.B. van Twist, advocaat te Dordrecht

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 1, 4, 5 en 7 juli 2016, waarbij de officieren van justitie, mr. Smale en mr. Emmen, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. Het onderzoek ter terechtzitting is op 12 juli 2016 gesloten.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is nader omschreven overeenkomstig artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering en vervolgens gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. Verdachte staat, met inachtneming hiervan, terecht terzake dat
hij op of omstreeks 22 februari 2014 te Huijbergen (gemeente Woensdrecht),
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [slachtoffer]
opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade van het leven heeft beroofd,
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) met dat opzet en al dan
niet na kalm beraad en rustig overleg, met een vuurwapen een kogel in het
hoofd van die [slachtoffer] geschoten, als gevolg waarvan die [slachtoffer] is overleden;
Subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
[mededader1] en/of [mededader 2] en/of [mededader 3] op of omstreeks 22 februari 2014 te
Huijbergen, gemeente Woensdrecht, tezamen en in en vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, opzettelijk en al dan met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven
heeft/hebben beroofd door met dat opzet en al dan niet na kalm beraad en rustig overleg, met een vuurwapen een kogel in het hoofd van die [slachtoffer] te schieten, als gevolg waarvan
voomoemde [slachtoffer] is overleden,
bij en/of tot welk misdrijf hij, verdachte, als medeplichtige, in of omstreeks de periode van 1
tot en met 22 februari 2014 te Zienkzee (gemeente Schouwen-Duiveland) en/of te Huijbergen
(gemeente Woensdrecht), in elk geval op een of meer plaatsen in Nederland, opzettelijk
behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft
verschaft door:
- Een vuurwapen mee te brengen (vanuit Duitsland naar Zierikzee) en/of (aldaar, te
Zienkzee) (al dan niet via [mededader 2] ) ter beschikking te stellen aan die [mededader1] en/of
[mededader 2] en/of [mededader 3] en/of (vervolgens)
- Die [mededader1] vanuit Zierikzee met een auto naar Huijbergen te vervoeren en/of
- Op de uitkijk te staan voor die [mededader1] (in Huijbergen) en/of
- ( vervolgens) aldaar in een auto op hem te wachten totdat die [mededader1] teruggekeerd was
en/of
- ( vervolgens) met die [mededader1] in een auto is weggereden;

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met de medeverdachten het slachtoffer heeft vermoord.
Zij baseert zich daarbij op zijn eigen verklaring dat hij een wapen heeft vervoerd wat in Zierikzee aan [mededader 2] werd overhandigd, dat hij [mededader 3] heeft horen zeggen tegen [mededader1] dat het echt die dag (21 februari 2014) moest gebeuren, dat [mededader1] van [mededader 2] een navigatiesysteem, een briefje met een adres en een telefoon overhandigd kreeg en dat hij met zijn auto samen met [mededader1] in Huijbergen was op 21 en 22 februari 2014 en dat zij op 22 februari 2014 samen in zijn auto zijn weggereden. Voorts baseert zij zich op de verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] , de compositietekening die is gemaakt op aanwijzen van getuige [getuige 2] , de telecomgegevens van verdachte, de in de auto aangetroffen handschoenen, de inbeslaggenomen jas en de resultaten van het DNA-onderzoek en het schotrestenonderzoek.
De officier van justitie volgt [verdachte] niet in zijn verklaring dat hij min of meer per toeval met de medeverdachten in contact is gekomen en hij niets wist van het plan om [slachtoffer] te doden. Evenmin volgt zij hem in zijn verklaring dat hij bij de auto heeft gewacht tot [mededader1] terugkwam. Dit is evident onjuist nu getuigen ook op 22 februari 2014 twee mannen samen hebben gezien bij de woning en op weg naar de woning van het slachtoffer.
De officier van justitie acht bewezen dat [verdachte] wetenschap had van de moord op [slachtoffer] en dat hij nauw en bewust heeft samengewerkt met de medeverdachten om de moord te plegen. Hij was bij alle cruciale voorbereidingshandelingen aanwezig en heeft nauw en bewust samengewerkt met de anderen. Voorts heeft hij meegedeeld in de betaling voor de moord en heeft een essentiële rol vervuld, ook als hij niet de schutter is geweest. Zijn rol is uitwisselbaar met die van [mededader1] .
Mocht de rechtbank niet tot een bewezenverklaring van medeplegen komen, dan is [verdachte] in elk geval medeplichtig aan de moord nu hij wist van het vuurwapen en het wapen ook heeft vervoerd, hij [mededader1] heeft vervoerd naar Huijbergen, daar op hem heeft gewacht en op de uitkijk heeft gestaan en vervolgens na het feit met hem is weggereden. [verdachte] had daarmee opzet op het hoofdfeit en op het behulpzaam zijn bij het plegen van dat feit.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging van verdachte stelt zich op het standpunt dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van het primair en subsidiair tenlastegelegde feit zodat vrijspraak dient te volgen. De raadsman stelt daartoe dat de afgelegde verklaring van [verdachte] als betrouwbaar aangemerkt dient te worden. Verder wijst hij op het gegeven dat er geen sprake is geweest van enige aantoonbare betrokkenheid bij de planning, voorbereiding en organisatie van de moord en ook niet bij de feitelijke uitvoering daarvan. Verdachte was weliswaar op de plek aanwezig en heeft daar in de buurt gewacht, maar hij was niet degene die heeft geschoten. De verklaring van [mededader 4] op dat punt is ongeloofwaardig. In dat verband wordt verder naar voren gebracht dat doorslaggevende betekenis moet worden toegekend aan het schotrestenonderzoek. Aan de resultaten daarvan dient een relatief grote bewijswaarde toe te komen. [verdachte] had geen wetenschap tevoren en had niets behoeven te vermoeden omtrent het plegen van een moord. Voorgaande betekent dat er onvoldoende grond is voor de conclusie dat sprake is van medeplegen. Evenmin kan worden aangenomen dat sprake is van uitwisselbare rollen.
Nu de wetenschap omtrent het te plegen strafbare feit bij [verdachte] ontbrak, kan geen sprake zijn van medeplichtigheid aan dat strafbare feit. Dus ook te dien aanzien dient vrijspraak te volgen. Uiterst subsidiair stelt de raadsman dat in dit geval niet tot een verdere conclusie gekomen kan worden dan een lichte vorm van medeplichtigheid op grond van de eigen verklaring van verdachte dat hij wist van het vuurwapen, hij het wapen heeft vervoerd, een medeverdachte heeft vervoerd naar de plaats delict en daarna met hem weggaat.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Vaststelling van de feiten
Op zaterdag 22 februari 2014 om 21.06 uur werd bij de ambulancedienst van de meldkamer in Tilburg melding gedaan van een onwelwording aan de [adres] . Naar aanleiding van deze melding gingen meerdere politie-eenheden ter plaatse. Op de oprit van [adres] werd een man aangetroffen die op zijn rug lag, met zijn voeten in de richting van een zwarte personenauto, merk Lexus met Litouws kenteken [kenteken 1] [1] .
Naast de man lag een grote plas bloed op de grond. De man was gewond aan de rechterzijde van zijn hoofd en uit de wond kwam naast bloed ook een andere substantie [2] . De man bleek te zijn [voornaam] [slachtoffer] , [geboortedatum] Ambulancebroeders ter plaatse deelden de aanwezige verbalisanten mee dat de wond sterk leek op een schotwond van een vuurwapen [3] .
Het slachtoffer werd met een traumahelikopter overgebracht naar het Universitair Ziekenhuis te Antwerpen, waar hij in de nacht van 22 op 23 februari 2014 om 04.30 uur overleed. Om de doodsoorzaak te onderzoeken werd door het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) sectie verricht. Bij sectie werd een inschotverwonding rechts aan het behaarde hoofd gezien met een schotkanaal van rechts naar links door de grote hersenen. Er was een projectiel in de hersenen. Er was veel begeleidende bloeduitstorting in en naast het schotkanaal met ernstige hersenkneuzing en hersenzwelling. Het overlijden werd volgens de patholoog zonder meer verklaard door functieverlies van de hersenen [4] . Als doodsoorzaak werd vastgesteld een bij leven opgelopen schotverwonding aan het hoofd [5] .
In opdracht van het Openbaar Ministerie te Breda werd een Team Grootschalige Opsporing (TGO) geformeerd onder de naam TGO Hainichen.
De vrouw van het slachtoffer, [vrouw slachtoffer] , heeft verklaard dat zij zag en hoorde dat haar man rond 21.00 uur met de auto de poort binnenreed. Ze hoorde dat de motor werd afgezet en zag dat de koplampen uit gingen. Ze hoorde dat het portier openging en weer werd gesloten. Ze hoorde voetstappen en meteen daarna hoorde ze haar man zwaar ademen. Ze is naar buiten gerend en zag haar man op de grond liggen. Hij reageerde niet op aanspreken [6] .
Naar aanleiding van de melding kwamen de noodhulp en de forensisch en technische recherche ter plaatse. Op het dak van voornoemde Lexus werd een patroonhuls aangetroffen en veiliggesteld en voorzien van SIN-nummer AAGX7653NL [7] [8] . In de woning werd in een slaapkamer een in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen.
[straatnaam 1] betreft een voormalig vakantiepark buiten de bebouwde kom van de gemeente Huijbergen. Het park is gelegen in het bosgebied genaamd: Staartsche Duinen. Het park heeft één centrale openbare toegangsweg [straatnaam 1] genoemd, welke zich na ongeveer 100 meter splitst in twee rondes door het park. Perceel [straatnaam 1] [huisnummer] betreft het derde perceel links van die splitsing.
Tussen de doorgaande weg en perceel [straatnaam 1] [huisnummer] is links voor het perceel een grasstrook en rechts een met betonklinkers betegelde toerit, die doorloopt op het perceel.
Perceel [straatnaam 1] [huisnummer] betreft een rechthoekig omheind perceel met op de linkerachterhoek een vrijstaande woning. Het deel rechts van de woning, nagenoeg de helft van het perceel, is betegeld met betonklinkers. De omheining bestaat uit houten hekken tussen betonpalen en heeft een hoogte van circa 1.80 meter. Aan de voorzijde is de rechterhelft van het hek een elektronisch bedienbaar schuifhek. Het overige deel van het perceel is omgeven door een houten omheining. Linksvoor op het perceel, tussen de omheining en de woning, is een grasveld.
Aan de binnenzijde van het hek, aan de zijkanten van het schuifhek, zitten sensoren, zogenaamde veiligheids-fotocellen. Deze zorgen ervoor dat het hek niet sluit als er zich iets tussen bevindt [9] .
Door de politie werd een buurtonderzoek gestart en een aantal getuigen gehoord.
Getuige [getuige 3] , bewoner van [straatnaam 1] [huisnummer] , verklaarde dat zij op vrijdag 21 februari 2014 om 20.00 uur twee mannen uit de richting van [straatnaam 1] [huisnummer] zag lopen. Het betrof een lange man en een beduidend kortere man. Het viel de getuige op dat de mannen te voet kwamen en te voet het park verlieten richting de manege. Voorts zag de getuige dat de kortere man een lichtbruine schoudertas om zijn schouder droeg [10] .
Getuige [getuige 2] , bewoonster van [straatnaam 1] 2, verklaarde dat zij vrijdag 21 februari 2014 omstreeks 20.00 uur ging wandelen en toen twee mannen door de straat zag lopen ter hoogte van huisnummer [huisnummer] . Een van de mannen was ongeveer 180 cm lang en de tweede man was ongeveer 165 cm lang, had donkerbruine ogen en droeg een tas die leek op een laptoptas [11] . [getuige 2] heeft de kleine man aangekeken en zag dat hij donker haar had en bruine ogen en dat hij een Europees uiterlijk had. Hij was wel donker maar niet van huidskleur. Hij had donkere ogen, zwart haar netjes geknipt, plat kort model kapsel. Hij had een gladde huid. Het was een mooie jongen. Hij had een normaal ovaal gezicht. Hij had mooie wenkbrauwen met een goeie vorm [12] .
Zaterdag 22 februari 2014 ging getuige [getuige 2] wederom rond 20.00 uur wandelen en zag zij dezelfde mannen als die zij vrijdag 21 februari 2014 had gezien. Zij zag de mannen wederom bij huisnummer [huisnummer] en zij zag dat de langere man over de schutting van huisnummer [huisnummer] keek [13] . [getuige 2] is toen verder gelopen om haar rondje af te maken. Toen zij nadat zij haar rondje had gelopen de straat van haar woning inliep, zag zij dat de mannen haar tegemoet kwamen lopen. Ze is toen haar woning voorbijgelopen, heeft gewacht tot de mannen verder liepen en zij ze niet meer zag en is toen snel naar haar woning gelopen. Toen zij thuiskwam, zag zij dat de weerman van het achtuurjournaal zijn praatje hield en hieruit maakte [getuige 2] op dat zij 15 tot 20 minuten heeft gewandeld.
