ECLI:NL:RBZWB:2016:4715

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
26 juli 2016
Publicatiedatum
28 juli 2016
Zaaknummer
02/820866-14
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Dekker
  • M. de Weert
  • M. Ebben
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van moord en witwassen in liquidatiezaak Huijbergen

In de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1975 te [geboorteplaats], werd op 26 juli 2016 door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van het medeplegen van moord op [slachtoffer] op 22 februari 2014 te Huijbergen, en van het witwassen van geldbedragen en goederen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, hoewel niet direct betrokken bij de uitvoering van de moord, een cruciale rol speelde in de voorbereiding en de afhandeling van het delict. De verdachte had herhaaldelijk aangedrongen op de uitvoering van de moord en zorgde voor de betaling aan de schutter. De rechtbank achtte het medeplegen van moord wettig en overtuigend bewezen, evenals het witwassen van een geldbedrag van € 16.610,-. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 jaar. De rechtbank oordeelde dat de liquidatie goed was voorbereid en dat de verdachte een coördinerende rol had gespeeld in het geheel. De rechtbank sprak de verdachte vrij van enkele andere tenlastegelegde feiten, waaronder het telen van hennep, wegens gebrek aan bewijs. De benadeelde partij, de echtgenote van het slachtoffer, kreeg een schadevergoeding toegewezen voor de kosten die zij had gemaakt naar aanleiding van de moord op haar man.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/820866-14
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 26 juli 2016
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] 1975 te [geboorteplaats] , [geboorteland]
wonende te [adres 1]
raadsman mr. A.H.J. Bals, advocaat te Kloetinge

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 30 juni en 4 en 7 juli 2016, waarbij de officieren van justitie, mr. Smale en mr. Emmen, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt. Het onderzoek ter terechtzitting is op 12 juli 2016 gesloten.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is nader omschreven overeenkomstig artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering en vervolgens gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. Verdachte staat, met inachtneming hiervan, terecht ter zake dat
1.
hij op of omstreeks 22 februari 2014 te Huijbergen (gemeente Woensdrecht),
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, [slachtoffer]
opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade van het leven heeft beroofd,
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) met dat opzet en al dan
niet na kalm beraad en rustig overleg, met een vuurwapen een kogel in het
hoofd van die [slachtoffer] geschoten, als gevolg waarvan die [slachtoffer] is overleden;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 2] op of omstreeks 22 februari 2014 te Huijbergen, gemeente Woensdrecht, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, opzettelijk en al dan niet met voorbedachten rade [slachtoffer]
van het leven heeft/hebben beroofd door met dat opzet en al dan niet na kalm
beraad en rustig overleg, met een vuurwapen een kogel in het hoofd van die
[slachtoffer] te schieten, als gevolg waarvan voornoemde [slachtoffer] is overleden,
welk strafbaar feit hij, verdachte, op een of meer tijdstip(pen) in de
periode van 1 januari 2014 tot en met 22 februari 2014 te Vlissingen en/of Zierikzee (gemeente Schouwen-Duiveland) en/of Huijbergen (gemeente Woensdrecht), in elk geval op een of meer plaatsen in Nederland, door gift(en) en/of door belofte(n) en/of
misbruik van gezag/geweld /bedreiging of misleiding en/of door het verschaffen
van gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen, opzettelijk heeft uitgelokt,
door opzettelijk
- Een of meer keren (telefonisch en/of in persoon) contact te hebben met voornoemde [medeverdachte 2] en/of die [medeverdachte 2] te benaderen met betrekking tot het beramen van een plan om voornoemde [slachtoffer] te (laten) doden en/of
- informatie aan die [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] te verschaffen over de woning van
voornoemde [slachtoffer] aan de [adres 2] te Huijbergen (gemeente Woensdrecht) en/of
- Die woning van [slachtoffer] te tonen aan [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] en/of
- Aan te dringen bij die [medeverdachte 2] een navigatiesysteem ter beschikking te stellen (aan die [medeverdachte 3] en/of [medeverdachte 1] ) en/of
- aan te dringen bij die [medeverdachte 2] en/of [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 3] dat het doden van [slachtoffer] echt moest gebeuren en/of
- Die [medeverdachte 2] en/of (al dan niet via tussenkomst van [medeverdachte 2] ) die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 3] een beloning/betaling te beloven althans in het vooruitzicht te stellen (in de vorm van drugs en/of geld);
2.
hij op een of meerdere tijdstippen in de periode van 15 februari 2014 tot en
met 7 oktober 2014 te Vlissingen opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of
bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een
pand aan [adres 1] ) een hoeveelheid hennep, althans een groot aantal
hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan
30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als
bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens
het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij op of omstreeks 07 oktober 2014, te Vlissingen, althans in Nederland,
van een (aantal) voorwerp(en), te weten:
- een geldbedrag van 10.000,- euro, althans een geldbedrag en/of
- een geldbedrag van 5.000,- euro, althans een geldbedrag en/of
- een geldbedrag van 1.610,- euro, althans een geldbedrag en/of
- een (gouden) ketting, althans een sieraad en/of
- reisbescheiden althans het aankoopbedrag van de reisbescheiden,
de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de
verplaatsing heeft verborgen en/of verhuld,
althans heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op die/dat
voorwerp(en) was en/of wie bovenomschreven voorwerp(en) voorhanden had en/of
heeft verworven en/of heeft overgedragen en/of gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij wist, althans redelijkerwijs moest vermoeden, dat voornoemd
voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig
misdrijf;

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het primaire feit onder 1, het medeplegen van de moord op [slachtoffer] wettig en overtuigend bewezen. Zij baseert zich daarbij op de verklaringen van [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] . Daarnaast wijst zij op het feit dat het delict goed voorbereid was en dat verdachte degene was die contact had met degene die een motief had, namelijk [naam 1] . Dit gegeven dient vervolgens in samenhang te worden bezien met het feit dat er voldoende bewijs ligt voor de uitvoering van de moord door [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] , terwijl zij het slachtoffer niet kenden, en het feit dat [medeverdachte 2] hen had gevraagd dit te doen, namens iemand anders.
Voorts wijst de officier van justitie op de telecomgegevens die verklaringen en cruciale momenten, te weten de voorverkenningen op 11 en 12 februari, 21 en 22 februari 2014 en de dag na de moord de 23ste februari 2014, onderbouwen. Zij baseert zich daarbij onder meer op de tijdlijn zoals onder meer is neergelegd in het proces-verbaal van vermoedelijke toedracht. Verdachte was bij bijna alle essentiële handelingen betrokken: hij verkreeg informatie over de woning van het slachtoffer, hij gaf deze informatie door aan [medeverdachte 2] , benadrukte dat het op 21 februari moest gebeuren, hij regelde de betaling voor de moord, hij werd direct op de hoogte gebracht na het schietincident, hij is in Antwerpen geweest vanwege de betaling en gaf tips om de gebruikte auto schoon te maken. Nu verdachte bewust en nauw heeft samengewerkt met zijn medeverdachten om [slachtoffer] te doden, maakt dat medeplegen wettig en overtuigend bewezen kan worden.
De officier van justitie acht het onder feit 2 tenlastegelegde feit wettig en overtuigend bewezen. Ter onderbouwing wijst zij op het feit dat bij een doorzoeking op 7 oktober 2014 een aantal droogrekken is aangetroffen en wat hoeveelheden hennep en op de verklaring van de buren van verdachte, inhoudende dat zij in februari een henneplucht roken bij verdachte en dat verdachte gezegd heeft dat hij hennep aan het drogen was voor een vriend.
De officier van justitie acht het onder feit 3 tenlastegelegde witwassen eveneens wettig en overtuigend bewezen. Ter onderbouwing van haar standpunt wijst zij allereerst op het feit dat verdachte niets heeft willen verklaren omtrent de herkomst van het contante geld, de ketting en het geld dat hij heeft gebruikt om een reis te betalen. Daarnaast is door de politie vastgesteld dat het geld niet kan worden verklaard uit contante opnames van de rekeningen van verdachte en zijn vrouw en betreffen het grote bedragen afgezet tegen de persoonlijke financiële positie van verdachte. De verklaring die op een eerdere zitting is gegeven, te weten dat een geldbedrag is geleend van een neef en de ketting een cadeau was voor het huwelijk van verdachte of een erfenis was uit de familie, acht de officier van justitie ondanks overlegging van bescheiden onvoldoende verifieerbaar.
De officier van justitie acht bewezen dat de aankoop van de ketting en de reis is gedaan met crimineel geld uit hennephandel. Er is dus sprake geweest van een omzettingshandeling, hetgeen met zich brengt dat de goederen middellijk van misdrijf afkomstig zijn en de herkomst is verhuld. Dat de vindplaats en de herkomst is verhuld geldt ook voor de gevonden geldbedragen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
Feit 1
De verdediging stelt zich op het standpunt dat niet tot een bewezenverklaring kan worden gekomen van het onder feit 1 primair tenlastegelegde feit en voert daartoe het volgende aan. De verklaring van [medeverdachte 3] is volstrekt onbetrouwbaar en dient te worden uitgesloten van het bewijs. Naast deze verklaring is er geen enkel ander bewijs voorhanden in dit dossier om de betrokkenheid van verdachte bij de moord op [slachtoffer] vast te stellen. Verdachte had geen omgang in welke vorm dan ook met de andere verdachten in deze zaak, met uitzondering van [medeverdachte 2] . Daarnaast wijst de raadsman op het feit dat de historische printgegevens onbetrouwbaar zijn en niet kunnen bijdragen aan het bewijs, en concludeert dat deze uitgesloten dienen te worden van het bewijs.
Ten aanzien van de uitlokking voert de raadsman naast bovenstaande nog aan dat uit niets blijkt van enige relatie tussen verdachte en het slachtoffer. Ook blijkt uit het dossier niets over een eventuele inhoud van de contacten tussen verdachte en [naam 1] dan wel over de eventuele inhoud van de contacten tussen verdachte en [medeverdachte 2] . Er is dus evenmin wettig en overtuigend bewijs voor een bewezenverklaring van de subsidiair tenlastegelegde uitlokking, zodat hiervoor eveneens vrijspraak dient te volgen.
Feit 2
De verdediging stelt voorts dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is voor feit 2 en concludeert tot vrijspraak. De hennep-gerelateerde spullen die in de woning zijn aangetroffen waren niet van verdachte maar van [naam 2] de [naam 3] . Verdachte had derhalve geen wetenschap van de aanwezigheid daarvan en kon zich daarom niet als heer en meester daarover gedragen. Daarnaast geldt, volgens de verdediging, dat de verklaring van de buurvrouw een de-auditu verklaring is en de buurman de inhoud daarvan in zijn verklaring ten overstaan van de politie betwist.