Getuige [getuige 1] heeft op zaterdag 22 februari 2014 rond 20.00-20.15 uur een donkere auto op de parkeerplaats bij de manege zien staan. Het was de enige auto op dat moment. Het kenteken begon met een Z, daarna volgde een N of een G en de kentekenplaat was wit met zwarte letters. Toen zij na ongeveer 20 minuten terugkwam, zag zij tussen de ingang van de parkeerplaats en de [straatnaam 1] twee mannen lopen. Voornoemde auto stond nog op dezelfde plaats [14] .
Afgezien van enkele MMA-meldingen en een anonieme brief waarin werd gemeld dat [voornaam] [slachtoffer] een conflict zou hebben met [mededader 5] , kwam het onderzoek naar de moord niet veel verder en werd het in mei 2014 zonder resultaat stilgelegd.
Op 30 mei 2014 werd in Duitsland [verdachte] (hierna: [verdachte] ) gehoord in verband met betrokkenheid bij een inbraak en het bezit van amfetamine. Tegenover zijn verhoorder, commissaris Grün, verklaarde [verdachte] na afloop van het verhoor dat hij informatie had over een moord in Nederland.
Op 3 juni 2014 werd het onderzoeksteam Hainichen in kennis gesteld van het feit dat in Duitsland [verdachte] was aangehouden en dat hij spontaan had verklaard over betrokkenheid bij een moord gepleegd op 22 februari 2014 in Huijbergen. [verdachte] werd hierover op 4 juni 2014 door de Duitse politie nader gehoord. Naar aanleiding van die verklaring werd hij op 4 juni 2014 als verdachte van overtreding van artikel 289 van het Wetboek van Strafrecht aangemerkt. Op 10 en 11 juni 2014 werd hij in het kader van een rechtshulpverzoek door Nederlandse ambtenaren nader gehoord.
[verdachte] verklaarde dat hij door een vriend uit Bosnië eind januari 2014 in contact was gebracht met [voornaam] [mededader 4] (hierna: [mededader 4] ) en [mededader 6] (hierna: [mededader 6] ). Bij een bezoek met [mededader 4] en [mededader 6] aan [mededader 2] , waren twee personen genaamd [mededader 7] en [mededader 8] ook in de woning. Er was iets misgegaan met een drugstransport en [mededader 8] had een chauffeur nodig. [mededader 2] gaf zijn navigatiesysteem en een briefje met het adres van een paardenstal in de omgeving waar het latere slachtoffer [slachtoffer] werd gedood aan [mededader 8] . [mededader 7] zei herhaaldelijk tegen [mededader 8] dat hij het die dag moest afwerken. [mededader 8] en [verdachte] zijn naar het adres van de paardenstal gereden en [mededader 8] is naar de woning van het slachtoffer gelopen. Na een paar uur kwam [mededader 8] terug en vertelde dat de man niet thuis was. Zij hebben die nacht in de auto geslapen in de buurt van de paardenstal en zijn de volgende dag naar Renesse gegaan waar zij de dag hebben doorgebracht. In de avond is [mededader 8] weer naar de woning van de man gelopen, terwijl [verdachte] bij de auto wachtte. Na ongeveer twee of drie uur kwam [mededader 8] aangerend met een pistool met geluiddemper in zijn hand en vertelde [mededader 8] dat hij de man had verwond. Ze zijn naar Antwerpen gereden waar zij de volgende ochtend in een café [mededader 2] , [mededader 4] , [mededader 6] en [mededader 7] hebben ontmoet. In het café gaf [mededader 7] geld en amfetamine aan [mededader 8] voor de succesvolle liquidatie.
Naar aanleiding van voornoemde verklaringen van [verdachte] werd een onderzoek ingesteld naar de identiteit van de betrokkenen waarover hij had verklaard [15] . Hieruit bleek dat met [mededader 7] bedoeld werd [mededader 7] [mededader 3] , geboren [geboorteplaats] ), wonende aan de [adres 2] (hierna: [mededader 3] ) [16] . Uit onderzoek bleek voorts dat met Dragan [mededader 2] bedoeld werd Dragan [mededader 2] , [geboorteplaats] wonende aan de [adres 3] [17] . De door [verdachte] genoemde [mededader 8] bleek na onderzoek te zijn; [mededader 8] [mededader1] , [geboorteplaats] (hierna: [mededader1] ) [18] [19] . Voornoemde [mededader1] , [mededader 2] en [mededader 3] werden op 20 juni 2014 als verdachten aangemerkt.
Telefoonnummers in gebruik bij verdachten
De rechtbank dient allereerst vast te stellen welke telefoonnummers in gebruik zijn geweest bij de verdachten en de door [verdachte] genoemde [mededader 6] en [voornaam] [mededader 4] . Gedurende het onderzoek is een aantal telefoonnummers getapt, zijn de historische verkeersgegevens opgevraagd en is er een aantal telefoons inbeslaggenomen onder de verdachten.
[mededader 3]
Uit een CIOT-bevraging blijkt dat op het GBA-adres van [mededader 3] het telefoonnummer [telf nr 1] is afgegeven. In het kader van het onderzoek werd de telecommunicatie gevoerd met het telefoonnummer [telf nr 1] opgenomen en afgeluisterd. In een tapgesprek op 3 juli 2014 werd door de man die de inkomende oproep aannam gezegd “Goedemiddag met [mededader 7] ”. Gevraagd naar de postcode en het huisnummer zei dezelfde man [postcode] ”. Ten slotte werd aan de man gevraagd “ [mededader 3] ”, waarop de man zei “Klopt”. De postcode en het huisnummer corresponderen met het GBA-adres van [mededader 3] [20] . Uit de CIOT-gegevens en de inhoud van dit tapgesprek kan naar het oordeel van de rechtbank worden opgemaakt dat [mededader 3] de gebruiker is van het telefoonnummer
[telf nr 1].
Binnen het onderzoek Hainichen zijn de historische verkeersgegevens gevorderd van voornoemd telefoonnummer [telf nr 1] , in gebruik bij [mededader 3] , over de periode 23 juni 2013 tot en met 23 juni 2014. Voorts zijn de historische verkeersgegevens gevorderd van telefoonnummer [telf nr 2] over de periode van 14 juli 2013 tot en met 14 juli 2014. De historische gegevens van [telf nr 2] zijn vergeleken met de historische verkeersgegevens van [telf nr 1] . Hierbij is gekeken naar de zendmast locatiegegevens van geregistreerde contacten van de telefoonnummers [telf nr 2] en [telf nr 1] in de periode van 19 januari 2014 en 10 maart 2014, waarbij er maximaal tien minuten tijdsverschil zit tussen het moment van contact van het ene telefoonnummer en het moment van contact van het andere telefoonnummer. In deze periode zijn er 35 gevallen waarin het geregistreerde contact van de ene telefoon binnen tien minuten van het geregistreerde contact van de andere telefoon ligt. Op alle 35 momenten liggen de aangestraalde zendmastlocaties in de zeer nabije omgeving van elkaar. Dit wijst er naar het oordeel van de rechtbank op dat de telefoonnummers [telf nr 2] en [telf nr 1] door dezelfde persoon worden gebruikt. Daarbij komt dat het telefoonnummer [telf nr 2] in de gevorderde periode 66 contacten heeft met een telefoonnummer in gebruik bij [voornaam vrouw] [mededader 3] , de echtgenote van [mededader 3] . Ten slotte zijn de historische verkeersgegevens van [telf nr 2] vergeleken met de historische ARS-gegevens van het kenteken [kenteken 2] in gebruik bij [mededader 3] . In de periode van 21 januari tot en met 24 februari 2014 zijn er tien gevallen waarin een geregistreerd contact op [telf nr 2] en een passage van het kenteken [kenteken 2] binnen tien minuten van elkaar geregistreerd zijn.
Gelet op het voorgaande staat voor de rechtbank vast dat het telefoonnummer
[telf nr 2]in gebruik is bij [mededader 3] [21] .
Waar sprake is van sms-verkeer of telefoongesprekken afkomstig van de telefoonnummers [telf nr 1] en [telf nr 2] zal in het hiernavolgende worden vermeld dat het gaat om sms-verkeer dan wel telefoongesprekken van [mededader 3] .
[mededader 2]
heeft op 8 oktober 2014 verklaard dat hij al tien jaar gebruik maakt van het telefoonnummer [telf nr 3] en dat hij dit nummer in 90 procent van de gevallen gebruikt [22] [23] . Bij de aanhouding van verdachte op 7 oktober 2014 werd een Iphone 5 inbeslaggenomen, voorzien van IMEI-nummer 013556007409515. Het nummer [telf nr 3] werd gebruikt in die telefoon [24] .
Gelet op het vorenstaande neemt de rechtbank als vaststaand aan dat [mededader 2] gebruik maakte van het telefoonnummer
[telf nr 3].
Waar sprake is van sms-verkeer of telefoongesprekken afkomstig van dit telefoonnummer, zal in het hiernavolgende worden vermeld dat het gaat om sms-verkeer dan wel telefoongesprekken van [mededader 2] .
Het telefoonnummer [telf nr 4] staat bij het CIOT geregistreerd op naam van [mededader 2] op het adres [adres 4] . [mededader 2] heeft volgens de GBA vanaf 20 juli 2000 tot 8 oktober 2015 ingeschreven gestaan op voornoemd adres [25] . [mededader 2] heeft verklaard dat hij in zijn woning een vast telefoonnummer heeft en dat hij denkt dat dat het nummer [telf nr 4] is [26] . Gelet op het vorenstaande neemt de rechtbank als vaststaand aan dat in de woning van [mededader 2] gebruik werd gemaakt van het telefoonnummer
[telf nr 4].
Waar sprake is van telefoongesprekken afkomstig van dit telefoonnummer, zal in het hiernavolgende worden vermeld dat het gaat om telefoongesprekken vanuit de woning van [mededader 2] .
[verdachte]
Op 27 juni 2014 e-mailde de Duitse politie het onderzoeksteam dat [verdachte] verklaarde aan de Duitse politie dat hij het Duitse nummer [telf nr 5] gebruikte [27] [28] .
Gelet op het vorenstaande neemt de rechtbank als vaststaand aan dat [verdachte] gebruik maakte van voornoemd telefoonnummer
[telf nr 5].
Waar sprake is van sms-verkeer of telefoongesprekken afkomstig van dit telefoonnummer, zal in het hiernavolgende worden vermeld dat het gaat om sms-verkeer dan wel telefoongesprekken van [verdachte] .
[mededader1]
[verdachte] heeft verklaard dat het telefoonnummer van [mededader1] in zijn telefoon staat opgeslagen onder de naam [alias] ’ [29] . [mededader1] werd ook wel [alias] ’ genoemd [30] . De telefoons van [verdachte] zijn naar aanleiding van een gedaan rechtshulpverzoek uitgelezen door de Duitse politie. In de telefoons van [verdachte] stond onder de namen [alias] ’ en [alias] ’ het telefoonnummer [telf nr 6] opgeslagen [31] [32] .
Het telefoonnummer [telf nr 6] maakte gebruik van een telefoon voorzien van het IMEI-nummer [imeinummer 2] . De historische gegevens van het IMEI-nummer [imeinummer 2] zijn gevorderd en hieruit blijkt dat het Kroatische nummer [telf nr 7] in de gevorderde periode ook gebruik maakte van de telefoon voorzien van dit IMEI-nummer [33] .
Gelet op het vorenstaande neemt de rechtbank als vaststaand aan dat [mededader1] gebruik maakte van voornoemde telefoonnummers
[telf nr 6]en
[telf nr 7].
Waar sprake is van sms-verkeer of telefoongesprekken afkomstig van deze telefoonnummers, zal in het hiernavolgende worden vermeld dat het gaat om sms-verkeer dan wel telefoongesprekken van [mededader1] .
[mededader 6]
Uit de door de Duitse politie aangeleverde gegevens afkomstig van de telefoons van [verdachte] volgt dat het nummer [telf nr 8] opgeslagen staat onder de naam [alias 3] [34] . Naast voornoemd telefoonnummer is er ook een nummer ( [telf nr 10] ) opgeslagen onder de naam [alias 4] [35] .
Op de bellijst van de telefoon van [verdachte] was te zien dat op 25 februari 2014 deze telefoon contact zocht met het telefoonnummer opgeslagen onder de naam [alias 4] ( [telf nr 10] ) en dat er geen verbinding tot stand kwam. 21 seconden later belde de telefoon van [verdachte] uit naar [telf nr 8] opgeslagen onder de naam [alias 3] [36] . Dit wijst erop dat de telefoonnummers bij dezelfde persoon in gebruik zijn.