Feit 3
De verdediging stelt dat er eveneens onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is voor feit 3 en concludeert tot vrijspraak.
De raadsman wijst ter verdediging op de stukken die ter zitting van 9 april 2015 zijn overgelegd. Hieruit volgt de herkomst van de aangetroffen gelden en het sieraad. Door het overleggen van deze stukken, het afgewezen verzoek om getuigen hierover te horen en de gegeven uitleg hieraan, is er door verdachte een concrete, verifieerbare en een niet op voorhand als hoogst onwaarschijnlijke aan te merken verklaring gegeven omtrent de herkomst van een van de geldbedragen en de ketting. Het staat niet vast dat de aangetroffen gelden afkomstig zijn uit door verdachte gepleegde misdrijven.
Daarnaast wijst de raadsman, onder verwijzing naar vaste jurisprudentie, op het feit dat het verbergen van geld nog geen witwashandeling is.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Feit 1
Vaststelling van de feiten
Op zaterdag 22 februari 2014 om 21.06 uur werd bij de ambulancedienst van de meldkamer in Tilburg melding gedaan van een onwelwording aan de [adres 2] te Huijbergen. Naar aanleiding van deze melding gingen meerdere politie-eenheden ter plaatse. Op de oprit van [adres 2] te Huijbergen werd een man aangetroffen die op zijn rug lag, met zijn voeten in de richting van een zwarte personenauto, merk Lexus met Litouws kenteken [kenteken 1] [1] .
Naast de man lag een grote plas bloed op de grond. De man was gewond aan de rechterzijde van zijn hoofd en uit de wond kwam naast bloed ook een andere substantie [2] . De man bleek te zijn [slachtoffer] , geboren op [geboortedag 1] 1976. Ambulancebroeders ter plaatse deelden de aanwezige verbalisanten mee dat de wond sterk leek op een schotwond van een vuurwapen [3] .
Het slachtoffer werd met een traumahelikopter overgebracht naar het Universitair Ziekenhuis te Antwerpen, waar hij in de nacht van 22 op 23 februari 2014 om 04.30 uur overleed. Om de doodsoorzaak te onderzoeken werd door het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) sectie verricht. Bij sectie werd een inschotverwonding rechts aan het behaarde hoofd gezien met een schotkanaal van rechts naar links door de grote hersenen. Er was een projectiel in de hersenen. Er was veel begeleidende bloeduitstorting in en naast het schotkanaal met ernstige hersenkneuzing en hersenzwelling. Het overlijden werd volgens de patholoog zonder meer verklaard door functieverlies van de hersenen [4] . Als doodsoorzaak werd vastgesteld een bij leven opgelopen schotverwonding aan het hoofd [5] .
In opdracht van het Openbaar Ministerie te Breda werd een Team Grootschalige Opsporing (TGO) geformeerd onder de naam TGO Hainichen.
De vrouw van het slachtoffer, [vrouw slachtoffer] , heeft verklaard dat zij zag en hoorde dat haar man rond 21.00 uur met de auto de poort binnenreed. Ze hoorde dat de motor werd afgezet en zag dat de koplampen uit gingen. Ze hoorde dat het portier openging en weer werd gesloten. Ze hoorde voetstappen en meteen daarna hoorde ze haar man zwaar ademen. Ze is naar buiten gerend en zag haar man op de grond liggen. Hij reageerde niet op aanspreken [6] .
Naar aanleiding van de melding kwamen de noodhulp en de forensisch en technische recherche ter plaatse. Op het dak van voornoemde Lexus werd een patroonhuls aangetroffen en veiliggesteld en voorzien van SIN-nummer AAGX7653NL [7] [8] . In de woning werd in een slaapkamer een in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen.
[naam/straat vakantiepark] betreft een voormalig vakantiepark buiten de bebouwde kom van de gemeente Huijbergen. Het park is gelegen in het bosgebied genaamd: [naam bosgebied] . Het park heeft één centrale openbare toegangsweg [naam/straat vakantiepark] genoemd, welke zich na ongeveer 100 meter splitst in twee rondes door het park. Perceel [adres 2] betreft het derde perceel links van die splitsing.
Tussen de doorgaande weg en perceel [adres 2] is links voor het perceel een grasstrook en rechts een met betonklinkers betegelde toerit, die doorloopt op het perceel.
Perceel [adres 2] betreft een rechthoekig omheind perceel met op de linkerachterhoek een vrijstaande woning. Het deel rechts van de woning, nagenoeg de helft van het perceel, is betegeld met betonklinkers. De omheining bestaat uit houten hekken tussen betonpalen en heeft een hoogte van circa 1.80 meter. Aan de voorzijde is de rechterhelft van het hek een elektronisch bedienbaar schuifhek. Het overige deel van het perceel is omgeven door een houten omheining. Linksvoor op het perceel, tussen de omheining en de woning, is een grasveld.
Aan de binnenzijde van het hek, aan de zijkanten van het schuifhek, zitten sensoren, zogenaamde veiligheids-fotocellen. Deze zorgen ervoor dat het hek niet sluit als er zich iets tussen bevindt [9] .
Door de politie werd een buurtonderzoek gestart en een aantal getuigen gehoord.
Getuige [getuige 1] , bewoner van [adres 4] , verklaarde dat zij op vrijdag 21 februari 2014 om 20.00 uur twee mannen uit de richting van [adres 2] zag lopen. Het betrof een lange man en een beduidend kortere man. Het viel de getuige op dat de mannen te voet kwamen en te voet het park verlieten richting de manege. Voorts zag de getuige dat de kortere man een lichtbruine schoudertas om zijn schouder droeg [10] .
Getuige [getuige 2] , bewoonster van [adres 3] , verklaarde dat zij vrijdag 21 februari 2014 omstreeks 20.00 uur ging wandelen en toen twee mannen door de straat zag lopen ter hoogte van huisnummer [adres 2] . Een van de mannen was ongeveer 180 cm lang en de tweede man was ongeveer 165 cm lang, had donkerbruine ogen en droeg een tas die leek op een laptoptas [11] . [getuige 2] heeft de kleine man aangekeken en zag dat hij donker haar had en bruine ogen en dat hij een Europees uiterlijk had. Hij was wel donker maar niet van huidskleur. Hij had donkere ogen, zwart haar netjes geknipt, plat kort model kapsel. Hij had een gladde huid. Het was een mooie jongen. Hij had een normaal ovaal gezicht. Hij had mooie wenkbrauwen met een goeie vorm [12] .
Zaterdag 22 februari 2014 ging getuige [getuige 2] wederom rond 20.00 uur wandelen en zag zij dezelfde mannen als die zij vrijdag 21 februari 2014 had gezien. Zij zag de mannen wederom bij huisnummer [adres 2] en zij zag dat de langere man over de schutting van huisnummer [adres 2] keek [13] . [getuige 2] is toen verder gelopen om haar rondje af te maken. Toen zij nadat zij haar rondje had gelopen de straat van haar woning inliep, zag zij dat de mannen haar tegemoet kwamen lopen. Ze is toen haar woning voorbijgelopen, heeft gewacht tot de mannen verder liepen en zij ze niet meer zag en is toen snel naar haar woning gelopen. Toen zij thuiskwam, zag zij dat de weerman van het achtuurjournaal zijn praatje hield en hieruit maakte [getuige 2] op dat zij 15 tot 20 minuten heeft gewandeld.
Getuige [getuige 3] heeft op zaterdag 22 februari 2014 rond 20.00-20.15 uur een donkere auto op de parkeerplaats bij de manege zien staan. Het was de enige auto op dat moment. Het kenteken begon met een Z, daarna volgde een N of een G en de kentekenplaat was wit met zwarte letters. Toen zij na ongeveer 20 minuten terugkwam, zag zij tussen de ingang van de parkeerplaats en de [naam/straat vakantiepark] twee mannen lopen. Voornoemde auto stond nog op dezelfde plaats [14] .
Afgezien van enkele MMA-meldingen en een anonieme brief waarin werd gemeld dat [slachtoffer] een conflict zou hebben met [naam 1] , kwam het onderzoek naar de moord niet veel verder en werd het in mei 2014 zonder resultaat stilgelegd.
Op 30 mei 2014 werd in Duitsland [medeverdachte 3] (hierna: [medeverdachte 3] ) gehoord in verband met betrokkenheid bij een inbraak en het bezit van amfetamine. Tegenover zijn verhoorder, commissaris [naam commissaris] , verklaarde [medeverdachte 3] na afloop van het verhoor dat hij informatie had over een moord in Nederland.
Op 3 juni 2014 werd het onderzoeksteam Hainichen in kennis gesteld van het feit dat in Duitsland [medeverdachte 3] was aangehouden en dat hij spontaan had verklaard over betrokkenheid bij een moord gepleegd op 22 februari 2014 in Huijbergen. [medeverdachte 3] werd hierover op 4 juni 2014 door de Duitse politie nader gehoord. Naar aanleiding van die verklaring werd hij op 4 juni 2014 als verdachte van overtreding van artikel 289 van het Wetboek van Strafrecht aangemerkt. Op 10 en 11 juni 2014 werd hij in het kader van een rechtshulpverzoek door Nederlandse ambtenaren nader gehoord.
[medeverdachte 3] verklaarde dat hij door een vriend uit Bosnië eind januari 2014 in contact was gebracht met [naam 4] (hierna: [naam 4] ) en [naam 5] (hierna: [naam 5] ). Bij een bezoek met [naam 4] en [naam 5] aan [medeverdachte 2] , waren twee personen genaamd [verdachte] en [medeverdachte 1] ook in de woning. Er was iets misgegaan met een drugstransport en [medeverdachte 1] had een chauffeur nodig. [medeverdachte 2] gaf zijn navigatiesysteem en een briefje met het adres van een paardenstal in de omgeving waar het latere slachtoffer [slachtoffer] werd gedood aan [medeverdachte 1] . [verdachte] zei herhaaldelijk tegen [medeverdachte 1] dat hij het die dag moest afwerken. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] zijn naar het adres van de paardenstal gereden en [medeverdachte 1] is naar de woning van het slachtoffer gelopen. Na een paar uur kwam [medeverdachte 1] terug en vertelde dat de man niet thuis was. Zij hebben die nacht in de auto geslapen in de buurt van de paardenstal en zijn de volgende dag naar Renesse gegaan waar zij de dag hebben doorgebracht. In de avond is [medeverdachte 1] weer naar de woning van de man gelopen, terwijl [medeverdachte 3] bij de auto wachtte. Na ongeveer twee of drie uur kwam [medeverdachte 1] aangerend met een pistool met geluiddemper in zijn hand en vertelde [medeverdachte 1] dat hij de man had verwond. Ze zijn naar Antwerpen gereden waar zij de volgende ochtend in een café [medeverdachte 2] , [naam 4] , [naam 5] en [verdachte] hebben ontmoet. In het café gaf [verdachte] geld en amfetamine aan [medeverdachte 1] voor de succesvolle liquidatie.