[verdachte] heeft verklaard dat (onder meer) [mededader 6] , [mededader 4] en [mededader1] en hij op de ochtend van 21 februari 2014 allen in de woning van [mededader 2] aan de [adres 3] waren, dat hij met [mededader1] is weggegaan uit de woning en de anderen in de woning bleven [37] . [mededader 6] heeft verklaard dat hij op 20 februari 2014 met [verdachte] naar Nederland is gereden naar de woning van [mededader 2] en dat hij daar twee dagen is gebleven [38] . Uit de historische verkeersgegevens volgt dat het telefoonnummer [telf nr 8] op 22 februari 2014 meerdere contactmomenten heeft en de telefoon bij al deze contactmomenten de zendmast gelegen aan de Grevelingenstraat 11 te Zierikzee aanstraalt. De zendmast Grevelingenstraat 11 te Zierikzee is de zendmast waarop de telefoons van [mededader 2] het meest aanstralen. Deze ligt in de directe nabijheid van zijn woning aan de [adres 3] [39] .
Gelet op het vorenstaande neemt de rechtbank als vaststaand aan dat [mededader 6] gebruik maakte van voornoemde telefoonnummers
[telf nr 8]en
[telf nr 10].
Waar sprake is van sms-verkeer of telefoongesprekken afkomstig van deze telefoonnummers, zal in het hiernavolgende worden vermeld dat het gaat om sms-verkeer dan wel telefoongesprekken van [mededader 6] .
[mededader 4]
[verdachte] verklaarde dat het telefoonnummer van [mededader 4] in het telefoongeheugen van zijn telefoons, welke zijn in beslag genomen door de Duitse politie, is opgeslagen onder de naam [alias 5] , de bijnaam van [mededader 4] [40] . Naar aanleiding van het door het door de Nederlandse politie gedane rechtshulpverzoek heeft de Duitse politie de gegevens van deze telefoons verstrekt. In deze gegevens stonden onder de naam " [alias 5] " twee telefoonnummers opgeslagen: [telf nr 11] en [telf nr 12] [41] .
De telefoon met het nummer [telf nr 12] [42] bevatte een aantal berichten waarin de gebruiker op 29 april gefeliciteerd werd. [mededader 4] is op 29 april geboren. In een van deze berichten [43] werden de felicitaties gericht aan ' [alias 5] ' [44] .
Gelet op het vorenstaande neemt de rechtbank als vaststaand aan dat [voornaam] [mededader 4] gebruik maakte van voornoemde telefoonnummers
[telf nr 11]en
[telf nr 12].
Waar sprake is van sms-verkeer of telefoongesprekken afkomstig van deze telefoonnummers, zal in het hiernavolgende worden vermeld dat het gaat om sms-verkeer dan wel telefoongesprekken van [voornaam] [mededader 4] .
De periode voorafgaand aan en na de dood van [slachtoffer]
De rechtbank zal hieronder, op basis van de telefoongegevens, de ARS-gegevens, de bevindingen van de politie en de verklaringen van (mede)verdachten en getuigen, de volgende feiten en omstandigheden rondom de dood van [slachtoffer] vaststellen.
De telefoon van [mededader1] straalt voor het eerst op 2 februari 2014 een zendmast in Nederland aan en op 3 februari 2014 straalt de telefoon de zendmast aan de Grevelingenstraat 11 te Zierikzee aan [45] . Wanneer er vanuit de woning van [mededader 2] met een mobiele telefoon contact wordt gemaakt, dan straalt deze aan op de mast aan de Grevelingenstraat 11 in Zierikzee [46] [47] .
Op 11 februari 2014 vinden er drie telefoongesprekken plaats tussen [mededader1] enerzijds en [verdachte] en [mededader 4] anderzijds [48] .
Op 12 februari 2014 zijn er verschillende telefonische contacten tussen de nummers van [mededader 3] en [mededader 2] [49] . Om 18.05 uur vindt er een gesprek plaats tussen [mededader 3] en [mededader 2] waarbij zij beiden dezelfde zendmast in Goes aanstralen. [mededader1] en [mededader 2] ontvangen even later, drie minuten na elkaar, vier sms-berichten van hun provider. Bekend is dat telecomproviders op het moment dat een mobiele telefoon gebruik maakt van een buitenlands netwerk, in dit geval België, sms-berichten sturen in verband met de kosten van gebruik in het buitenland. Om respectievelijk 22.50 uur en 22.52 uur stralen de telefoons van [mededader 3] en [mededader 2] wederom dezelfde zendmast in Goes aan [50] .
Om 20.36, 20.37 en 20.38 uur heeft [mededader 2] sms-contact met [mededader 9] , waarbij de telefoon van [mededader 2] een zendmast in Huijbergen aanstraalt. Tussen 20.46 uur en 21.24 uur heeft [mededader 2] vier sms-contacten waarbij zijn telefoon zendmasten aanstraalt aan de Fortuinstraat en Antwerpsestraat te Hoogerheide. Aan de hand van de door de provider aangeleverde Cell ID kan de positie van de telefoon van [mededader 2] ten tijde van de ontvangen en verzonden sms-berichten van 20.37 en 20.38 uur worden bepaald ten opzichte van de zendmast die werd aangestraald. Uit deze gegevens volgt dat [mededader 2] zich in het dekkingsgebied bevond waaronder ook het adres [adres] zich bevindt [51] .
[verdachte] heeft verklaard dat hij van [mededader 2] heeft gehoord dat [mededader1] een hele maand is voorbereid op de moord en dat zij [mededader1] verschillende locaties hebben laten zien, waaronder de zonnestudio [52] .
Op 18 februari 2014 maakt [mededader 2] een bedrag van € 150,- via Western Union over naar [verdachte] . [verdachte] haalt dit geld op 19 februari 2014 om 06.59 uur op in München [53] . [verdachte] heeft verklaard dat voornoemd bedrag bedoeld was voor reiskosten naar Nederland omdat [mededader 6] terug wilde naar Nederland voor een klus [54] .
Op 20 februari 2014 wordt om 21.35 uur vanaf het telefoonnummer van [mededader1] een sms gestuurd naar het nummer van [verdachte] met de tekst ‘ [adres 5] , dat is de stad en het adres, achter het huis parkeren, dan pik ik je op’ [55] . De telefoon van [mededader1] straalt op dat moment de zendmast aan die het meeste wordt aangestraald vanuit de woning van [mededader 2] [56] . Om 21.58, 22.12 en 22.15 uur ontvangt [mededader 4] een aantal sms-berichten, waarbij zijn telefoon achtereenvolgens zendmasten in Venlo, Helenaveen en Neerkant aanstraalt. Hieruit volgt dat hij zich in Nederland in westelijke richting verplaatst [57] . Uit de ARS-gegevens van de Renault Scenic met kenteken [kenteken 4] van [verdachte] volgt dat de auto zich op 21 februari 2014 om 01.31 uur op de N59 ter hoogte van Oude Tonge bevindt en om 02.11 uur op de N59 ten noorden van Zierikzee [58] . [verdachte] heeft verklaard dat hij met [mededader 4] en [mededader 6] in zijn Renault Scenic vanuit München naar de woning van [mededader 2] in Zierikzee is gereden [59] . Ook [mededader 4] en [mededader 6] hebben verklaard dat zij met [verdachte] vanuit München naar Zierikzee zijn gereden [60] [61] . [mededader 2] , [mededader 4] , [mededader 6] , [verdachte] en [mededader1] brengen de nacht in de woning door [62] [63] .
Op 21 februari 2014 in de ochtend komt [mededader 3] naar de woning van [mededader 2] en spreekt hij met [mededader 2] . [mededader 3] zegt die ochtend herhaaldelijk tegen [mededader1] ‘maak het vandaag af’. Hij blijft benadrukken dat het die dag moet gebeuren. [mededader 2] geeft op enig moment het navigatiesysteem uit zijn auto met een briefje erbij aan [mededader1] . Op het briefje staat het adres van de manege waar zij later de auto zullen parkeren [64] . [verdachte] voert dit adres in het navigatiesysteem in [65] . Uit de personenauto op naam en in gebruik bij [mededader 2] is op 6 augustus 2014 onder meer een navigatiesysteem van het merk Tom Tom inbeslaggenomen en onderzocht door de digitale recherche. Uit het onderzoek aan de Tom Tom volgt dat tweemaal de bestemming Huijbergen, tweemaal de bestemming [straatnaam 1] 50 te Huibergen en tweemaal de bestemming [adres 6] is ingevoerd. Aan de [adres 6] was gelegen manege De Wolf. Voorts is tweemaal de bestemming [adres 7] ingevoerd. Uit onderzoek is gebleken dat aan de [straatnaam 2] 71 te Hoogerheide is gevestigd Zonnestudio [naam zonnestudio] waar [slachtoffer] zich regelmatig ophield [66] .
[verdachte] en [mededader1] blijven na het overhandigen van het navigatiesysteem door [mededader 2] eerst nog een aantal uren in de woning van [mededader 2] en gaan dan samen weg [67] . Om 15.08 uur straalt de telefoon van [verdachte] nog de zendmast bij de woning van [mededader 2] aan [68] . [mededader1] en [verdachte] rijden naar de manege [69] . Om 18.34 uur wordt de auto van [verdachte] geregistreerd, rijdend op de N59, vermoedelijk in oostelijke richting [70] . [mededader1] en [verdachte] rijden richting de parkeerplaats van de manege. Op aanwijzen van [mededader1] rijden ze nog een rondje over de [straatnaam 1] [71] . [mededader1] wijst daarbij naar woningen aan de rechterzijde en vertelt dat daar de woning van de betreffende persoon is waarmee hij moet onderhandelen [72] . Vervolgens parkeren zij de auto op de kleine parkeerplaats P2 [73] .
[mededader1] loopt vervolgens weg in de richting van de woning van [slachtoffer] , nadat hij tegen [verdachte] heeft gezegd dat hij elk half uur een rondje moet lopen. [mededader1] blijft urenlang weg en in de tussentijd loopt [verdachte] meerdere rondjes. Nadat [mededader1] terugkomt, vertelt hij dat de man er niet is en ze de andere dag terug zullen gaan [74] . [verdachte] heeft verklaard dat het mogelijk is dat [mededader1] en hij die avond samen een rondje hebben gelopen [75] . Getuige [getuige 2] en getuige [getuige 3] hebben die avond twee mannen zien lopen die uit de richting van [straatnaam 1] [huisnummer] kwamen [76] [77] .
[verdachte] en [mededader1] brengen de nacht in de auto in de omgeving van de [straatnaam 1] door [78] [79] . Zij keren die nacht niet naar de woning van [mededader 2] terug [80] [81] .
De volgende ochtend rijden [mededader1] en [verdachte] naar Renesse en brengen zij daar de dag door op het strand [82] [83] [84] . Hier is ook een foto gemaakt van [mededader1] en [verdachte] op het strand [85] . Om 08.48 uur stuurt [mededader1] een sms-bericht naar [mededader 6] waarbij de telefoon van [mededader1] een zendmast in Renesse aanstraalt [86] .
Om 18.01 uur rijdt de auto van [verdachte] over de N57 bij Serooskerke. Van 18.12 uur tot 19.34 uur wordt de auto ARS geregistreerd achtereenvolgens te Zierikzee, Bruinisse en Halsteren. Het is dan nog ongeveer 20 minuten rijden naar de [straatnaam 1] te Huijbergen [87] . [verdachte] en [mededader1] komen vervolgens aan in Huijbergen en parkeren de auto bij de manege [88] . Getuige [getuige 1] ziet rond 20.00 uur een auto met een witte kentekenplaat met zwarte letters, beginnend met ZG of ZN staan op de parkeerplaats bij de manege [89] . Getuige [getuige 2] ziet tussen 20.00 uur en 20.15 uur dezelfde twee mannen als die zij de dag ervoor zag lopen en ziet dat de grote man over de schutting bij huisnummer [huisnummer] kijkt [90] . Getuige [getuige 1] ziet rond 20.20 uur twee mannen lopen in het gedeelte tussen de manege en de [straatnaam 1] [91] .
[mededader1] loopt na aankomst op de parkeerplaats wederom richting de woning van [slachtoffer] . Hij heeft [verdachte] gezegd ook naar de woning te komen wanneer hij een BMW of een Lexus voorbij ziet rijden. [verdachte] ziet op enig moment de Lexus de [straatnaam 1] oprijden en loopt dezelfde route als [mededader1] . Op het moment dat hij halverwege de straat is, hoort en ziet hij [mededader1] ineens en ziet hij dat [mededader1] een wapen in zijn hand heeft. [mededader1] zegt: ‘ik heb hem verwond, ik heb hem verwond’. [mededader1] rent naar de auto en [verdachte] rent hem achterna. Ze stappen in de auto en [mededader1] geeft [verdachte] aanwijzingen waar hij naartoe moet rijden. [mededader1] heeft een papiertje met wat adressen erop [92] .