Naar aanleiding van voornoemde verklaringen van [medeverdachte 3] werd een onderzoek ingesteld naar de identiteit van de betrokkenen waarover hij had verklaard [15] . Hieruit bleek dat met [verdachte] bedoeld werd [verdachte] , geboren [geboortedatum] 1975 te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ), wonende aan de [adres 1] te Vlissingen (hierna: [verdachte] ) [16] . Uit onderzoek bleek voorts dat met [medeverdachte 2] bedoeld werd [medeverdachte 2] , geboren [geboortedag 2 medeverdachte 2] 1979 te [geboorteplaats medeverdachte 2] ( [geboorteland medeverdachte 2] ), wonende aan de [adres medeverdachte 2] te Zierikzee [17] . De door [medeverdachte 3] genoemde [medeverdachte 1] bleek na onderzoek te zijn; [medeverdachte 1] , geboren op [geboortedag medeverdachte 1] 1983 te [geboorteland medeverdachte 1] (hierna: [medeverdachte 1] ) [18] [19] . Voornoemde [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] werden op 20 juni 2014 als verdachten aangemerkt.
Telefoonnummers in gebruik bij verdachten
De rechtbank dient allereerst vast te stellen welke telefoonnummers in gebruik zijn geweest bij de verdachten en de door [medeverdachte 3] genoemde [naam 5] en [naam 4] . Gedurende het onderzoek is een aantal telefoonnummers getapt, zijn de historische verkeersgegevens opgevraagd en is er een aantal telefoons inbeslaggenomen onder de verdachten.
[verdachte]
Uit een CIOT-bevraging blijkt dat op het GBA-adres van [verdachte] het telefoonnummer [telefoonnummer 1] is afgegeven. In het kader van het onderzoek werd de telecommunicatie gevoerd met het telefoonnummer [telefoonnummer 1] opgenomen en afgeluisterd. In een tapgesprek op 3 juli 2014 werd door de man die de inkomende oproep aannam gezegd “Goedemiddag met [verdachte] ”. Gevraagd naar de postcode en het huisnummer zei dezelfde man “ [postcode] , huisnummer [huisnummer] ”. Ten slotte werd aan de man gevraagd “ [verdachte] ”, waarop de man zei “Klopt”. De postcode en het huisnummer corresponderen met het GBA-adres van [verdachte] [20] . Uit de CIOT-gegevens en de inhoud van dit tapgesprek kan naar het oordeel van de rechtbank worden opgemaakt dat [verdachte] de gebruiker is van het telefoonnummer
[telefoonnummer 1].
Binnen het onderzoek Hainichen zijn de historische verkeersgegevens gevorderd van voornoemd telefoonnummer [telefoonnummer 1] , in gebruik bij [verdachte] , over de periode 23 juni 2013 tot en met 23 juni 2014. Voorts zijn de historische verkeersgegevens gevorderd van telefoonnummer [telefoonnummer 2] over de periode van 14 juli 2013 tot en met 14 juli 2014. De historische gegevens van [telefoonnummer 2] zijn vergeleken met de historische verkeersgegevens van [telefoonnummer 1] . Hierbij is gekeken naar de zendmast locatiegegevens van geregistreerde contacten van de telefoonnummers [telefoonnummer 2] en [telefoonnummer 1] in de periode van 19 januari 2014 en 10 maart 2014, waarbij er maximaal tien minuten tijdsverschil zit tussen het moment van contact van het ene telefoonnummer en het moment van contact van het andere telefoonnummer. In deze periode zijn er 35 gevallen waarin het geregistreerde contact van de ene telefoon binnen tien minuten van het geregistreerde contact van de andere telefoon ligt. Op alle 35 momenten liggen de aangestraalde zendmastlocaties in de zeer nabije omgeving van elkaar. Dit wijst er naar het oordeel van de rechtbank op dat de telefoonnummers [telefoonnummer 2] en [telefoonnummer 1] door dezelfde persoon worden gebruikt. Daarbij komt dat het telefoonnummer [telefoonnummer 2] in de gevorderde periode 66 contacten heeft met een telefoonnummer in gebruik bij [echtgenote verdachte] , de echtgenote van [verdachte] . Ten slotte zijn de historische verkeersgegevens van [telefoonnummer 2] vergeleken met de historische ARS-gegevens van het kenteken [kenteken 2] in gebruik bij [verdachte] . In de periode van 21 januari tot en met 24 februari 2014 zijn er tien gevallen waarin een geregistreerd contact op [telefoonnummer 2] en een passage van het kenteken [kenteken 2] binnen tien minuten van elkaar geregistreerd zijn. Gelet op het voorgaande staat voor de rechtbank vast dat het telefoonnummer
[telefoonnummer 2]in gebruik is bij [verdachte] [21] .
Waar sprake is van sms-verkeer of telefoongesprekken afkomstig van de telefoonnummers [telefoonnummer 1] en [telefoonnummer 2] zal in het hiernavolgende worden vermeld dat het gaat om sms-verkeer dan wel telefoongesprekken van [verdachte] .
[medeverdachte 2]
heeft op 8 oktober 2014 verklaard dat hij al tien jaar gebruik maakt van het telefoonnummer [telefoonnummer 3] en dat hij dit nummer in 90 procent van de gevallen gebruikt [22] [23] . Bij de aanhouding van verdachte op 7 oktober 2014 werd een Iphone 5 inbeslaggenomen, voorzien van IMEI-nummer [nummer IMEI 1] . Het nummer [telefoonnummer 3] werd gebruikt in die telefoon [24] .
Gelet op het vorenstaande neemt de rechtbank als vaststaand aan dat [medeverdachte 2] gebruik maakte van het telefoonnummer
[telefoonnummer 3].
Waar sprake is van sms-verkeer of telefoongesprekken afkomstig van dit telefoonnummer, zal in het hiernavolgende worden vermeld dat het gaat om sms-verkeer dan wel telefoongesprekken van [medeverdachte 2] .
Het telefoonnummer [telefoonnummer 4] staat bij het CIOT geregistreerd op naam van [medeverdachte 2] op het adres [adres medeverdachte 2] , Zierikzee. [medeverdachte 2] heeft volgens de GBA vanaf 20 juli 2000 tot 8 oktober 2015 ingeschreven gestaan op voornoemd adres [25] . [medeverdachte 2] heeft verklaard dat hij in zijn woning een vast telefoonnummer heeft en dat hij denkt dat dat het nummer [telefoonnummer 4] is [26] . Gelet op het vorenstaande neemt de rechtbank als vaststaand aan dat in de woning van [medeverdachte 2] gebruik werd gemaakt van het telefoonnummer
[telefoonnummer 4].
Waar sprake is van telefoongesprekken afkomstig van dit telefoonnummer, zal in het hiernavolgende worden vermeld dat het gaat om telefoongesprekken vanuit de woning van [medeverdachte 2] .
[medeverdachte 3]
Op 27 juni 2014 e-mailde de Duitse politie het onderzoeksteam dat [medeverdachte 3] verklaarde aan de Duitse politie dat hij het Duitse nummer [telefoonnummer 5] gebruikte [27] [28] .
Gelet op het vorenstaande neemt de rechtbank als vaststaand aan dat [medeverdachte 3] gebruik maakte van voornoemd telefoonnummer
[telefoonnummer 5]. Waar sprake is van sms-verkeer of telefoongesprekken afkomstig van dit telefoonnummer, zal in het hiernavolgende worden vermeld dat het gaat om sms-verkeer dan wel telefoongesprekken van [medeverdachte 3] .
[medeverdachte 1]
[medeverdachte 3] heeft verklaard dat het telefoonnummer van [medeverdachte 1] in zijn telefoon staat opgeslagen onder de naam ‘ [naam 6] ’ [29] . [medeverdachte 1] werd ook wel ‘ [naam 7] ’ genoemd [30] . De telefoons van [medeverdachte 3] zijn naar aanleiding van een gedaan rechtshulpverzoek uitgelezen door de Duitse politie. In de telefoons van [medeverdachte 3] stond onder de namen ‘ [naam 6] ’ en ‘ [naam 7] ’ het telefoonnummer [telefoonnummer 6] opgeslagen [31] [32] .
Het telefoonnummer [telefoonnummer 6] maakte gebruik van een telefoon voorzien van het IMEI-nummer [nummer IMEI 2] . De historische gegevens van het IMEI-nummer [nummer IMEI 2] zijn gevorderd en hieruit blijkt dat het Kroatische nummer [telefoonnummer 7] in de gevorderde periode ook gebruik maakte van de telefoon voorzien van dit IMEI-nummer [33] .
Gelet op het vorenstaande neemt de rechtbank als vaststaand aan dat [medeverdachte 1] gebruik maakte van voornoemde telefoonnummers
[telefoonnummer 6]en
[telefoonnummer 7].
Waar sprake is van sms-verkeer of telefoongesprekken afkomstig van deze telefoonnummers, zal in het hiernavolgende worden vermeld dat het gaat om sms-verkeer dan wel telefoongesprekken van [medeverdachte 1] .
[naam 5]
Uit de door de Duitse politie aangeleverde gegevens afkomstig van de telefoons van [medeverdachte 3] volgt dat het nummer [telefoonnummer 8] opgeslagen staat onder de naam [naam 8] [34] . Naast voornoemd telefoonnummer is er ook een nummer ( [telefoonnummer 9] ) opgeslagen onder de naam [naam 5] [35] .
Op de bellijst van de telefoon van [medeverdachte 3] was te zien dat op 25 februari 2014 deze telefoon contact zocht met het telefoonnummer opgeslagen onder de naam [naam 5] ( [telefoonnummer 9] ) en dat er geen verbinding tot stand kwam. 21 seconden later belde de telefoon van [medeverdachte 3] uit naar [telefoonnummer 8] opgeslagen onder de naam [naam 8] [36] . Dit wijst erop dat de telefoonnummers bij dezelfde persoon in gebruik zijn.
[medeverdachte 3] heeft verklaard dat (onder meer) [naam 5] , [naam 4] en [medeverdachte 1] en hij op de ochtend van 21 februari 2014 allen in de woning van [medeverdachte 2] aan de [adres medeverdachte 2] te Zierikzee waren, dat hij met [medeverdachte 1] is weggegaan uit de woning en de anderen in de woning bleven [37] . [naam 5] heeft verklaard dat hij op 20 februari 2014 met [medeverdachte 3] naar Nederland is gereden naar de woning van [medeverdachte 2] en dat hij daar twee dagen is gebleven [38] . Uit de historische verkeersgegevens volgt dat het telefoonnummer [telefoonnummer 8] op 22 februari 2014 meerdere contactmomenten heeft en de telefoon bij al deze contactmomenten de zendmast gelegen aan de [adres 5] te Zierikzee aanstraalt. De zendmast [adres 5] te Zierikzee is de zendmast waarop de telefoons van [medeverdachte 2] het meest aanstralen. Deze ligt in de directe nabijheid van zijn woning aan de [adres medeverdachte 2] te Zierikzee [39] .
Gelet op het vorenstaande neemt de rechtbank als vaststaand aan dat [naam 5] gebruik maakte van voornoemde telefoonnummers
[telefoonnummer 8]en
[telefoonnummer 9].
Waar sprake is van sms-verkeer of telefoongesprekken afkomstig van deze telefoonnummers, zal in het hiernavolgende worden vermeld dat het gaat om sms-verkeer dan wel telefoongesprekken van [naam 5] .
[naam 4]
[medeverdachte 3] verklaarde dat het telefoonnummer van [naam 4] in het telefoongeheugen van zijn telefoons, welke zijn in beslag genomen door de Duitse politie, is opgeslagen onder de naam [naam 4] , de bijnaam van [naam 4] [40] . Naar aanleiding van het door het door de Nederlandse politie gedane rechtshulpverzoek heeft de Duitse politie de gegevens van deze telefoons verstrekt. In deze gegevens stonden onder de naam " [naam 4] " twee telefoonnummers opgeslagen: [telefoonnummer 10] en [telefoonnummer 11] [41] .
De telefoon met het nummer [telefoonnummer 11] [42] bevatte een aantal berichten waarin de gebruiker op [geboortedag 2] gefeliciteerd werd. [naam 4] is op [geboortedag 2] geboren. In een van deze berichten [43] werden de felicitaties gericht aan ' [naam 4] ' [44] .
Gelet op het vorenstaande neemt de rechtbank als vaststaand aan dat [naam 4] gebruik maakte van voornoemde telefoonnummers
[telefoonnummer 10]en
[telefoonnummer 11].
Waar sprake is van sms-verkeer of telefoongesprekken afkomstig van deze telefoonnummers, zal in het hiernavolgende worden vermeld dat het gaat om sms-verkeer dan wel telefoongesprekken van [naam 4] .
De periode voorafgaand aan en na de dood van [slachtoffer]
De rechtbank zal hieronder, op basis van de telefoongegevens, de ARS-gegevens, de bevindingen van de politie en de verklaringen van (mede)verdachten en getuigen, de volgende feiten en omstandigheden rondom de dood van [slachtoffer] vaststellen.
De telefoon van [medeverdachte 1] straalt voor het eerst op 2 februari 2014 een zendmast in Nederland aan en op 3 februari 2014 straalt de telefoon de zendmast aan de [adres 5] te Zierikzee aan [45] . Wanneer er vanuit de woning van [medeverdachte 2] met een mobiele telefoon contact wordt gemaakt, dan straalt deze aan op de mast aan de [adres 5] in Zierikzee [46] [47] .
Op 11 februari 2014 vinden er drie telefoongesprekken plaats tussen [medeverdachte 1] enerzijds en [medeverdachte 3] en [naam 4] anderzijds [48] .
Op 12 februari 2014 zijn er verschillende telefonische contacten tussen de nummers van [verdachte] en [medeverdachte 2] [49] . Om 18.05 uur vindt er een gesprek plaats tussen [verdachte] en [medeverdachte 2] waarbij zij beiden dezelfde zendmast in Goes aanstralen. [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] ontvangen even later, drie minuten na elkaar, vier sms-berichten van hun provider. Bekend is dat telecomproviders op het moment dat een mobiele telefoon gebruik maakt van een buitenlands netwerk, in dit geval België, sms-berichten sturen in verband met de kosten van gebruik in het buitenland. Om respectievelijk 22.50 uur en 22.52 uur stralen de telefoons van [verdachte] en [medeverdachte 2] wederom dezelfde zendmast in Goes aan [50] .
Om 20.36, 20.37 en 20.38 uur heeft [medeverdachte 2] sms-contact met [naam 9] , waarbij de telefoon van [medeverdachte 2] een zendmast in Huijbergen aanstraalt. Tussen 20.46 uur en 21.24 uur heeft [medeverdachte 2] vier sms-contacten waarbij zijn telefoon zendmasten aanstraalt aan de [straanamen] te Hoogerheide. Aan de hand van de door de provider aangeleverde Cell ID kan de positie van de telefoon van [medeverdachte 2] ten tijde van de ontvangen en verzonden sms-berichten van 20.37 en 20.38 uur worden bepaald ten opzichte van de zendmast die werd aangestraald. Uit deze gegevens volgt dat [medeverdachte 2] zich in het dekkingsgebied bevond waaronder ook het adres [adres 2] te Huijbergen zich bevindt [51] .
[medeverdachte 3] heeft verklaard dat hij van [medeverdachte 2] heeft gehoord dat [medeverdachte 1] een hele maand is voorbereid op de moord en dat zij [medeverdachte 1] verschillende locaties hebben laten zien, waaronder de zonnestudio [52] .
Op 18 februari 2014 maakt [medeverdachte 2] een bedrag van € 150,- via Western Union over naar [medeverdachte 3] . [medeverdachte 3] haalt dit geld op 19 februari 2014 om 06.59 uur op in München [53] . [medeverdachte 3] heeft verklaard dat voornoemd bedrag bedoeld was voor reiskosten naar Nederland omdat [naam 5] terug wilde naar Nederland voor een klus [54] .
Op 20 februari 2014 wordt om 21.35 uur vanaf het telefoonnummer van [medeverdachte 1] een sms gestuurd naar het nummer van [medeverdachte 3] met de tekst ‘ [tekst straat en huisnummer] stad zierkzee, dat is de stad en het adres, achter het huis parkeren, dan pik ik je op’ [55] . De telefoon van [medeverdachte 1] straalt op dat moment de zendmast aan die het meeste wordt aangestraald vanuit de woning van [medeverdachte 2] [56] . Om 21.58, 22.12 en 22.15 uur ontvangt [naam 4] een aantal sms-berichten, waarbij zijn telefoon achtereenvolgens zendmasten in Venlo, Helenaveen en Neerkant aanstraalt. Hieruit volgt dat hij zich in Nederland in westelijke richting verplaatst [57] . Uit de ARS-gegevens van de Renault Scenic met kenteken [kenteken 3] van [medeverdachte 3] volgt dat de auto zich op 21 februari 2014 om 01.31 uur op de N59 ter hoogte van Oude Tonge bevindt en om 02.11 uur op de N59 ten noorden van Zierikzee [58] .
[medeverdachte 3] heeft verklaard dat hij met [naam 4] en [naam 5] in zijn Renault Scenic vanuit München naar de woning van [medeverdachte 2] in Zierikzee is gereden [59] . Ook [naam 4] en [naam 5] hebben verklaard dat zij met [medeverdachte 3] vanuit München naar Zierikzee zijn gereden [60] [61] . [medeverdachte 2] , [naam 4] , [naam 5] , [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] brengen de nacht in de woning door [62] [63] .
Op 21 februari 2014 in de ochtend komt [verdachte] naar de woning van [medeverdachte 2] en spreekt hij met [medeverdachte 2] . [verdachte] zegt die ochtend herhaaldelijk tegen [medeverdachte 1] ‘maak het vandaag af’. Hij blijft benadrukken dat het die dag moet gebeuren. [medeverdachte 2] geeft op enig moment het navigatiesysteem uit zijn auto met een briefje erbij aan [medeverdachte 1] . Op het briefje staat het adres van de manege waar zij later de auto zullen parkeren [64] . [medeverdachte 3] voert dit adres in het navigatiesysteem in [65] .
Uit de personenauto op naam en in gebruik bij [medeverdachte 2] is op 6 augustus 2014 onder meer een navigatiesysteem van het merk Tom Tom inbeslaggenomen en onderzocht door de digitale recherche. Uit het onderzoek aan de Tom Tom volgt dat tweemaal de bestemming Huijbergen, tweemaal de bestemming [adres 6] te Huibergen en tweemaal de bestemming [adres 7] te Huijbergen is ingevoerd. Aan de [adres 7] te Huijbergen was gelegen manege [naam manege] . Voorts is tweemaal de bestemming [adres 8] te Hoogerheide ingevoerd. Uit onderzoek is gebleken dat aan de [adres 9] te Hoogerheide is gevestigd [naam zonnestudio] waar [slachtoffer] zich regelmatig ophield [66] .
[medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] blijven na het overhandigen van het navigatiesysteem door [medeverdachte 2] eerst nog een aantal uren in de woning van [medeverdachte 2] en gaan dan samen weg [67] . Om 15.08 uur straalt de telefoon van [medeverdachte 3] nog de zendmast bij de woning van [medeverdachte 2] aan [68] . [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] rijden naar de manege [69] . Om 18.34 uur wordt de auto van [medeverdachte 3] geregistreerd, rijdend op de N59, vermoedelijk in oostelijke richting [70] . [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] rijden richting de parkeerplaats van de manege. Op aanwijzen van [medeverdachte 1] rijden ze nog een rondje over de [naam/straat vakantiepark] [71] . [medeverdachte 1] wijst daarbij naar woningen aan de rechterzijde en vertelt dat daar de woning van de betreffende persoon is waarmee hij moet onderhandelen [72] . Vervolgens parkeren zij de auto op de kleine parkeerplaats P2 [73] .
[medeverdachte 1] loopt vervolgens weg in de richting van de woning van [slachtoffer] , nadat hij tegen [medeverdachte 3] heeft gezegd dat hij elk half uur een rondje moet lopen. [medeverdachte 1] blijft urenlang weg en in de tussentijd loopt [medeverdachte 3] meerdere rondjes. Nadat [medeverdachte 1] terugkomt, vertelt hij dat de man er niet is en ze de andere dag terug zullen gaan [74] . [medeverdachte 3] heeft verklaard dat het mogelijk is dat [medeverdachte 1] en hij die avond samen een rondje hebben gelopen [75] . Getuige [getuige 2] en getuige [getuige 1] hebben die avond twee mannen zien lopen die uit de richting van [adres 2] kwamen [76] [77] .
[medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] brengen de nacht in de auto in de omgeving van de [naam/straat vakantiepark] door [78] [79] . Zij keren die nacht niet naar de woning van [medeverdachte 2] terug [80] [81] .
De volgende ochtend rijden [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] naar Renesse en brengen zij daar de dag door op het strand [82] [83] [84] . Hier is ook een foto gemaakt van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] op het strand [85] . Om 08.48 uur stuurt [medeverdachte 1] een sms-bericht naar [naam 5] waarbij de telefoon van [medeverdachte 1] een zendmast in Renesse aanstraalt [86] .
Om 18.01 uur rijdt de auto van [medeverdachte 3] over de N57 bij Serooskerke. Van 18.12 uur tot 19.34 uur wordt de auto ARS geregistreerd achtereenvolgens te Zierikzee, Bruinisse en Halsteren. Het is dan nog ongeveer 20 minuten rijden naar de [naam/straat vakantiepark] te Huijbergen [87] . [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] komen vervolgens aan in Huijbergen en parkeren de auto bij de manege [88] .
Getuige [getuige 3] ziet rond 20.00 uur een auto met een witte kentekenplaat met zwarte letters, beginnend met ZG of ZN staan op de parkeerplaats bij de manege [89] . Getuige [getuige 2] ziet tussen 20.00 uur en 20.15 uur dezelfde twee mannen als die zij de dag ervoor zag lopen en ziet dat de grote man over de schutting bij huisnummer [adres 2] kijkt [90] . Getuige [getuige 3] ziet rond 20.20 uur twee mannen lopen in het gedeelte tussen de manege en de [naam/straat vakantiepark] [91] .
[medeverdachte 1] loopt na aankomst op de parkeerplaats wederom richting de woning van [slachtoffer] . Hij heeft [medeverdachte 3] gezegd ook naar de woning te komen wanneer hij een BMW of een Lexus voorbij ziet rijden. [medeverdachte 3] ziet op enig moment de Lexus de [naam/straat vakantiepark] oprijden en loopt dezelfde route als [medeverdachte 1] . Op het moment dat hij halverwege de straat is, hoort en ziet hij [medeverdachte 1] ineens en ziet hij dat [medeverdachte 1] een wapen in zijn hand heeft. [medeverdachte 1] zegt: ‘ik heb hem verwond, ik heb hem verwond’. [medeverdachte 1] rent naar de auto en [medeverdachte 3] rent hem achterna. Ze stappen in de auto en [medeverdachte 1] geeft [medeverdachte 3] aanwijzingen waar hij naartoe moet rijden. [medeverdachte 1] heeft een papiertje met wat adressen erop [92] .
Om 21.06 uur wordt de eerste melding bij de Regionale meldkamer ontvangen. Om 21.14 uur belt [medeverdachte 1] naar [naam 5] , waarbij de telefoon van [medeverdachte 1] de zendmast aan de Weg naar Wouw te Huijbergen aanstraalt en die van [naam 5] de zendmast [adres 5] in Zierikzee. Om 21.16 uur stuurt [medeverdachte 1] een sms-bericht naar [naam 5] , waarbij [medeverdachte 1] aanstraalt in Essen. Om 21.16 uur wordt er vanaf de vaste huislijn van [medeverdachte 2] gebeld naar het nummer van [verdachte] , dat op dat moment een zendmast in Vlissingen aanstraalt. Om 21.18 uur stuurt [medeverdachte 1] nogmaals een sms-bericht naar [naam 5] . Om 21.27 uur ontvangt [medeverdachte 3] een sms-bericht over datagebruik in België en straalt de telefoon een mast in Essen aan [93] .
[medeverdachte 3] heeft verklaard dat hij vanaf de parkeerplaats is weggereden met [medeverdachte 1] en dat [medeverdachte 1] aangaf hoe hij moest rijden. Ze zijn met een aantal tussenstops, waaronder in Essen en bij een spoorwegstation en bij Mc Donalds, naar de haven in Antwerpen gereden waar zij de nacht doorbrengen. Ze kunnen niet hard rijden, omdat de motor van de auto oververhit raakt. [medeverdachte 1] gooit bij die verschillende stops spullen weg en in de haven gooit hij het wapen weg. [medeverdachte 1] heeft Essen ingetoetst op het navigatiesysteem [94] .
Onderzoek aan het navigatiesysteem heeft uitgewezen dat de bestemming Essen is ingevoerd [95] . Uit de triploggegevens verkregen uit voornoemd navigatiesysteem, volgt dat de auto waarin het navigatiesysteem zich bevindt op 23 februari 2014 van 00.16 uur tot en met 01.18 uur rijdt op de Sint Michielskaai te Antwerpen en van 07.49 uur tot en met 08.03 uur rijdt vanaf de Cockerillkaai naar de Italiëlei ter hoogte van de Goudsbloemstraat. De Goudsbloemstraat is gelegen in de directe nabijheid van [naam café] aan de Franklin Rooseveltplaats te Antwerpen [96] .
Om 23.03 uur belt [medeverdachte 1] tweemaal naar [naam 4] waarbij zijn telefoon een zendmast in Schoten, België, aanstraalt. Om 00.15 uur belt [medeverdachte 1] naar [naam 4] , waarbij de telefoon van [medeverdachte 1] in Merksem, België, aanstraalt [97] .
Op 23 februari om 07.55 uur wordt er vanaf de vaste huislijn van [medeverdachte 2] gebeld naar [medeverdachte 3] . Om 09.22 uur belt [medeverdachte 1] naar [naam 4] , waarbij [medeverdachte 1] ’ telefoon aanstraalt op een zendmast aan de [adres 10] te Antwerpen. Om 09.26 uur belt [verdachte] naar [medeverdachte 2] waarbij [verdachte] ’s telefoon een zendmast in Vlissingen aanstraalt en die van [medeverdachte 2] een zendmast in Zierikzee. Om 09.29 uur belt [medeverdachte 1] naar [naam 4] . [naam 4] straalt aan in Zierikzee en [medeverdachte 1] in Antwerpen. Om 11.14 uur belt [verdachte] naar [medeverdachte 2] waarbij [verdachte] aanstraalt in Bergen op Zoom en [medeverdachte 2] in Antwerpen. Om 12.58 uur straalt de telefoon van [verdachte] nog een zendmast in Bergen op Zoom aan, om 13.54 uur een zendmast in Vlissingen en om 14.34 uur een zendmast in Antwerpen [98] .
[medeverdachte 3] heeft verklaard dat hij de volgende morgen met [medeverdachte 1] naar een café in Antwerpen is gegaan. [medeverdachte 3] parkeert de auto op ongeveer 200 meter van het café op het gras waar de auto later is weggesleept [99] [100] . [medeverdachte 2] , [naam 5] en [naam 4] komen ook naar dat café, genaamd [naam café] . Later komt ook [verdachte] [101] [102] . [medeverdachte 1] wordt in het café door iedereen gefeliciteerd. [medeverdachte 2] is een aantal keren aan het bellen en loopt in en uit het café [103] [104] . [medeverdachte 2] heeft tussen 09.26 uur en 17.15 uur zestien maal telefonisch contact met [verdachte] [105] . [verdachte] brengt geld en drugs mee naar Antwerpen en na zijn aankomst in café [naam café] overhandigt hij dit aan [medeverdachte 1] als beloning voor de succesvolle klus [106] .
[medeverdachte 2] vraagt op enig moment aan [medeverdachte 3] om de navigatie uit de auto te halen. [medeverdachte 3] merkt op het moment dat hij naar de auto wil lopen dat deze niet meer op zijn plaats staat. De auto blijkt te zijn weggesleept [107] . [medeverdachte 2] en [verdachte] helpen om de auto terug te vinden [108] . [medeverdachte 3] gaat met [medeverdachte 1] , [medeverdachte 2] en [verdachte] naar de plaats waar de auto staat en haalt daar de navigatie en zijn tas en laptop uit de auto. [medeverdachte 1] maakt de auto schoon met een vloeistof die hij van [verdachte] heeft gekregen [109] .
Het forensisch onderzoek
De auto van [medeverdachte 3] , de Renault Scenic met kenteken [kenteken 3] , is op 11 juni 2014 door de Nederlandse politie inbeslaggenomen [110] . Aan en in voornoemde auto is een onderzoek naar sporen verricht en de veiliggestelde sporen en sporendragers zijn inbeslaggenomen. Op de zitting van de rechtervoorstoel lag een zwarte handschoen die werd veiliggesteld [AAHE5664NL]. Aan de bestuurdersstoel was een klaptafel bevestigd en tussen deze klaptafel en de rugleuning, zat een paar leren zwarte handschoenen, die eveneens werden veiliggesteld [AAHE5700NL] [111] .
In het kader van het onderzoek werd een jas inbeslaggenomen onder [medeverdachte 3] . Deze jas werd op 24 juli 2014 ter beschikking gesteld van team Forensisch Onderzoek voor nader onderzoek en werd gewaarmerkt met SIN-nummer: AAGZ1860NL [112] .
De binnenkant van de kraag van voornoemde jas is bemonsterd gericht op celmateriaal van de drager(s) van de jas. Deze bemonstering werd veiliggesteld als AAGZ1860NL#01 voor een DNA-onderzoek. Uit dit onderzoek volgt dat aan de binnenzijde van de kraag een DNA-profiel van een man ‘onbekende man B’ is aangetroffen en dat de matchkans kleiner dan één op één miljard is [113] . Uit de auto van [medeverdachte 3] werd voorts een aantal goederen inbeslaggenomen en onderzocht op sporen. Van een koffiebeker (Douwe Egberts) [AAHE5652NL] en een peuk [AAHE5669NL] werd een bemonstering veiliggesteld [114] . Het DNA-profiel van het celmateriaal in de bemonstering AAHE5652NL#01 is eveneens afkomstig van onbekende man B. Ten aanzien van dit DNA-profiel is een match gevonden met een DNA-profiel van een spoor uit een andere zaak. Deze matchende DNA-profielen zijn geregistreerd onder DNA-profielcluster 29145. Dit betekent dat (een deel van) het celmateriaal in de bemonsteringen in DNA-profielcluster 29145 afkomstig kan zijn van dezelfde onbekende man. Het spoor [AAHE5669NL] (peuk) werd eveneens opgenomen in het DNA-profielcluster 29145 en dit matchte met een DNA-profiel van een persoon in de Duitse DNA-databank [115] . Op basis van een rechtshulpverzoek werd door de Duitse autoriteiten gemeld dat deze persoon betreft: [medeverdachte 3] , geboren te [geboorteplaats medeverdachte 3] [geboorteland medeverdachte 3] op [geboortedag medeverdachte 3] 1990 [116] [117] .