Om 21.06 uur wordt de eerste melding bij de Regionale meldkamer ontvangen. Om 21.14 uur belt [mededader1] naar [mededader 6] , waarbij de telefoon van [mededader1] op de zendmast aan De Weg naar Wouw te Huijbergen aanstraalt en die van [mededader 6] de zendmast Grevelingenstraat 11 in Zierikzee. Om 21.16 uur stuurt [mededader1] een sms-bericht naar [mededader 6] , waarbij [mededader1] aanstraalt in Essen. Om 21.16 uur wordt er vanaf de vaste huislijn van [mededader 2] gebeld naar het nummer van [mededader 3] , dat op dat moment een zendmast in Vlissingen aanstraalt. Om 21.18 uur stuurt [mededader1] nogmaals een sms-bericht naar [mededader 6] . Om 21.27 uur ontvangt [verdachte] een sms-bericht over datagebruik in België en straalt de telefoon een mast in Essen aan [93] .
[verdachte] heeft verklaard dat hij vanaf de parkeerplaats is weggereden met [mededader1] en dat [mededader1] aangaf hoe hij moest rijden. Ze zijn met een aantal tussenstops, waaronder in Essen en bij een spoorwegstation en bij Mc Donalds, naar de haven in Antwerpen gereden waar zij de nacht doorbrengen. Ze kunnen niet hard rijden, omdat de motor van de auto oververhit raakt. [mededader1] gooit bij die verschillende stops spullen weg en in de haven gooit hij het wapen weg. [mededader1] heeft Essen ingetoetst op het navigatiesysteem [94] . Onderzoek aan het navigatiesysteem heeft uitgewezen dat de bestemming Essen is ingevoerd [95] . Uit de triploggegevens verkregen uit voornoemd navigatiesysteem, volgt dat de auto waarin het navigatiesysteem zich bevindt op 23 februari 2014 van 00.16 uur tot en met 01.18 uur rijdt op de Sint Michielskaai te Antwerpen en van 07.49 uur tot en met 08.03 uur rijdt vanaf de Cockerillkaai naar de Italiëlei ter hoogte van de Goudbloemstraat. De Goudbloemstraat is gelegen in de directe nabijheid van café Pool Planet aan de Franklin Rooseveltplaats te Antwerpen [96] .
Om 23.03 uur belt [mededader1] tweemaal naar [mededader 4] waarbij zijn telefoon een zendmast in Schoten, België, aanstraalt. Om 00.15 uur belt [mededader1] naar [mededader 4] , waarbij de telefoon van [mededader1] in Merksem, België, aanstraalt.
Op 23 februari 2014 om 07.55 uur wordt er vanaf de vaste huislijn van [mededader 2] gebeld naar [verdachte] . Om 09.22 uur belt [mededader1] naar [mededader 4] , waarbij [mededader1] ’ telefoon aanstraalt op een zendmast aan de Franklin Rooseveltplaats 1A te Antwerpen. Om 09.26 uur belt [mededader 3] naar [mededader 2] waarbij [mededader 3] ’s telefoon een zendmast in Vlissingen aanstraalt en die van [mededader 2] een zendmast in Zierikzee. Om 09.29 uur belt [mededader1] naar [mededader 4] . [mededader 4] straalt aan in Zierikzee en [mededader1] in Antwerpen. Om 11.14 uur belt [mededader 3] naar [mededader 2] waarbij [mededader 3] aanstraalt in Bergen op Zoom en [mededader 2] in Antwerpen. Om 12.58 uur straalt de telefoon van [mededader 3] nog een zendmast in Bergen op Zoom aan, om 13.54 uur een zendmast in Vlissingen en om 14.34 uur een zendmast in Antwerpen [97] .
[verdachte] heeft verklaard dat hij de volgende morgen met [mededader1] naar een café in Antwerpen is gegaan. [verdachte] parkeert de auto op ongeveer 200 meter van het café op het gras waar de auto later is weggesleept [98] [99] . [mededader 2] , [mededader 6] en [mededader 4] komen ook naar dat café, genaamd Pool Planet. Later komt ook [mededader 3] [100] [101] . [mededader1] wordt in het café door iedereen gefeliciteerd. [mededader 2] is een aantal keren aan het bellen en loopt in en uit het café [102] [103] . [mededader 2] heeft tussen 09.26 uur en 17.15 uur zestien maal telefonisch contact met [mededader 3] [104] . [mededader 3] brengt geld en drugs mee naar Antwerpen en na zijn aankomst in café Pool Planet overhandigt hij dit aan [mededader1] als beloning voor de succesvolle klus [105] .
[mededader 2] vraagt op enig moment aan [verdachte] om de navigatie uit de auto te halen. [verdachte] merkt op het moment dat hij naar de auto wil lopen dat deze niet meer op zijn plaats staat. De auto blijkt te zijn weggesleept [106] . [mededader 2] en [mededader 3] helpen om de auto terug te vinden [107] . [verdachte] gaat met [mededader1] , [mededader 2] en [mededader 3] naar de plaats waar de auto staat en haalt daar de navigatie en zijn tas en laptop uit de auto. [mededader1] maakt de auto schoon met een vloeistof die hij van [mededader 3] heeft gekregen [108] .
Het forensisch onderzoek
De auto van [verdachte] , de Renault Scenic met kenteken [kenteken 4] , is op 11 juni 2014 door de Nederlandse politie inbeslaggenomen [109] . Aan en in voornoemde auto is een onderzoek naar sporen verricht en de veiliggestelde sporen en sporendragers zijn inbeslaggenomen. Op de zitting van de rechtervoorstoel lag een zwarte handschoen die werd veiliggesteld [AAHE5664NL]. Aan de bestuurdersstoel was een klaptafel bevestigd en tussen deze klaptafel en de rugleuning, zat een paar leren zwarte handschoenen, die eveneens werden veiliggesteld [AAHE5700NL] [110] .
In het kader van het onderzoek werd een jas inbeslaggenomen onder [verdachte] . Deze jas werd op 24 juli 2014 ter beschikking gesteld van team Forensisch Onderzoek voor nader onderzoek en werd gewaarmerkt met SIN-nummer: AAGZ1860NL [111] . De binnenkant van de kraag van voornoemde jas is bemonsterd gericht op celmateriaal van de drager(s) van de jas. Deze bemonstering werd veiliggesteld als AAGZ1860NL#01 voor een DNA-onderzoek. Uit dit onderzoek volgt dat aan de binnenzijde van de kraag een DNA-profiel van een man ‘onbekende man B’ is aangetroffen en dat de matchkans kleiner dan één op één miljard is [112] . Uit de auto van [verdachte] werd voorts een aantal goederen inbeslaggenomen en onderzocht op sporen. Van een koffiebeker (Douwe Egberts) [AAHE5652NL] en een peuk [AAHE5669NL] werd een bemonstering veiliggesteld [113] . Het DNA-profiel van het celmateriaal in de bemonstering AAHE5652NL#01 is eveneens afkomstig van onbekende man B. Ten aanzien van dit DNA-profiel is een match gevonden met een DNA-profiel van een spoor uit een andere zaak. Deze matchende DNA-profielen zijn geregistreerd onder DNA-profielcluster 29145. Dit betekent dat (een deel van) het celmateriaal in de bemonsteringen in DNA-profielcluster 29145 afkomstig kan zijn van dezelfde onbekende man. Het spoor [AAHE5669NL] (peuk) werd eveneens opgenomen in het DNA-profielcluster 29145 en dit matchte met een DNA-profiel van een persoon in de Duitse DNA-databank [114] . Op basis van een rechtshulpverzoek werd door de Duitse autoriteiten gemeld dat deze persoon betreft: [verdachte] , geboren te Bjelovar Kroatië op 16 januari 1990 [115] [116] .
De handschoenen, de jas en de op de plaats delict inbeslaggenomen huls zijn onderzocht. Uit de huls [AAGX7653NL] zijn schotresten veiliggesteld en voor nader onderzoek is een deel van de veiliggestelde schotresten uit de huls overgebracht op een stub. De mouwen van de jas en de buitenzijde van de handschoen [AAHE5664NL] zijn bemonsterd met stubs uit onderzoekssets schiethanden. Op de stubs zijn deeltjes met verschillende elementsamenstellingen aangetroffen. Er worden twee categorieën anorganische schotrestdeeltjes onderscheiden; categorie A- en categorie B-deeltjes. Categorie A-deeltjes zijn deeltjes met een elementsamenstelling die karakteristiek is voor schotrestdeeltjes. Categorie B-deeltjes zijn deeltjes met een elementsamenstelling die overeenkomsten vertoont met die van schotrestdeeltjes. In deze categorie is de kans dat de deeltjes een andere bron van herkomst hebben dan een schietproces groter dan bij deeltjes uit categorie A. Op de stubs waarmee delen van de mouwen van de jas zijn bemonsterd, zijn zeven categorie A-deeltjes aangetroffen. Met het aantreffen van categorie A-deeltjes wordt een vrijwel zekere relatie aangetoond met een schietproces. Op de stubs waarmee de buitenzijde van de handschoen [AAHE5664NL] is bemonsterd, zijn circa 2500 categorie A-deeltjes aangetroffen. Met het aantreffen van categorie A-deeltjes wordt een vrijwel zekere relatie aangetoond met een schietproces [117] .
Door het NFI is aanvullend onderzoek naar de schotresten gedaan. Er is een vergelijkend schotrestenonderzoek uitgevoerd tussen de aangetroffen deeltjes op de mouwen van de jas, de deeltjes op de handschoen [AAHE5664NL] en de deeltjes uit de huls. Bij het vergelijkend schotrestenonderzoek zijn de kenmerken van de verzamelingen deeltjes die zijn aangetroffen op mouwen van de jas, de handschoen en de huls met elkaar vergeleken. Het vergelijkend schotrestenonderzoek werd beschouwd aan de hand van twee sets hypothesen, waarbij een uitspraak is gedaan over de waarschijnlijkheid van de bevindingen in het licht van de hypothesen.
Op basis van de vraagstelling zijn de volgende hypothesen geformuleerd:
Hypothese J1: De deeltjes die zijn aangetroffen op de bemonsteringen van de jas [AAGZ1860NL] hebben dezelfde bron van herkomst als de deeltjes die zijn aangetroffen op de schotrestenbemonstering van de huls [AAGX7653NL].
Hypothese J2: De deeltjes die zijn aangetroffen op de bemonsteringen van de jas [AAGZ1860NL] hebben een andere bron van herkomst dan de deeltjes die zijn aangetroffen op de schotrestenbemonstering van de huls [AAGX7653NL].
Hypothese H1: De deeltjes die zijn aangetroffen op de bemonsteringen van de handschoen [AAHE5664NL] hebben dezelfde bron van herkomst als de deeltjes die zijn aangetroffen op de schotrestenbemonstering van de huls [AAGX7653NL].
Hypothese H2: De deeltjes die zijn aangetroffen op de bemonsteringen van de handschoen [AAHE5664NL] hebben een andere bron van herkomst dan de deeltjes die zijn aangetroffen op de schotrestenbemonstering van de huls [AAGX7653NL].
De deskundige is tot de conclusie gekomen dat de bevindingen van het onderzoek iets waarschijnlijker zijn wanneer hypothese J1 juist is, dan wanneer hypothese J2 juist is en dat de bevindingen van het onderzoek iets waarschijnlijker zijn wanneer hypothese H1 juist is, dan wanneer hypothese H2 juist is.
Ten aanzien van het verschil in aangetroffen A-deeltjes op de jas en op de handschoen (7 tegenover 2500) heeft de deskundige geconcludeerd dat de bevindingen met betrekking tot de handschoen beter passen bij een primaire overdracht (door zelf schieten of zich dichtbij het vuurwapen bevinden tijdens het schieten) dan bij een secundaire overdracht (aanraken van een met schotresten besmet voorwerp), terwijl voor de jas geldt dat de bevindingen net zo goed passen bij een primaire overdracht als bij een secundaire overdracht [118] .
De binnenkant van de handschoen [AAHE5664NL] is bemonsterd gericht op celmateriaal van de drager(s) van de handschoen. Deze bemonstering is als AAHE5664NL#01 veiliggesteld voor DNA-onderzoek. Er is een match gevonden met de DNA-profielen in DNA-profielcluster 29323. Het DNA-profiel van [mededader1] RAAY7269NL maakt deel uit van dit DNA-profielcluster Dit betekent dat de bemonstering AAHE5664NL#01 celmateriaal bevat dat afkomstig kan zijn van [mededader1] . De matchkans is kleiner dan één op één miljard [119] .
De rechtbank overweegt verder als volgt.