De handschoenen, de jas en de op de plaats delict inbeslaggenomen huls zijn onderzocht. Uit de huls [AAGX7653NL] zijn schotresten veiliggesteld en voor nader onderzoek is een deel van de veiliggestelde schotresten uit de huls overgebracht op een stub. De mouwen van de jas en de buitenzijde van de handschoen [AAHE5664NL] zijn bemonsterd met stubs uit onderzoekssets schiethanden. Op de stubs zijn deeltjes met verschillende elementsamenstellingen aangetroffen. Er worden twee categorieën anorganische schotrestdeeltjes onderscheiden; categorie A- en categorie B-deeltjes. Categorie A-deeltjes zijn deeltjes met een elementsamenstelling die karakteristiek is voor schotrestdeeltjes. Categorie B-deeltjes zijn deeltjes met een elementsamenstelling die overeenkomsten vertoont met die van schotrestdeeltjes. In deze categorie is de kans dat de deeltjes een andere bron van herkomst hebben dan een schietproces groter dan bij deeltjes uit categorie A. Op de stubs waarmee delen van de mouwen van de jas zijn bemonsterd, zijn zeven categorie A-deeltjes aangetroffen. Met het aantreffen van categorie A-deeltjes wordt een vrijwel zekere relatie aangetoond met een schietproces. Op de stubs waarmee de buitenzijde van de handschoen [AAHE5664NL] is bemonsterd, zijn circa 2500 categorie A-deeltjes aangetroffen. Met het aantreffen van categorie A-deeltjes wordt een vrijwel zekere relatie aangetoond met een schietproces [118] .
Door het NFI is aanvullend onderzoek naar de schotresten gedaan. Er is een vergelijkend schotrestenonderzoek uitgevoerd tussen de aangetroffen deeltjes op de mouwen van de jas, de deeltjes op de handschoen [AAHE5664NL] en de deeltjes uit de huls. Bij het vergelijkend schotrestenonderzoek zijn de kenmerken van de verzamelingen deeltjes die zijn aangetroffen op mouwen van de jas, de handschoen en de huls met elkaar vergeleken. Het vergelijkend schotrestenonderzoek werd beschouwd aan de hand van twee sets hypothesen, waarbij een uitspraak is gedaan over de waarschijnlijkheid van de bevindingen in het licht van de hypothesen.
Op basis van de vraagstelling zijn de volgende hypothesen geformuleerd:
Hypothese J1: De deeltjes die zijn aangetroffen op de bemonsteringen van de jas [AAGZ1860NL] hebben dezelfde bron van herkomst als de deeltjes die zijn aangetroffen op de schotrestenbemonstering van de huls [AAGX7653NL].
Hypothese J2: De deeltjes die zijn aangetroffen op de bemonsteringen van de jas [AAGZ1860NL] hebben een andere bron van herkomst dan de deeltjes die zijn aangetroffen op de schotrestenbemonstering van de huls [AAGX7653NL].
Hypothese H1: De deeltjes die zijn aangetroffen op de bemonsteringen van de handschoen [AAHE5664NL] hebben dezelfde bron van herkomst als de deeltjes die zijn aangetroffen op de schotrestenbemonstering van de huls [AAGX7653NL].
Hypothese H2: De deeltjes die zijn aangetroffen op de bemonsteringen van de handschoen [AAHE5664NL] hebben een andere bron van herkomst dan de deeltjes die zijn aangetroffen op de schotrestenbemonstering van de huls [AAGX7653NL].
De deskundige is tot de conclusie gekomen dat de bevindingen van het onderzoek iets waarschijnlijker zijn wanneer hypothese J1 juist is, dan wanneer hypothese J2 juist is en dat de bevindingen van het onderzoek iets waarschijnlijker zijn wanneer hypothese H1 juist is, dan wanneer hypothese H2 juist is.
Ten aanzien van het verschil in aangetroffen A-deeltjes op de jas en op de handschoen (7 tegenover 2500) heeft de deskundige geconcludeerd dat de bevindingen met betrekking tot de handschoen beter passen bij een primaire overdracht (door zelf schieten of zich dichtbij het vuurwapen bevinden tijdens het schieten) dan bij een secundaire overdracht
(aanraken van een met schotresten besmet voorwerp), terwijl voor de jas geldt dat de bevindingen net zo goed passen bij een primaire overdracht als bij een secundaire overdracht [119] .
De binnenkant van de handschoen [AAHE5664NL] is bemonsterd gericht op celmateriaal van de drager(s) van de handschoen. Deze bemonstering is als AAHE5664NL#01 veiliggesteld voor DNA-onderzoek. Er is een match gevonden met de DNA-profielen in DNA-profielcluster 29323. Het DNA-profiel van [medeverdachte 1] RAAY7269NL maakt deel uit van dit DNA-profielcluster Dit betekent dat de bemonstering AAHE5664NL#01 celmateriaal bevat dat afkomstig kan zijn van [medeverdachte 1] . De matchkans is kleiner dan één op één miljard [120] .
De betrouwbaarheid van de verklaringen van [medeverdachte 3]
heeft op 30 mei 2014, terwijl hij gehoord werd over andere strafbare feiten die hij zou hebben gepleegd in Duitsland, spontaan een verklaring afgelegd over iets dat in Nederland gebeurd moest zijn. Hij heeft op 4 en 10 juni 2014 verder verklaard over deze gebeurtenis. De recherche heeft het onderzoek naar de dood van [slachtoffer] , dat was stil gelegd, naar aanleiding van de verklaringen van [medeverdachte 3] heropend en is onderzoek gaan doen naar zijn verklaringen. Zijn verklaringen over de gebeurtenissen op 20, 21 en 22 februari 2014 zijn op vele onderdelen bevestigd door objectieve gegevens zoals ARS-gegevens, gegevens van zendmasten voor het gebruik van mobiele telefoons, het aantreffen van het navigatiesysteem van [medeverdachte 2] en de daarin gevonden gegevens, en getuigenverklaringen van bewoners van de [naam/straat vakantiepark] . [medeverdachte 3] is vervolgens nog vele malen gehoord over de voornoemde gebeurtenissen. Hij heeft daarbij steeds een authentiek en consistent verhaal verteld, dat in de loop der tijd nauwelijks gewijzigd is. Dit verhaal heeft hij bovendien verteld op een moment dat hij niet kón weten dat het in grote lijnen zou worden ondersteund door uit het politieonderzoek naar voren komende objectieve gegevens. De rechtbank acht de verklaring van [medeverdachte 3] daarom betrouwbaar en bruikbaar voor het bewijs.
De betrouwbaarheid van de printlijsten met telefoongegevens
De raadsman heeft aangevoerd dat de printlijsten met betrekking tot de telefoonnummers die worden toegeschreven aan verdachte onjuist zijn. Het gebeurt met enige regelmaat dat deze telefoonnummers aanstralen op masten die op een dusdanige afstand van elkaar zijn gelegen, dat het niet mogelijk is binnen de geregistreerde tijdstippen van de ene mast naar de andere mast te reizen. Zo straalt het telefoonnummer op 29 januari 2014 eerst aan in Krabbendijke en korte tijd later in Utrecht en op 7 februari 2014 eerst aan in Vlissingen en korte tijd later in Heerenveen. Dit duidt erop dat de mastgegevens onbetrouwbaar zijn. Het door de officier van justitie ter zitting bij repliek overgelegde aanvullend proces-verbaal van bevindingen biedt hiervoor onvoldoende verklaring, aldus de raadsman. De raadsman heeft primair betoogd dat de printlijsten van het bewijs dienen te worden uitgesloten. Subsidiair heeft de raadsman verzocht om nader onderzoek te laten verrichten door een deskundige.
De rechtbank overweegt dat uit het aanvullend proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [naam verbalisant] van 6 juli 2016 en de door de officier van justitie gegeven toelichting het volgende kan worden afgeleid. Provider T-Mobile maakt gebruik van zendmastnummers (zogenaamde CellID’s), in combinatie met LAC-nummers. Het LAC (Location Area Code)-nummer betreft het nummer behorend bij een bepaald locatiegebied. T-Mobile heeft enkele zendmastnummers met hetzelfde CellID, maar met verschillende LAC-nummers. De van de provider ontvangen verkeersgegevens worden opgeslagen en hernoemd naar een werkbestand. Deze werkbestanden worden geïmporteerd in een database. Hierbij zijn de locatiegegevens van een aantal zendmasten verwisseld. Naar aanleiding van de opmerkingen van de raadsman zijn de gegevens uit het werkbestand vergeleken met de door de provider verstrekte gegevens. Hieruit is gebleken dat de telefoonnummers toegeschreven aan verdachte niet hebben aangestraald in Utrecht en Heerenveen, maar in Hoogerheide en Vlissingen. Voordat gegevens uit de database worden opgenomen in een proces-verbaal controleert de politie of deze gegevens overeenstemmen met de verkeersgegevens zoals verstrekt door de provider, waarbij zowel het CellID als het LAC-nummer worden gecontroleerd.
Met deze toelichting is naar het oordeel van de rechtbank voldoende verklaring gegeven voor de door de raadsman genoemde situaties. Hieruit volgt immers dat het telefoonnummer, anders dan de raadsman meent, niet heeft aangestraald op masten die op grote afstand zijn gelegen van respectievelijk Vlissingen en Krabbendijke, maar op masten in de nabijheid van deze locaties.
De raadsman heeft in dupliek een aantal andere momenten genoemd waarop de afstand tussen twee aangestraalde zendmasten niet overbrugd kan worden binnen de geregistreerde tijdstippen. Het feit dat een telefoon aanstraalt op een bepaalde zendmast betekent echter niet dat de telefoon zich op de locatie van de zendmast bevindt, nu een telefoon aanstraalt op een zendmast die bereikbaar en beschikbaar is. Het is daarom goed mogelijk dat de afstand tussen de twee aangestraalde zendmasten groter is dan de afstand tussen de twee locaties waar de telefoon zich bevindt. De door de raadsman bij dupliek genoemde zendmastgegevens leiden daarom evenmin tot het oordeel dat de zendmastgegevens niet juist kunnen zijn.
Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de zendmastgegevens. De zendmastgegevens zullen daarom niet worden uitgesloten van het bewijs. De rechtbank ziet evenmin aanleiding om nader onderzoek te gelasten.
De rechtbank overweegt verder als volgt.
De betrokkenheid van verdachte
[medeverdachte 3] heeft verklaard dat op vrijdag 21 februari 2014 een man met de naam [verdachte] naar de woning van verdachte kwam. Hij nam ontbijt mee [121] . Dit was rond 9 uur in de ochtend [122] . Ook [naam 4] heeft verklaard dat de Albaniër genaamd [verdachte] die ochtend in de woning is geweest [123] . Anders dan de raadsman heeft betoogd staat voor de rechtbank vast dat [medeverdachte 3] en [naam 4] met deze [verdachte] doelen op “ [verdachte] ” [verdachte] . Niet alleen past de omschrijving die [medeverdachte 3] van deze [verdachte] geeft - Albanees, 1.80 tot 1.90 m, kalend, donkere huid, buikje, getrouwd met kleine kinderen [124] - op belangrijke punten bij verdachte, maar daarnaast is verdachte volgens [medeverdachte 2] zijn enige vriend [125] . [medeverdachte 3] heeft verklaard dat op vrijdagochtend deze [verdachte] , verdachte, en [medeverdachte 2] iets probeerden af te spreken. [medeverdachte 2] ging vervolgens weg. Tijdens de afwezigheid van [medeverdachte 2] heeft verdachte wel tien keer tegen [medeverdachte 1] gezegd “Maak het vandaag af, maak het vandaag af”. [medeverdachte 1] vroeg niet wat verdachte bedoelde. Hij wist wat er moest gebeuren. Nadat [medeverdachte 2] terug kwam, is er nog gesproken over een navigatiesysteem. [medeverdachte 2] zei dat hij zijn eigen navigatie zou uitlenen [126] . Verdachte vertrok en zei nogmaals dat hij erop rekende dat [medeverdachte 1] de aangelegenheid zou afmaken [127] . Hierna heeft [medeverdachte 2] zijn TomTom uit de auto gehaald en met een briefje aan [medeverdachte 1] gegeven en zijn [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1] samen vertrokken uit de woning. Aan het eind van de dag zijn ze naar Huijbergen gegaan. Toen duidelijk werd dat het slachtoffer die avond niet zou komen, wilde [medeverdachte 1] niet naar huis voordat het afgewerkt zou zijn, want anders zouden [medeverdachte 2] en verdachte boos zijn [128] . Ook zaterdagochtend wilde [medeverdachte 1] om dezelfde reden niet naar huis [129] .
Kort voor de melding op zaterdag 22 februari 2014 om 21.06 uur vindt het fatale schot plaats. [medeverdachte 1] belt vervolgens om 21.14 uur naar [naam 5] . De telefoon van [medeverdachte 1] straalt op dat moment de mast aan de Weg naar [adres 11] in Huijbergen aan. De telefoon van [naam 5] straalt op dat moment de zendmast aan de Grevelingenstraat te Zierikzee aan, in de buurt van de woning van [medeverdachte 2] . Om 21.16 uur wordt met de vaste huislijn van [medeverdachte 2] gebeld naar verdachte. De telefoon van verdachte straalt dan aan in Vlissingen. Hieruit, in samenhang bezien met de overige gebeurtenissen, leidt de rechtbank af dat [naam 5] , en de andere personen die op dat moment in de woning van [medeverdachte 2] aanwezig waren, door [medeverdachte 1] op de hoogte zijn gesteld van het schietincident. Vervolgens neemt [naam 5] dan wel één van de andere personen vanuit de woning van [medeverdachte 2] contact op met verdachte. Verdachte heeft niets over de inhoud en de reden van dit gesprek verklaard, maar zich beroepen op zijn zwijgrecht. Op grond van de eerder gedane vaststellingen en het uitblijven van een verklaring van verdachte hiervoor staat voor de rechtbank vast dat verdachte op de hoogte is gesteld van het feit dat [slachtoffer] is neergeschoten.
[medeverdachte 3] heeft verklaard dat hij op zondag 23 februari 2014 in de ochtend met [medeverdachte 1] naar café [naam café] in Antwerpen is gegaan. Ook [medeverdachte 2] , [naam 4] en [naam 5] zijn naar het café gekomen. [medeverdachte 1] heeft eveneens verklaard die dag met voornoemde personen in [naam café] te zijn geweest. [medeverdachte 2] heeft gebeld in het café. Uit de telefoongegevens volgt dat hij tussen 09.26 uur en 17.15 uur zestien maal telefonisch contact heeft met verdachte. [medeverdachte 1] werd gefeliciteerd met het feit dat hij de opdracht had voltooid. Op een later moment is ook verdachte gekomen. Verdachte gaf [medeverdachte 1] geld en drugs.
Nadat bleek dat de auto van [medeverdachte 3] was weggesleept, is [medeverdachte 3] samen met [medeverdachte 2] , [medeverdachte 1] en verdachte naar de plek gegaan waar de auto, nadat deze was weggesleept, stond. Verdachte heeft [medeverdachte 1] een flesje dat naar alcohol rook gegeven en hem gezegd dat hij het stuur, het dashboard en de deurgrepen moest schoonmaken. [medeverdachte 1] heeft de auto vervolgens schoongemaakt. [medeverdachte 3] heeft de TomTom samen met zijn tas en laptop uit de auto gepakt [130] .
Uit het bovenstaande volgt naar het oordeel van de rechtbank dat verdachte zowel in de voorbereiding als na afloop van het strafbare feit een coördinerende rol heeft gespeeld. Verdachte is degene die er meermalen bij [medeverdachte 1] op aan dringt dat het vandaag moet gebeuren. Hoe groot zijn invloed was, blijkt wel uit het feit dat [medeverdachte 1] niet terug wilde naar de woning van [medeverdachte 2] op vrijdagavond en zaterdagochtend, omdat hij bang was dat verdachte en [medeverdachte 2] boos zouden zijn dat het niet afgewerkt was. Daarbij komt dat verdachte kort na het fatale schot er al van op de hoogte wordt gesteld dat [slachtoffer] is neer geschoten. Verdachte heeft een dag later in Antwerpen zorg gedragen voor de aanwezigheid van een beloning en deze overhandigd aan [medeverdachte 1] . Ten slotte heeft verdachte ervoor gezorgd dat de auto, die bij het strafbare feit was gebruikt, werd schoongemaakt, zodat eventuele sporen zouden zijn weg gewerkt. Dat verdachte een coördinerende rol heeft gespeeld, wordt voorts bevestigd door de verklaring van [medeverdachte 3] dat hij achteraf heeft gehoord dat alles georganiseerd was door [medeverdachte 2] en verdachte [131] .
Daarbij komt dat verdachte zich gedurende het onderzoek op zijn zwijgrecht heeft beroepen. Hij heeft geen enkele uitleg gegeven, niet voor zijn aanwezigheid in de woning van [medeverdachte 2] voorafgaand aan het schietincident, niet voor de veelvuldige onderlinge contacten, waaronder het contact op 22 februari 2014 even na 21.00 uur en evenmin voor zijn aanwezigheid en handelingen in Antwerpen, vastgesteld op grond van zendmastgegevens, zijn intensieve contacten met [medeverdachte 2] op 23 februari 2014, zijn aanwezigheid in [naam café] met medebrenging van de beloning en zijn rol in het traceren van de auto van [medeverdachte 3] . Hoewel het verdachte vrij staat zich op zijn zwijgrecht te beroepen acht de rechtbank de hiervoor geschetste feiten en omstandigheden zodanig dat een verklaring in de rede had gelegen. Nu een dergelijke verklaring is uitgebleven, sterkt dit de rechtbank in de overtuiging dat verdachte een coördinerende rol bij het strafbare feit heeft gespeeld zoals hiervoor beschreven.
Medeplegen
Voor de kwalificatie medeplegen is vereist dat sprake is van een voldoende nauwe en bewuste samenwerking met een ander of anderen. Daartoe dient de intellectuele en/of materiële bijdrage aan het delict van voldoende gewicht te zijn. Indien het tenlastegelegde medeplegen in de kern niet bestaat uit een gezamenlijke uitvoering, maar uit gedragingen die met medeplichtigheid in verband worden gebracht (zoals het verstrekken van inlichtingen, op de uitkijk staan, helpen bij de vlucht) moet de rechter, in het geval hij toch tot een bewezenverklaring van het medeplegen komt, dat medeplegen nauwkeurig motiveren.
Bij de beoordeling van de vraag of sprake is van medeplegen moet rekening worden gehouden met onder meer de intensiteit van de samenwerking, de onderlinge taakverdeling, de rol in de voorbereiding, de uitvoering of de afhandeling van het delict en het belang van de rol van de verdachte, diens aanwezigheid op belangrijke momenten en het zich niet terugtrekken op een daartoe geëigend tijdstip. De bijdrage van de medepleger kan ook zijn geleverd in verscheidene gedragingen voor en/of tijdens en/of na het strafbare feit. Ook is niet uitgesloten dat de bijdrage in hoofdzaak vóór het strafbare feit is geleverd. In de bewijsvoering zal dan toegelicht moeten worden dat en waarom de bijdrage van verdachte van voldoende gewicht is geweest. Dat geldt in nog sterkere mate indien het hoofdzakelijk gaat om gedragingen die na het strafbare feit zijn verricht. Een geringe rol of het ontbreken van enige rol in de uitvoering van het delict zal in dergelijke uitzonderlijke gevallen moeten worden gecompenseerd, bijvoorbeeld door een grote(re) rol in de voorbereiding.
De rechtbank overweegt dat voldoende is komen vast te staan dat bij het doden van [slachtoffer] naast verdachte ook [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] als medepleger zijn betrokken. Uit de bewijsmiddelen volgt dat sprake is van planmatig handelen en een gezamenlijk doel. De medeverdachten hebben een wezenlijke bijdrage aan de uitvoering van het plan geleverd. Dit brengt met zich dat er in de uitvoering van het plan bewust en nauw is samengewerkt door verdachte en de medeverdachten. Op grond van de verklaring van [medeverdachte 3] dat [medeverdachte 1] de schutter is geweest, welke verklaring wordt ondersteund door ARS-gegevens, telefoongegevens - meer in het bijzonder de telefoongegevens waaruit blijkt dat de telefoon van [medeverdachte 1] op 22 februari 2014 om 21.14 uur een mast in Huijbergen aanstraalde -, de uitkomsten van het schotrestenonderzoek aan de handschoen, in combinatie met het DNA-onderzoek waaruit kan worden afgeleid dat [medeverdachte 1] de handschoenen heeft gedragen, en het feit dat [medeverdachte 1] voor deze omstandigheden geen enkele verklaring heeft gegeven, stelt de rechtbank vast dat [medeverdachte 1] de schutter is geweest.