De betrokkenheid van verdachte
De rechtbank dient allereerst vast te stellen of verdachte betrokken is geweest bij de dood van [slachtoffer] en zo ja, waaruit deze betrokkenheid feitelijk heeft bestaan. Uit het sectierapport volgt dat [slachtoffer] door het hoofd is geschoten en als gevolg hiervan is overleden. Verdachte heeft ontkend [slachtoffer] door het hoofd te hebben geschoten en heeft [mededader1] aangewezen als de schutter.
Er is forensisch onderzoek verricht naar een handschoen aangetroffen op de rechtervoorstoel in de auto van verdachte en een jas die op aanwijzen van verdachte in beslag is genomen. De jas is gedragen door verdachte, zo leidt de rechtbank af uit de verklaring van verdachte en het DNA-onderzoek aan de jas. Op grond van het DNA-onderzoek aan de handschoen, waaruit volgt dat in de handschoen celmateriaal is aangetroffen dat matcht met het DNA-profiel van [mededader1] (matchkans 1 op 1 miljard), stelt de rechtbank vast dat [mededader1] de handschoen heeft gedragen. Voor zowel de jas als de handschoen geldt dat een vrijwel zekere relatie is aangetoond met een schietproces. In het vergelijkend schotrestenonderzoek is vastgesteld dat de hypothese dat de schotrestdeeltjes op respectievelijk de jas en de handschoen dezelfde bron van herkomst hebben als de deeltjes op de bemonstering van de huls die is aangetroffen op de auto van het slachtoffer, iets waarschijnlijker is dan de hypothese dat deze deeltjes een andere bron van herkomst hebben dan de deeltjes op de huls. Gelet op de verklaring van verdachte over het schietincident, in combinatie met bovenstaande bevindingen, staat voor de rechtbank vast dat de handschoen en de jas een relatie hebben met het schietincident waarbij [slachtoffer] is gedood.
Nader onderzoek heeft uitgewezen dat het aantreffen van de hoeveelheid schotrestdeeltjes op de handschoen beter past bij een primaire overdracht (door zelf schieten of zich dichtbij het vuurwapen bevinden tijdens het schieten) dan bij secundaire overdracht (aanraken van een met schotresten besmet voorwerp). Ten aanzien van het aantreffen van de hoeveelheid schotrestdeeltjes op de jas is geconcludeerd dat dit net zo goed past bij een primaire overdracht als bij een secundaire overdracht. De rechtbank overweegt dat hieruit niet zonder meer kan worden geconcludeerd dat de drager van de handschoen ( [mededader1] ) de schutter is geweest, ook gelet op het feit dat de jas na het schietincident nog enige tijd is gedragen, terwijl de handschoen voortdurend in de auto heeft gelegen en de auto na het wegslepen door de politie in Antwerpen op 23 februari 2014 niet is verplaatst. De deskundige heeft immers aangegeven dat de kans groot is dat het aantal schotrestdeeltjes door dagelijks gebruik van de jas afneemt.
Verdachte heeft kortgezegd verklaard dat hij op vrijdag 21 februari 2014 in zijn auto met [mededader1] naar Huijbergen is gereden. Hij heeft het adres van een nabijgelegen manege ingevoerd in het navigatiesysteem en heeft zijn auto bij de manege geparkeerd. Die avond hebben ze het latere slachtoffer niet gezien, waarna ze de nacht in de buurt van Huijbergen in de auto hebben doorgebracht. In de ochtend van zaterdag 22 februari 2014 zijn ze weer naar Huijbergen gegaan, waar bleek dat het slachtoffer er niet was. Vervolgens zijn ze naar Renesse gegaan. Aan het eind van de dag zijn ze teruggereden naar Huijbergen. [mededader1] is naar de woning van het latere slachtoffer gelopen, terwijl verdachte in de buurt van de auto op hem heeft gewacht. Na enige tijd kwam [mededader1] terug van de woning, met een pistool met geluiddemper in zijn hand. Hij riep dat hij hem verwond had. Vervolgens is verdachte samen met [mededader1] via Essen naar Antwerpen gereden.
De rechtbank stelt vast dat de verklaring van verdachte op belangrijke onderdelen wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen. Allereerst door de bevindingen uit het onderzoek naar het telefoonverkeer, waaruit naar voren komt dat de telefoon van [mededader1] op zaterdag 22 februari 2014 in de ochtend een zendmast in Renesse aanstraalt en om 21.14 uur, kort na de melding, een zendmast in Huijbergen. Hierna straalt de telefoon van verdachte een zendmast in Essen aan, terwijl de telefoon van [mededader1] vanaf 23.03 uur achtereenvolgens zendmasten in Schoten, Merksem en Antwerpen aanstraalt. Voorts volgt uit de ARS-gegevens met betrekking tot de auto van verdachte dat de auto op 22 februari 2014 van 18.01 uur tot 19.34 uur rijdt bij achtereenvolgens Serooskerke, Zierikzee, Bruinisse en Halsteren. Vanaf Halsteren is het nog 20 minuten rijden naar de [straatnaam 1] te Huijbergen. Dat verdachte en [mededader1] hier op 22 februari 2014 iets voor 20.00 uur zijn aangekomen wordt bevestigd door de getuigenverklaring van [getuige 1] over het waarnemen van een auto met een kenteken dat begint met ZG of ZN rond 20.00 uur op de parkeerplaats bij de manege en de getuigenverklaring van [getuige 2] over het zien van de twee mannen in de buurt van de woning van [slachtoffer] tussen 20.00 uur en 20.15 uur. Voorts zijn er foto’s van verdachte en [mededader1] gemaakt op het strand in Renesse aangetroffen en is in de TomTom inbeslaggenomen bij [mededader 2] het adres van de manege in Huijbergen ingevoerd.
[mededader1] heeft verklaard met verdachte in Renesse te zijn geweest, maar heeft zich voor het overige waar het gaat om de gebeurtenissen op 21 en 22 februari 2014 op zijn zwijgrecht beroepen. Hij heeft geen verklaring gegeven voor het feit dat zijn telefoon acht minuten na de melding bij de politie aanstraalt op een zendmast aan de Weg naar Wouw te Huijbergen. Ook voor het aantreffen van de schotrestdeeltjes op de handschoen heeft [mededader1] geen verklaring gegeven, terwijl verdachte over het aantreffen van de schotrestdeeltjes op de jas heeft verklaard dat deze hierop gekomen kunnen zijn doordat [mededader1] zijn jas in de auto met de handschoen heeft aangeraakt. Daarbij komt dat de auto in gebruik was bij verdachte, hetgeen een aanwijzing kan zijn dat hij de chauffeur is geweest. Gelet op het voorgaande staat voor de rechtbank vast dat niet verdachte, maar [mededader1] degene is geweest die [slachtoffer] door het hoofd heeft geschoten.
Medeplegen of medeplichtigheid
De vraag is of verdachte zich desondanks heeft schuldig gemaakt aan het medeplegen van het al dan niet met voorbedachten raad doden van [slachtoffer] dan wel of sprake is van medeplichtigheid bij (het medeplegen van) dit feit.
Voor medeplegen en medeplichtigheid geldt dat het opzet van verdachte gericht moet zijn geweest op zowel de te verrichten gedraging als de dood van het slachtoffer. Opzet omvat tevens voorwaardelijk opzet. Hiervan is sprake als verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het gevolg zal intreden.
Verdachte heeft ontkend te hebben geweten dat [mededader1] het slachtoffer zou doden. Hij heeft het volgende verklaard over de gebeurtenissen rondom het schietincident en zijn wetenschap hierover.
Begin februari 2014 is verdachte met [mededader 6] en [mededader 4] naar de woning van [mededader 2] in Zierikzee gereisd [120] . Tijdens dit bezoek heeft [mededader 6] volgens verdachte een vuurwapen met geluiddemper overgedragen aan [mededader 2] . [mededader1] was hierbij aanwezig [121] . Op 18 februari 2014 heeft [mededader 2] een bedrag van € 150,= overgemaakt aan [verdachte] . Volgens verdachte was dit bedrag bestemd voor een volgende reis naar Nederland. Over de bedoeling van deze reis heeft verdachte verklaard dat er is gesproken over een klus. Er zouden drugs worden gepakt [122] . Dit zou via een ripdeal, een inbraak of oplichting gebeuren [123] . Op 20 februari 2014 is verdachte voor de tweede keer met [mededader 6] en [mededader 4] naar de woning van [mededader 2] in Zierikzee gereden. De dag erna (21 februari 2014) is gezegd dat er geklust zou gaan worden. Er is gesproken over de mogelijkheid dat [mededader1] een oudere dame zou gijzelen en dat haar zoon de drugs moest afleveren. Ook is gesproken over beroven en een inbraak. [mededader 6] heeft hem vervolgens gevraagd om [mededader1] ergens naar toe te brengen. [mededader1] zei dat hij met een vriend ging onderhandelen, maar hij vertelde niet waarover. [mededader 3] heeft een aantal keren tegen [mededader1] gezegd “Maak het vandaag af, maak het vandaag af”. [mededader 2] gaf [mededader1] een navigatiesysteem en een briefje. Op het briefje stond een adres. Ze zijn vertrokken met de auto van verdachte. Verdachte heeft het adres op het briefje in het navigatiesysteem ingevoerd. Dit was het adres van een paardenstal met een café/restaurant. Nadat ze bij de paardenstal kwamen, hebben ze eerst een rondje gereden. [mededader1] heeft naar links gewezen en gezegd dat zijn vriend daar woonde. Daarna heeft verdachte geparkeerd op de kleinere parkeerplaats. [mededader1] wilde niet op de grote parkeerplaats bij de paardenstal staan. [mededader1] zei dat verdachte elk half uur een rondje moest lopen om te kijken of er geen politie was. Hij ging vervolgens alleen weg. Drie tot vier uur later kwam [mededader1] terug. Hij zei dat hij op de vriend had staan wachten. [mededader1] wilde niet naar huis voordat het afgewerkt zou zijn, want anders zouden [mededader 2] en [mededader 3] boos zijn. Ze hebben de nacht in de auto doorgebracht. Op zaterdag 22 februari 2014 zijn ze weer naar dezelfde parkeerplaats gegaan. [mededader1] was deze keer na vijf minuten terug. Hij gaf aan dat de vriend alweer weg was. [mededader1] wilde niet naar het café bij de paardenstal en ook niet terug naar [mededader 2] . Ze zijn naar Renesse gegaan en hebben daar de dag doorgebracht. Rond 20.00 uur waren ze weer terug in Huijbergen. Verdachte heeft één rondje gelopen met [mededader1] . Daarna ging [mededader1] richting het huis. [mededader1] zei dat hij moest bellen als de politie kwam of als er iets was. Na ongeveer een uurtje zag verdachte de Lexus van het slachtoffer rijden en is hij richting het huis gelopen [124] . [mededader1] kwam op hem af rennen en zei “Ik heb hem verwond”. Ze zijn allebei in de auto gestapt en verdachte is weg gereden naar Antwerpen.
Uit bovenstaande verklaring leidt de rechtbank af dat verdachte wist dat [mededader1] de bedoeling had om een strafbaar feit te plegen. Er is immers gesproken over een ripdeal, het afpakken van drugs, een gijzeling, een beroving en een inbraak. Voorts moest verdachte in de gaten houden of er politie aan kwam. Naar het oordeel van de rechtbank was verdachte zich er bovendien van bewust dat er een grote kans bestond dat dit strafbare feit gepaard zou gaan met geweld. Er is over geweldsfeiten gesproken en blijkens de verklaring van verdachte was het van groot belang dat het latere slachtoffer aanwezig was ten tijde van het plegen van het feit, hetgeen niet nodig is bij een feit als een inbraak.
Ook kan uit de verklaring van verdachte worden afgeleid dat hij voorafgaand aan het schietincident wist dat [mededader1] in samenwerking met [mededader 2] handelde bij het door hem te plegen strafbare feit. [mededader 2] heeft geld naar verdachte overgemaakt om de reis naar zijn woning in Zierikzee mogelijk te maken. Verdachte is naar de woning van [mededader 2] gereisd en heeft daar [mededader1] ontmoet. [mededader 2] heeft [mededader1] een navigatiesysteem en een briefje met het adres van de manege gegeven. Ten slotte wilde [mededader1] niet naar de woning van [mededader 2] op vrijdagavond en zaterdagochtend, omdat hij bang was dat [mededader 2] (en [mededader 3] ) boos zouden zijn dat het niet afgewerkt was.
Aan diezelfde [mededader 2] had [mededader 6] , in aanwezigheid van [mededader 4] , [mededader1] en verdachte, een aantal weken voor het schietincident een vuurwapen met geluiddemper afgeleverd. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte er ernstig rekening mee moeten houden dat dit wapen door [mededader1] zou worden meegenomen om te gebruiken bij het strafbare feit, waarvan de rechtbank heeft vastgesteld dat dit een geweldsfeit zou betreffen. Niet alleen was het vuurwapen met geluiddemper korte tijd voorafgaand aan het strafbare feit afgeleverd aan [mededader 2] , die, zoals de rechtbank hierboven heeft vastgesteld, betrokken was bij het door [mededader1] te plegen strafbare feit, maar dit is gebeurd door diezelfde [mededader 6] die verdachte later heeft gevraagd om als chauffeur op te treden voor [mededader1] . Het gebruik maken van een vuurwapen met geluiddemper impliceert naar het oordeel van de rechtbank dat de gebruiker het vuurwapen niet slechts meeneemt om daarmee te dreigen, maar dat deze bereid is daadwerkelijk kogels af te vuren met het vuurwapen. Door [mededader1] naar de woning van het slachtoffer, wiens aanwezigheid kennelijk is vereist, te brengen, terwijl hij er ernstig rekening mee moet houden dat [mededader1] bij het door hem te plegen geweldsfeit beschikt over een vuurwapen met geluiddemper en bereid is dit te gebruiken om kogels af te vuren, heeft verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat [mededader1] het slachtoffer om het leven zou brengen. Het opzet van verdachte is daarmee - in voorwaardelijke zin - gericht geweest op de dood van het slachtoffer.
De volgende vraag die aan de rechtbank voorligt is of het handelen van verdachte kan worden gekwalificeerd als medeplegen van dan wel medeplichtigheid aan het, al dan niet met voorbedachte raad, doden van [slachtoffer] .
Voor de kwalificatie medeplegen is vereist dat sprake is van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen. Daartoe dient de intellectuele en/of materiële bijdrage aan het delict van voldoende gewicht te zijn. Indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering, maar uit gedragingen die met medeplichtigheid in verband worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht) moet de rechter, in het geval hij toch tot een bewezenverklaring van het medeplegen komt, dat medeplegen nauwkeurig motiveren. Bij de beoordeling van de vraag of sprake is van medeplegen moet rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip. De bijdrage van de medepleger kan ook zijn geleverd in verscheidene gedragingen voor en/of tijdens en/of na het strafbare feit. Ook is niet uitgesloten dat de bijdrage in hoofdzaak vóór het strafbare feit is geleverd. In de bewijsvoering zal dan toegelicht moeten worden dat en waarom de bijdrage van verdachte van voldoende gewicht is geweest. Dat geldt in nog sterkere mate indien het hoofdzakelijk gaat om gedragingen die na het strafbare feit zijn verricht. Een geringe rol of het ontbreken van enige rol in de uitvoering van het delict zal in dergelijke uitzonderlijke gevallen moeten worden gecompenseerd, bijvoorbeeld door een grote(re) rol in de voorbereiding.
De rechtbank stelt vast dat verdachte de volgende gedragingen heeft verricht. Verdachte heeft [mededader1] met zijn auto naar de woning van het slachtoffer gebracht. Hij is op zowel vrijdag 21 februari 2014 als zaterdag 22 februari 2014, zo blijkt uit de verklaringen van de getuigen [getuige 2] en [getuige 3] , samen met [mededader1] langs de woning van het slachtoffer gelopen, waarbij [mededader1] op zaterdag over de schutting heeft gekeken. Op zaterdag heeft hij de hele dag met [mededader1] doorgebracht in Renesse. Blijkens zijn eigen verklaring heeft hij zowel op vrijdag als op zaterdag op de uitkijk gestaan, in de zin dat hij [mededader1] zou waarschuwen als de politie kwam of er iets anders aan de hand was. Na het schietincident heeft hij [mededader1] met de auto naar Antwerpen gebracht, waar hij € 500,= heeft gekregen voor zijn aandeel [125] .
De rechtbank is van oordeel dat de gedragingen van verdachte gedragingen betreffen die in beginsel met medeplichtigheid in verband worden gebracht, te weten de (vlucht)auto besturen en op de uitkijk staan. Niet is gebleken dat verdachte aanwezig is geweest bij de uitvoering van het delict. Hij heeft zelf verklaard dat hij bij de auto aan het wachten was. Weliswaar is verdachte zaterdag rond 20.15 uur bij de woning van het slachtoffer gezien, maar blijkens de verklaring van de echtgenote van [slachtoffer] is deze kort vóór de melding om 21.06 uur neergeschoten. Dit betekent dat er ruim een half uur is verstreken tussen het waarnemen van verdachte bij de woning van het slachtoffer en het schietincident. Evenmin is gebleken dat verdachte een rol heeft gespeeld bij de voorbereiding van het doden van [slachtoffer] , in de zin dat hij (bewust) betrokken is geweest bij het leveren van het wapen, het verschaffen van inlichtingen of het maken van een plan.
Gelet op het voorgaande zal de rechtbank verdachte vrijspreken van het primair tenlastegelegde medeplegen van het al dan niet met voorbedachte raad doden van [slachtoffer] . Verdachte heeft zich wel schuldig gemaakt aan medeplichtigheid hieraan door eerdergenoemde gedragingen te verrichten.
De rechtbank overweegt dat voldoende is komen vast te staan dat bij het doden van [slachtoffer] naast [mededader1] ook [mededader 2] en [mededader 3] als medepleger zijn betrokken. Uit de bewijsmiddelen volgt dat sprake is van planmatig handelen en een gezamenlijk doel. De medeverdachten hebben een wezenlijke bijdrage aan de uitvoering van het plan geleverd. Dit brengt met zich dat er in de uitvoering van het plan bewust en nauw is samengewerkt door de medeverdachten. De rechtbank stelt in dit verband vast dat [mededader 2] en [mededader1] op 12 februari 2014 kort na elkaar een sms-bericht van hun provider ontvangen, hetgeen erop duidt dat ze gebruik maken van een buitenlands, in dit geval Belgisch, netwerk. Ongeveer twee uur later, zo blijkt uit mastgegevens, bevindt de telefoon van [mededader 2] zich in het dekkingsgebied van de woning van het latere slachtoffer in Huijbergen. De straat van de woning van het latere slachtoffer, [straatnaam 1] te Huijbergen, is twee keer ingevoerd in de TomTom van [mededader 2] . [mededader1] is op 21 februari 2014 bovendien op de hoogte van de locatie van de woning van het latere slachtoffer op het park [straatnaam 1] . Op grond hiervan stelt de rechtbank vast dat er sprake is geweest van een voorverkenning op 12 februari 2014 waarbij [mededader1] door [mededader 2] voorzien is van informatie over de woning van het latere slachtoffer. [mededader1] en [mededader 3] zijn op 21 februari 2014 met [mededader 2] in de woning van laatstgenoemde aanwezig geweest. [mededader 3] heeft [mededader1] instructies gegeven en [mededader 2] heeft [mededader1] een navigatiesysteem en relevante adresgegevens overhandigd. Op 22 februari 2014 heeft [mededader1] het latere slachtoffer neergeschoten. Vrijwel direct na het schietincident is er contact geweest door [mededader1] met [mededader 6] , die zich op dat moment in de woning van [mededader 2] bevindt en vervolgens is er vanuit die woning gebeld met [mededader 3] . Hieruit leidt de rechtbank af dat [mededader 3] kort na het schietincident op de hoogte is gesteld van het feit dat het slachtoffer is neergeschoten. Ook na het feit is er veelvuldig telefonisch contact geweest tussen [mededader 2] en [mededader 3] en uiteindelijk hebben de medeverdachten elkaar ontmoet in Antwerpen, waar de beloning door [mededader 3] is gebracht en door [mededader1] in ontvangst is genomen. Ten slotte zijn alle medeverdachten betrokken geweest bij het schoonmaken van de auto die bij het plegen van het feit was gebruikt.
Voorbedachte raad
De rechtbank is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat verdachte en de medeverdachten handelden met voorbedachte raad. Geruime tijd voor het doden van [slachtoffer] zijn de voorbereidingen hiervoor begonnen, zoals het aanschaffen en leveren van het wapen met geluiddemper, het benaderen van [verdachte] en het voorverkennen van de situatie bij de woning in Huijbergen. Op de vrijdag voor het fatale schot is de latere schutter, [mededader1] , verteld dat hij het vandaag moest afmaken en is hem een navigatiesysteem en een briefje met het adres van de manege verstrekt. Op deze vrijdag zijn [mededader1] en verdachte al bij de woning van [slachtoffer] in Huijbergen geweest met het voornemen om hem te doden. Toen dit niet gelukt was, zijn [mededader1] en verdachte de volgende dag terug gekeerd naar de woning van [slachtoffer] om het voorgenomen plan te voltooien. Verdachte en zijn medeverdachten hebben dan ook voldoende tijd en gelegenheid gehad om zich te beraden op hun voorgenomen besluit om [slachtoffer] te doden, om na te denken over de betekenis en gevolgen van hun voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan medeplichtigheid aan het medeplegen van moord.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
subsidiair
[mededader1] en
/of[mededader 2] en
/of[mededader 3] op
of omstreeks22 februari 2014 te
Huijbergen, gemeente Woensdrecht, tezamen en in en vereniging
met een ander of anderen,
althans alleen,opzettelijk en
al dan nietmet voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven
heeft/hebben beroofd door met dat opzet en
al dan nietna kalm beraad en rustig overleg, met een vuurwapen een kogel in het hoofd van die [slachtoffer] te schieten, als gevolg waarvan
voornoemde [slachtoffer] is overleden,
bij
en/of totwelk misdrijf hij, verdachte, als medeplichtige, in
of omstreeksde periode van 1
tot en met 22 februari 2014 te Zierikzee (gemeente Schouwen-Duiveland) en
/ofte Huijbergen (gemeente Woensdrecht),
in elk geval op een of meer plaatsen in Nederland,opzettelijk behulpzaam is geweest
en/of opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaftdoor:
- Een vuurwapen mee te brengen (vanuit Duitsland naar Zierikzee) en/of (aldaar, te
Zierikzee) (al dan niet via [mededader 2] ) ter beschikking te stellen aan die [mededader1] en/of
[mededader 2] en/of [mededader 3] en/of (vervolgens)
- Die [mededader1] vanuit Zierikzee met een auto naar Huijbergen te vervoeren en
/of
- Op de uitkijk te staan voor die [mededader1] (in Huijbergen) en
/of
- ( vervolgens) aldaar in een auto op hem te wachten totdat die [mededader1] teruggekeerd was
en
/of
- ( vervolgens) met die [mededader1] in een auto is weggereden;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 18 jaar zonder aftrek van de in voorlopige hechtenis doorgebrachte tijd.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen strafmaatverweer gevoerd nu hij van mening is dat verdachte van het tenlastegelegde feit moet worden vrijgesproken. Wel heeft de raadsman opgemerkt dat mocht de rechtbank tot een strafoplegging komen, het voorarrest – in tegenstelling tot hetgeen de officier van justitie voorstelt – wel degelijk dient te worden afgetrokken van de op te leggen straf.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte is behulpzaam geweest bij de liquidatie van [slachtoffer] . Er was sprake van een weloverwogen plan om [slachtoffer] te doden en de liquidatie is goed voorbereid. De liquidatie vond plaats op de oprit van de woning van [slachtoffer] , waar hij door zijn echtgenote is aangetroffen. Voor haar moet dit zeer schokkend geweest zijn. Het slachtoffer was vader van een jong gezin. De nabestaanden is een onherstelbaar leed aangedaan, hetgeen ook blijkt uit de schriftelijke verklaring van de echtgenote van [slachtoffer] die in de vordering benadeelde partij is opgenomen. Door een koelbloedige liquidatie als deze wordt ook de samenleving ernstig geschokt.
Verdachte heeft weliswaar niet het fatale schot gelost, maar hij heeft de schutter van en naar de plaats delict vervoerd en op de uitkijk gestaan. De rechtbank neemt het verdachte zeer kwalijk dat hij op deze manier heeft bijgedragen aan de kille liquidatie van [slachtoffer] .
Gelet op de ernst van het feit en het aandeel hierbij van verdachte, acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur passend en geboden. De rechtbank komt echter tot oplegging van een lagere straf dan door de officier van justitie is geëist. Daarbij is van belang dat de rechtbank vrijspreekt van medeplegen van moord, maar uitgaat van medeplichtigheid hierbij. Voor het bepalen van de straf neemt de rechtbank voorts in aanmerking dat zij is uitgegaan van voorwaardelijk opzet op de dood van [slachtoffer] . Ten slotte houdt de rechtbank er in het voordeel van verdachte rekening mee dat hij uit eigen beweging is gaan verklaren over de moord en ook is blijven verklaren - ondanks de mogelijke gevolgen die dat voor hem zou kunnen meebrengen - waardoor het stilgelegde onderzoek naar de moord kon worden hervat en de daders terecht konden staan.
Alles afwegend is de rechtbank is van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 9 jaar passend en geboden is. Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat de door verdachte in voorlopige hechtenis doorgebrachte tijd in mindering dient te strekken op de op te leggen gevangenisstraf.

7.De benadeelde partij

7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat de gevorderde materiële schade kan worden toegewezen en de vordering voor het overige niet-ontvankelijk dient te worden verklaard nu de behandeling van dat deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding vormt.
7.2
Het standpunt van de verdediging
Voor zover de rechtbank - anders dan bepleit - tot enige bewezenverklaring komt, stelt de verdediging dat de vordering van de benadeelde partij als buitenproportioneel en buiten de orde moet worden afgewezen althans niet ontvankelijk dient te worden verklaard. Immers het behandelen van de vordering in deze vorm en gelet op de niet-eenvoudige aard van de gevorderde posten en kosten, vormt een onevenredige belasting van het strafproces.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De benadeelde partij, mevrouw [vrouw slachtoffer] , vordert, namens haarzelf en haar kinderen, een schadevergoeding ter hoogte van in totaal € 1.039.000,--, bestaande uit geleden materiele schade (gederfd inkomen) ter hoogte van € 432.000,--, geleden immateriële schade ter hoogte van € 600.000,-- en de begrafeniskosten tot een bedrag van € 7.000,--. Deze laatste post bestaat uit, zo blijkt uit de onderbouwing, advocaatkosten, een diner op 12 maart 2014 na de begrafenis in Litouwen, vliegtickets, cement, kosten inrichting van het graf in Litouwen, begrafenis in Litouwen en kosten van een grafzerk en grind, hotelkosten in Nederland in verband met de crematie alhier en de kosten van de uitvaart in Nederland. In totaal bedragen deze kosten blijkens de onderbouwing een bedrag van € 7.296,09.
In de toelichting wordt verder nog een post benoemd die ziet op kosten gemaakt in verband met behandeling door een psycholoog van mevrouw [vrouw slachtoffer] en haar dochter tot een bedrag van omgerekend € 289,62. Dit bedrag, zo begrijpt de rechtbank, is niet opgenomen in de gevorderde post kosten begrafenis.
De rechtbank is van oordeel dat de schade die ziet op de kosten met betrekking tot het overlijden van het slachtoffer [slachtoffer] een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit. Dit gedeelte van de vordering bevat een opsomming van kostenposten, onderbouwd met facturen, die zien op de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt na het overlijden van het slachtoffer. De rechtbank acht verdachte aansprakelijk voor deze geleden schade en zal dit bedrag dan ook toewijzen, met uitzondering van de kosten betreffende psychologische behandelingen van mevrouw [vrouw slachtoffer] en haar dochter en het diner op 12 maart 2014.
Voor wat betreft de post advocaatkosten overweegt de rechtbank als volgt. Met betrekking tot dit onderdeel heeft te gelden dat een dergelijke post toewijsbaar is, gelet op de verrichte werkzaamheden, te weten het indienen van de vordering benadeelde partij. Ter vaststelling daarvan zal worden aangeknoopt bij het gebruikelijke liquidatietarief en de rechtbank ziet geen reden om daar in onderhavig geval van af te wijken. De rechtbank gaat uit van 1 punt en stelt het liquidatietarief vast op € 1.200,-- mede gelet op het feit dat ter terechtzitting geen bijzondere omstandigheden zijn gebleken waarom er afgeweken moet worden van het gebruikelijke liquidatietarief en gelet op de verrichte werkzaamheden namelijk het indienen van de vordering. Niet is gebleken dat er voorts nog kosten zijn gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen. Nu er ter zake advocaatkosten een lager bedrag is gevorderd dan het vastgestelde 1 punt liquidatietarief bedraagt, zal de rechtbank de gevorderde advocaatkosten toewijzen tot het bedrag van € 1.000,--.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat de schade terzake gemaakte kosten tot een bedrag van
€ 6.947,34(€ 5.947,34 begrafenis kosten en € 1.000,-- advocaatkosten), voldoende aannemelijk is gemaakt en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen en voor het overige niet-ontvankelijk verklaren.
Voor het overige, zijnde de vordering ten aanzien van materiële schade (gederfd inkomen) en de immateriële schade, is de rechtbank van oordeel dat de behandeling van dat deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding vormt. De vordering is thans onvoldoende concreet onderbouwd. De benadeelde partij zal daarom voor deze posten niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering. Zij kan haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Nu op grond van het onderzoek ter terechtzitting vast is komen te staan dat verdachte medeplichtig is geweest bij het medeplegen van het bewezenverklaarde feit, zal de rechtbank de vordering hoofdelijk toewijzen. Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal de rechtbank tevens de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

8.Het beslag

8.1
De teruggave
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen, op de beslaglijst genummerd: 1, 2, 3 6, 7 aan verdachte, omdat deze redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.
De rechtbank zal de teruggave gelasten van het hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerp, op de beslaglijst genummerd: 4 aan [eigenaar] , omdat deze redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen, op de beslaglijst genummerd: 5, 8, 9, 10, 11, 12 en 13 aan de rechthebbende(n) van die voorwerpen.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 10, 24c, 27, 36f, 48, 49 en 289 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het onder 1
primairtenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:

Medeplichtigheid aan medeplegen van moord

- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 9 jaar;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van de inbeslaggenomen voorwerpen
genummerd 1,2, 3, 6 en 7, te weten:
1. STK Computertoebehoren, SD kaart, G_301656, 1 Gb, nr. 7, beslag Duitsland;
2. 1.00 STK Papier administr., G_301659, div.nota's/bonnetjes/reken.;
3. 1.00 STK Tas Kl:bruin, G.301667, beslag Duitsland;
6. 1.00 STK Computertoebehoren, PNY usb-stick, G1160592, 2GB, zijvak rechtervoorportier zg1;
7. 1.00 STK Navigator GPS ontv., G1161347, gps ontvangen, in dashboard linksv;
- gelast de teruggave aan [eigenaar] van het inbeslaggenomen voorwerp, genummerd 4 te weten;
4. 1.00 STK Navigator GPS GPS-BAKEN, G304475, eerder ingevoegd. Doc nr 1404
- gelast de teruggave aan de rechthebbende van de inbeslaggenomen voorwerpen, genummerd 5, 8, 9, 10, 11, 12 en 13 te weten:
5. 1.00 STK Kleding - G1167705, afritsbare broekspijp op tunnelbak;
8. 1.00 STK Jas - G1112740
9. 1.00 PR Schoeisel - G1112742
10. 1.00 STK Trui - G1112823
11. 1.00 STK Shirt - G1112743
12. 1.00 STK Broek - G1112744
13. 1.00 PR Sok - G1112746
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij mevrouw [vrouw slachtoffer] van
€ 5.947,34, ter zake van materiële schade;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen. (BP.20)
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht; (BP.22)
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij ter zake van rechtsbijstand heeft gemaakt, te weten € 1.000,-;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [vrouw slachtoffer] , € 5.947,34 te betalen, bij niet betaling te vervangen door 64 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd. (BP.04A)
Dit vonnis is gewezen door mr. Dekker, voorzitter, mr. De Weert en mr. Ebben, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Jansen- van Rooijen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 26 juli 2016.
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Hierna wordt – tenzij anders vermeld - verwezen naar het onderzoek TGO Hainichen, zaak A, van de politie-eenheid Zeeland - West Brabant, proces-verbaalnummer 2014038067, genummerd 1 t/m 9436
2.Het proces verbaal van bevindingen eerste bevindingen plaats delict, pagina 4946 van voornoemd eindproces-verbaal;
3.Het proces verbaal van bevindingen eerste bevindingen plaats delict, pagina 4948 van voornoemd eindproces-verbaal;
4.Het NFI rapport d.d. 28 februari 2014 Pathologie onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet natuurlijke dood, pagina 129 van het proces-verbaal Forensisch onderzoek;
5.Het NFI rapport d.d. 28 februari 2014 Pathologie onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet natuurlijke dood, pagina 130 van het proces-verbaal Forensisch onderzoek;
6.Het proces-verbaal van verhoor van [getuige 4] , pagina 5061 en 5062 van voornoemd eindproces-verbaal;
7.Het proces verbaal van bevindingen eerste bevindingen plaats delict, pagina 4947 van voornoemd eindproces-verbaal;
8.Het proces-verbaal onderzoek plaats delict, pagina 16 van het Proces-verbaal Forensisch onderzoek;
9.Het proces-verbaal onderzoek plaats delict, pagina 16 van het proces-verbaal Forensisch Onderzoek;
10.Het proces-verbaal verhoor getuige [initialen] [getuige 3] , pagina 4997 e.v. van voornoemd eindproces-verbaal;
11.Het proces-verbaal verhoor getuige [initialen] [getuige 2] , pagina 4975 e.v. van voornoemd eindproces-verbaal;
12.Het proces-verbaal verhoor getuige [initialen] [getuige 2] , pagina 4978 e.v. van voornoemd eindproces-verbaal;
13.Het proces-verbaal verhoor getuige [initialen] [getuige 2] , pagina 4975 e.v. van voornoemd eindproces-verbaal;
14.Het proces-verbaal verhoor getuige [initialen] [getuige 1] , pagina 5020 e.v. van voornoemd eindproces-verbaal;
15.Het proces-verbaal relaas, pagina 4889 van voornoemd eindproces-verbaal;
16.Het proces-verbaal van bevindingen identiteit [mededader 7] , pagina 3096 en 3097 van voornoemd eindproces-verbaal;
17.Het proces-verbaal van bevindingen COBAD79, pagina 2624 e.v. van voornoemd eindproces-verbaal;
18.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 2478 van voornoemd eindproces-verbaal;
19.Het rapport identificatie vanuit politieregisters, pagina 2479-2481 van voornoemd eindproces-verbaal;
20.Het proces-verbaal Stemherkenning [mededader 7] [mededader 3] , pagina 9255 van voornoemd eindproces-verbaal;
21.Het proces-verbaal gebruiker [telf nr 2] , pagina 9262-9264 van voornoemd eindproces-verbaal;
22.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [mededader 2] , pagina 2688 van voornoemd eindproces-verbaal;
23.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [mededader 2] , pagina 2735 van voornoemd eindproces-verbaal;
24.Het proces-verbaal van bevindingen Iphone 5 Dragan [mededader 2] , pagina 6179 e.v. van voornoemd eindproces-verbaal;
25.Het geschrift, te weten de ID-staat SKDB d.d. 6 juni 2016, los opgenomen in het persoonsdossier van verdachte;
26.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [mededader 2] , pagina 2745 van voornoemd eindproces-verbaal;
27.Het proces-verbaal Telecom, pagina 5700 van voornoemd eindproces-verbaal;
28.De vordering verstrekking verkeersgegevens mobiele telefonie, pagina 3121 BOB-dossier;
29.Het proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte] , pagina 2093 en 2127 van voornoemd eindproces-verbaal;
30.Het proces-verbaal verhoor verdachte [verdachte] , pagina 2426 van voornoemd eindproces-verbaal;
31.Het proces-verbaal Telecom, pagina 5700 en 5701 van voornoemd eindproces-verbaal;
32.Het proces-verbaal verwerken gegevens telefoons [verdachte] , pagina 5489-5491 van voornoemd eindproces-verbaal;
33.Het proces-verbaal Telecom, pagina 5701 van voornoemd eindproces-verbaal;
34.Het Proces-verbaal Telecom, pagina 5701 van voornoemd eindproces-verbaal;
35.het proces-verbaal verwerken gegevens telefoons [verdachte] , pagina 5489 van voornoemd eindproces-verbaal;
36.Het Proces-verbaal Telecom, pagina 5701 van voornoemd eindproces-verbaal;
37.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , pagina 2092 van voornoemd eindproces-verbaal;
38.Het proces-verbaal van verhoor van [mededader 6] , pagina 3360 van voornoemd eindproces-verbaal;
39.Het proces-verbaal Telecom, pagina 5704 van voornoemd eindproces-verbaal;
40.Het proces-verbaal van verhoor [verdachte] , pagina 2127 van voornoemd eindproces-verbaal;
41.Het proces-verbaal Telecom, pagina 5701 van voornoemd eindproces-verbaal;
42.Bijlage 3 bij het proces-verbaal verwerken telefoongegevens [verdachte] , pagina 5524 van voornoemd eindproces-verbaal;
43.Bijlage 3 bij het proces-verbaal verwerken telefoongegevens [verdachte] , pagina 5525 van voornoemd eindproces-verbaal;
44.Het proces-verbaal verwerken telefoongegevens [verdachte] , pagina 5490 van voornoemd eindproces-verbaal;
45.Het proces-verbaal van feiten, bevindingen en omstandigheden betreffende de vermoedelijke toedracht van de moord op [voornaam] [slachtoffer] , opgenomen in het proces-verbaal aanvulling dossier 20TGO14005, pagina 16 van 69, los opgenomen in het dossier;
46.De aanvraag vordering verstrekking historische gegevens, pagina 4388 van het Methodieken proces-verbaal, los opgenomen in het dossier;
47.Het proces-verbaal Telecom, pagina 5704 van voornoemd eindproces-verbaal;
48.Het proces-verbaal van feiten, bevindingen en omstandigheden betreffende de vermoedelijke toedracht van de moord op [voornaam] [slachtoffer] , opgenomen in het proces-verbaal aanvulling dossier 20TGO14005, pagina 24 van 69, los opgenomen in het dossier;
49.Het proces-verbaal vermoedelijke voorverkenningen aan de [straatnaam 1] Huijbergen en [straatnaam 2] Hoogerheide d.d. 11 en 12 februari 2014, pagina 14, 15 en 16 van 29, los opgenomen in het dossier;
50.Het proces-verbaal vermoedelijke voorverkenningen aan de [straatnaam 1] Huijbergen en [straatnaam 2] Hoogerheide d.d. 11 en 12 februari 2014, pagina 15 en 16 van 29, los opgenomen in het dossier;
51.Het proces-verbaal vermoedelijke voorverkenningen aan de [straatnaam 1] Huijbergen en [straatnaam 2] Hoogerheide d.d. 11 en 12 februari 2014, pagina 17, 18, 19 en 20 van 29, los opgenomen in het dossier;
52.Het proces-verbaal verhoor [verdachte] , pagina 2607 van voornoemd eindproces-verbaal;
53.Het proces-verbaal van bevindingen m.b.t de uitlevering van bescheiden en gegevens Western Union, pagina 5675 en 5676;
54.Het proces-verbaal van verhoor [verdachte] , pagina 2060 van voornoemd eindproces-verbaal;
55.Bijlage 3 bij het proces-verbaal verwerken telefoongegevens [verdachte] , pagina 5529 van voornoemd eindproces-verbaal;
56.Het proces-verbaal Telecom, pagina 5704 van voornoemd eindproces-verbaal;
57.Het proces-verbaal van feiten, bevindingen en omstandigheden betreffende de vermoedelijke toedracht van de moord op [voornaam] [slachtoffer] , opgenomen in het proces-verbaal aanvulling dossier 20TGO14005, pagina 28 van 69, los opgenomen in het dossier;
58.Het proces verbaal van bevindingen onderzoek ARS data ZG 1167 G, pagina 5430 van voornoemd eindproces-verbaal;
59.Het proces-verbaal van verhoor [verdachte] , pagina 2060 en 2061 van voornoemd eindproces-verbaal;
60.Het proces-verbaal van verhoor N. [mededader 6] , pagina 3360 van voornoemd eindproces-verbaal;
61.Het proces-verbaal van verhoor van M. [mededader 4] , pagina 3283 van voornoemd eindproces-verbaal;
62.Het proces-verbaal verhoor [mededader 2] , pagina 2741 van voornoemd eindproces-verbaal;
63.Het proces-verbaal verhoor [verdachte] , pagina 2092 van voornoemd eindproces-verbaal;
64.Het proces-verbaal verhoor [verdachte] , pagina 2092 en 2093 van voornoemd eindproces-verbaal;
65.Het proces-verbaal verhoor [verdachte] , pagina 2061 van voornoemd eindproces-verbaal;
66.Het proces-verbaal van bevindingen Tom Tom verdachte [mededader 2] , pagina 5712 van voornoemd eindproces-verbaal;
67.Het proces-verbaal verhoor [verdachte] , pagina 2093 van voornoemd eindproces-verbaal;
68.Het proces-verbaal van feiten, bevindingen en omstandigheden betreffende de vermoedelijke toedracht van de moord op [voornaam] [slachtoffer] , opgenomen in het proces-verbaal aanvulling dossier 20TGO14005, pagina 29 van 69, los opgenomen in het dossier;
69.Het proces-verbaal verhoor [verdachte] , pagina 2094 en 2094 van voornoemd eindproces-verbaal;
70.Het proces-verbaal van feiten, bevindingen en omstandigheden betreffende de vermoedelijke toedracht van de moord op [voornaam] [slachtoffer] , opgenomen in het proces-verbaal aanvulling dossier 20TGO14005, pagina 29 van 69, los opgenomen in het dossier;
71.Het proces-verbaal verhoor [verdachte] , pagina 2095 van voornoemd eindproces-verbaal;
72.Het proces-verbaal verhoor [verdachte] , pagina 2451 van voornoemd eindproces-verbaal;
73.Het proces-verbaal verhoor [verdachte] , pagina 2094 van voornoemd eindproces-verbaal;
74.Het proces-verbaal verhoor [verdachte] , pagina 2096 van voornoemd eindproces-verbaal;
75.Het proces-verbaal verhoor [verdachte] , pagina 2451 en 2451 van voornoemd eindproces-verbaal;
76.Het proces-verbaal verhoor getuige [initialen] [getuige 3] , pagina 4997 e.v. van voornoemd eindproces-verbaal;
77.Het proces-verbaal verhoor getuige [initialen] [getuige 2] , pagina 4978 e.v. van voornoemd eindproces-verbaal;
78.Het proces-verbaal verhoor [verdachte] , pagina 2452 van voornoemd eindproces-verbaal;
79.Het proces-verbaal verhoor [verdachte] , pagina 2100 van voornoemd eindproces-verbaal;
80.Het proces-verbaal verhoor [mededader 4] , pagina 3291 van voornoemd eindproces-verbaal;
81.Het proces-verbaal verhoor N. [mededader 6] , pagina 3361 van voornoemd eindproces-verbaal;
82.Het proces-verbaal van verhoor [verdachte] , pagina 2071 van voornoemd eindproces-verbaal;
83.Het proces-verbaal van verhoor [verdachte] , pagina 2452 van voornoemd eindproces-verbaal;
84.Het proces-verbaal van feiten, bevindingen en omstandigheden betreffende de vermoedelijke toedracht van de moord op [voornaam] [slachtoffer] , opgenomen in het proces-verbaal aanvulling dossier 20TGO14005, pagina 35 van 69, los opgenomen in het dossier;
85.Het proces-verbaal van verhoor [verdachte] , pagina 2115, 2139 en 2150 van voornoemd eindproces-verbaal;
86.Het proces-verbaal van feiten, bevindingen en omstandigheden betreffende de vermoedelijke toedracht van de moord op [voornaam] [slachtoffer] , opgenomen in het proces-verbaal aanvulling dossier 20TGO14005, pagina 36 van 69, los opgenomen in het dossier;
87.Het proces-verbaal van feiten, bevindingen en omstandigheden betreffende de vermoedelijke toedracht van de moord op [voornaam] [slachtoffer] , opgenomen in het proces-verbaal aanvulling dossier 20TGO14005, pagina 38 van 69, los opgenomen in het dossier;
88.Het proces-verbaal van verhoor [verdachte] , pagina 2072 van voornoemd eindproces-verbaal;
89.Het proces-verbaal verhoor getuige [getuige 1] , pagina 5020 van voornoemd eindproces-verbaal;
90.Het proces-verbaal verhoor getuige [initialen] [getuige 2] , pagina 4975 e.v. van voornoemd eindproces-verbaal;
91.Het proces-verbaal verhoor getuige [getuige 1] , pagina 5020 van voornoemd eindproces-verbaal;
92.Het proces-verbaal van verhoor [verdachte] , pagina 2436, 2437 en 2438 van voornoemd eindproces-verbaal;
93.Het proces-verbaal van feiten, bevindingen en omstandigheden betreffende de vermoedelijke toedracht van de moord op [voornaam] [slachtoffer] , opgenomen in het proces-verbaal aanvulling dossier 20TGO14005, pagina 42 en 43 van 69, los opgenomen in het dossier;
94.Het proces-verbaal verhoor [verdachte] , pagina 2437-2440 van voornoemd eindproces-verbaal;
95.Bijlage bij het proces-verbaal nr: 14-0198-001-pv-01 ‘onderzoek navigatie apparaat, pagina 5718;
96.Het proces-verbaal van feiten, bevindingen en omstandigheden betreffende de vermoedelijke toedracht van de moord op [voornaam] [slachtoffer] , opgenomen in het proces-verbaal aanvulling dossier 20TGO14005, pagina 44 van 69, los opgenomen in het dossier;
97.Het proces-verbaal van feiten, bevindingen en omstandigheden betreffende de vermoedelijke toedracht van de moord op [voornaam] [slachtoffer] , opgenomen in het proces-verbaal aanvulling dossier 20TGO14005, pagina 45 en 46 van 69, los opgenomen in het dossier;
98.Het proces-verbaal verhoor [verdachte] , pagina 2440 van voornoemd eindproces-verbaal;
99.Het PV nr. 011598/2014 van de Federale gerechtelijke politie - Provincie Antwerpen, pagina 5318 en 5320 van voornoemd eindproces-verbaal;
100.Het proces-verbaal van verhoor [mededader 2] , pagina 2737 en 2738 van voornoemd eindproces-verbaal;
101.Het proces-verbaal verhoor [mededader 4] , pagina 3297 van voornoemd eindproces-verbaal;
102.Het proces-verbaal verhoor [verdachte] , pagina 2080 van voornoemd eindproces-verbaal;
103.Het proces-verbaal verhoor [mededader 4] , pagina 3297 van voornoemd eindproces-verbaal;
104.Het proces-verbaal van feiten, bevindingen en omstandigheden betreffende de vermoedelijke toedracht van de moord op [voornaam] [slachtoffer] , opgenomen in het proces-verbaal aanvulling dossier 20TGO14005, pagina 54 en 55 van 69, los opgenomen in het dossier;
105.Het proces-verbaal verhoor [verdachte] , pagina 2135 van voornoemd eindproces-verbaal;
106.Het proces-verbaal d.d. 8 en [huisnummer] maart 2016 van voortzetting van het getuigen verhoor van getuige [verdachte] door de rechter-commissaris, los opgenomen in het dossier;
107.Het proces-verbaal verhoor [mededader1] , pagina 2514 van voornoemd eindproces-verbaal;
108.Het proces-verbaal d.d. 8 en [huisnummer] maart 2016 van voortzetting van het getuigen verhoor van getuige [verdachte] door de rechter-commissaris, los opgenomen in het dossier;
109.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 5370 van voornoemd eindproces-verbaal;
110.Het proces-verbaal sporenonderzoek, pagina 50 e.v. van het proces-verbaal Forensisch onderzoek, los opgenomen in het dossier;
111.Het proces-verbaal sporenonderzoek, pagina 97 en 101 van het proces-verbaal Forensisch onderzoek, los opgenomen in het dossier;
112.Het rapport van het NFI d.d. 10 oktober 2014 Onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van een schietincident met dodelijke afloop in Huijbergen op 22 februari 2014;
113.Het proces-verbaal sporenonderzoek, pagina 52 en 54 van Het proces-verbaal Forensisch Onderzoek, los opgenomen in het dossier;
114.Het rapport van het NFI d.d. 30 juli 2014, pagina 157 tot en met 159 en 164 en 165 van het proces-verbaal Forensisch Onderzoek, los opgenomen in het dossier;
115.Het proces-verbaal relaas Forensisch onderzoek, pagina 6 van Het proces-verbaal Forensisch Onderzoek, los opgenomen in het dossier;
116.Het geschrift, te weten de brief van Bundeskriminalamt d.d. 25 september 2014, pagina 270 van het proces-verbaal Forensisch Onderzoek, los opgenomen in het dossier;
117.Het rapport van het NFI d.d. 28 oktober 2014 Schotrestenonderzoek naar aanleiding van een schietincident in Huijbergen op 22 februari 2014, pagina 183 e.v. van het Proces-verbaal Forensisch Onderzoek, los opgenomen in het dossier;
118.Het rapport van het NFI d.d. 26 maart 2015 Beantwoording vragen en aanvullend schotrestenonderzoek naar aanleiding van een schietincident in Huijbergen op 22 februari 2014, pagina 194 e.v. van het proces-verbaal Forensisch Onderzoek, los opgenomen in het dossier;
119.Het rapport van het NFI d.d. 10 oktober 2014, pagina 103, 105 en 106 van het proces-verbaal Forensisch Onderzoek.
120.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, pagina 2050 van voornoemd eindproces-verbaal;
121.De verklaring van verdachte, afgelegd ter zitting van 1 juli 2016;
122.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, pagina 2101 van voornoemd eindproces-verbaal;
123.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, pagina 2451 van voornoemd eindproces-verbaal;
124.De verklaring van verdachte, afgelegd ter zitting van 1 juli 2016;
125.De verklaring van verdachte, afgelegd ter zitting van 1 juli 2016.