Voorts stelt de rechtbank vast dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] op 12 februari 2014 kort na elkaar een sms-bericht van hun provider ontvangen, hetgeen erop duidt dat ze gebruik maken van een buitenlands, in dit geval Belgisch, netwerk. Ongeveer twee uur later, zo blijkt uit mastgegevens, bevindt de telefoon van [medeverdachte 2] zich in het dekkingsgebied van de woning van het latere slachtoffer in Huijbergen. De straat van de woning van het latere slachtoffer, [naam/straat vakantiepark] te Huijbergen, is twee keer ingevoerd in de TomTom van [medeverdachte 2] . [medeverdachte 1] is op 21 februari 2014 bovendien op de hoogte van de locatie van de woning van het latere slachtoffer op het park [naam/straat vakantiepark] . Op grond hiervan stelt de rechtbank vast dat er sprake is geweest van een voorverkenning op 12 februari 2014 waarbij [medeverdachte 1] door [medeverdachte 2] voorzien is van informatie over de woning van het latere slachtoffer. [medeverdachte 1] en verdachte zijn op 21 februari 2014 met [medeverdachte 2] in de woning van laatstgenoemde aanwezig geweest. Verdachte heeft [medeverdachte 1] instructies gegeven en [medeverdachte 2] heeft [medeverdachte 1] een navigatiesysteem en relevante adresgegevens overhandigd. Op 22 februari 2014 heeft [medeverdachte 1] het latere slachtoffer neergeschoten. Kort na het schietincident is verdachte op de hoogte gesteld van het feit dat het slachtoffer is neergeschoten. Ook na het feit is er veelvuldig telefonisch contact geweest tussen verdachte en [medeverdachte 2] en uiteindelijk hebben de medeverdachten elkaar ontmoet in Antwerpen, waar de beloning door verdachte is gebracht en door [medeverdachte 1] in ontvangst is genomen. Ten slotte zijn verdachte en de medeverdachten betrokken geweest bij het schoonmaken van de auto die bij het plegen van het feit was gebruikt.
Verdachte heeft bij het plan om [slachtoffer] te doden samen met [medeverdachte 2] een coördinerende rol gehad die zich heeft geuit in het verrichten van een aantal feitelijke handelingen, die hiervoor zijn aangegeven. Verdachte is niet betrokken geweest bij de daadwerkelijke uitvoering van het delict. Zijn handelingen van zowel voor als na de feitelijke uitvoering van het strafbare feit, in het licht bezien van de planmatigheid, de gezamenlijke uitvoering en de aard van dit feit, maken dat deze van zodanig gewicht zijn dat van nauwe en bewuste samenwerking sprake is. De rechtbank is dan ook van oordeel dat medeplegen wettig en overtuigend is bewezen.
Voorbedachte raad
De rechtbank is van oordeel dat uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat [medeverdachte 1] , verdachte en [medeverdachte 2] handelden met voorbedachte raad. Geruime tijd voor het doden van [slachtoffer] zijn de voorbereidingen hiervoor begonnen, zoals het aanschaffen en leveren van het wapen met geluiddemper, het benaderen van [medeverdachte 3] en het voorverkennen van de situatie bij de woning in Huijbergen. Op de vrijdag voor het fatale schot is de latere schutter, [medeverdachte 1] , verteld dat hij het vandaag moest afmaken en is hem een navigatiesysteem en een briefje met het adres van de manege verstrekt. Op deze vrijdag zijn [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] al bij de woning van [slachtoffer] in Huijbergen geweest met de bedoeling om [slachtoffer] te doden. Toen dit niet gelukt was, zijn [medeverdachte 1] en [medeverdachte 3] de volgende dag terug gekeerd naar de woning van [slachtoffer] om het voorgenomen plan te voltooien. Verdachte en zijn medeverdachten hebben dan ook voldoende tijd en gelegenheid gehad om zich te beraden op hun voorgenomen besluit om [slachtoffer] te doden, om na te denken over de betekenis en gevolgen van hun voorgenomen daad en zich daarvan rekenschap te geven.
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigen bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van moord.
Feit 2
Op 7 oktober 2014 werd tijdens een doorzoeking van de woning van verdachte aan de [adres 1] te Vlissingen op een zolder in een plastic kledingkast een aantal droogrekken aangetroffen. Deze droogrekken waren aan de verbalisanten ambtshalve bekend als zijnde droogrekken bestemd voor het drogen van hennep. Op deze droogrekken werden geen henneptoppen aangetroffen. Getuige [getuige 4] , zijnde de buurvrouw van verdachte, heeft verklaard dat zij van haar man had gehoord dat [verdachte] had gezegd dat hij voor een vriend wiet aan het drogen was. Haar man ontkent in de door hem afgelegde verklaring gezegd te hebben tegen zijn vrouw [getuige 4] , dat er wiet werd gedroogd. Nu het aantreffen van de droogrekken niet wordt ondersteund door een ander bewijsmiddel is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is voor het primair ten laste gelegde bewerken van hennep. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken.
Tijdens vorenbedoelde doorzoeking is tevens een hoeveelheid hennep aangetroffen en inbeslaggenomen [132] [133] . Deze hoeveelheid is aangeboden ter onderzoek. De test gaf een positieve reactie, indicatief voor THC zijnde de werkzame stof in onder meer hennep [134] . Getuige [getuige 5] , buurman van verdachte, heeft verklaard dat hij een wietlucht heeft geroken op zolder [135] . Deze zolder grenst aan de zolder van verdachte. De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte geen wetenschap had van de aanwezigheid van de hennep. De rechtbank overweegt dat de hennep in de woning van verdachte is aangetroffen. Het is een feit van algemene bekendheid dat gedroogde hennep een sterke geur afgeeft. De hennep zat in een zak in een afgesloten kast. Dat verdachte niet weet wat er in zijn huis in een afgesloten kast wordt bewaard, zeker voorwerpen die een dergelijke geur afgeven, komt de rechtbank ongeloofwaardig voor. Hierbij wordt mede in aanmerking genomen dat verdachte geen verklaring voor de aanwezigheid van de hennep in zijn woning heeft gegeven, terwijl dit wel op de weg van verdachte had gelegen. Op grond van het vorenstaande acht de rechtbank dan ook wettig en overtuigen bewezen dat verdachte opzettelijk hennep in zijn woning aanwezig heeft gehad.
Feit 3
Gedurende het verblijf van de politie in de woning van verdachte, ter aanhouding van hem, op 7 oktober 2014, heeft men zich naar de zolder begeven. Daar stond een stofzuiger, die is geopend. Tussen de stofzuigerzak en de zijkant van de stofzuiger bevond zich een pakketje geld. Het betroffen briefjes van € 50,- bijeengehouden door elastiekjes. Het geld zat in een plastic zakje. Het bleek na telling een bedrag te zijn van € 10.000,- (200 bankbiljetten van € 50,-). Verder is er in een koffer een aantal vliegtickets aangetroffen met een daarbij behorende kwitantie. Hieruit bleek dat het bedrag van de reis contant was voldaan en € 3.656,50 betrof [136] . In de rand van de zich op de zolder bevindende zijwand werd voorts een gouden ketting aangetroffen, welke niet op het eerste oog te zien was. De ketting was in een ABN-Amro enveloppe verpakt. De betreffende ketting is getaxeerd op een minimale prijs van € 9.664,-.
Op een kinderslaapkamer werd onder een kast een geldbedrag van € 5.000,- (100 bankbiljetten van € 50,-) aangetroffen en in een portemonnee in een dressoir in de woonkamer een bedrag van € 1.610,- (21 bankbiljetten van € 50,- en 28 bankbiljetten van
Naar aanleiding van hetgeen is aangetroffen in de woning van verdachte is er onderzoek ingesteld naar de inkomens- en vermogenspositie van verdachte en zijn echtgenote. Dit onderzoek beslaat de periode 1 januari 2010 tot en met oktober 2014. Hieruit is onder meer gebleken dat verdachte in 2010 en 2011 inkomen heeft uit loon en daarnaast een UWV-uitkering en vanaf 2012 enkel een UWV-uitkering geniet. De echtgenote van verdachte heeft in de betreffende periode geen inkomen genoten. Uit een analyse van de bankafschriften volgt dat verdachte kinderbijslag ontvangt en teruggaven inkomensbelasting en voorts dat het saldo van de bankrekening nauwelijks is toegenomen vanaf 31 december 2011. Daarnaast blijkt uit de analyse dat er van de bankrekening van verdachte een bedrag van in totaal € 2.300,- contant is opgenomen en een bedrag van € 800,- contant is gestort, hetgeen betekent dat het aangetroffen bedrag in de woning niet van de ABN-Amro rekening contant kan zijn opgenomen [139] .
Wanneer de inkomenspositie van verdachte wordt bezien, blijkt dat hij reeds geruime periode (deels) leeft van een UWV-uitkering, dat zijn banksaldo nauwelijks toeneemt en dat er enkel een bedrag van € 2.300,- contact wordt opgenomen. Gelet op het feit dat er vervolgens een geldbedrag van in totaal € 16.610,-, een waardevolle ketting en reisbescheiden ter waarde van € 3.656,50 zijn aangetroffen op veelal niet voor de hand liggende plekken rechtvaardigt vorenstaande – in samenhang bezien – het vermoeden dat er sprake is van witwassen.
Gegeven voormelde feiten en omstandigheden mag van verdachte worden verlangd dat hij een verklaring geeft voor de herkomst van het geld en of goederen. Een dergelijke verklaring dient concreet, min of meer verifieerbaar en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijk te zijn. Zodra het door de verdachte geboden tegenwicht daartoe aanleiding geeft, ligt het vervolgens op de weg van het openbaar ministerie om nader onderzoek te doen naar de, uit de verklaringen van de verdachte blijkende, alternatieve herkomst van het geld en goederen.
Nadat verdachte zich aanvankelijk op zijn zwijgrecht heeft beroepen, werd door de verdediging naar voren gebracht dat verdachte een geldbedrag van € 15.000,- had ontvangen van zijn neef uit Pristina (Kosovo) en de ketting een huwelijksgeschenk was van zijn ouders en dat hij dat had geërfd. Ter onderbouwing hiervan zijn verklaringen overgelegd van de neef [naam 10] en de moeder van verdachte en een bankafschrift dat kennelijk ziet op transacties verricht tussen 20 april 2014 en 24 april 2014.
De rechtbank acht de verklaring van verdachte dat het bij hem in de woning aangetroffen geldbedrag tot € 15.000,- afkomstig is van een neef niet geloofwaardig. Weliswaar is een niet ondertekende verklaring overgelegd waarin is aangegeven dat door [naam 10] een geldbedrag is verstrekt, maar de datum van verstrekken, de reden daarvan of het doel daarvan ontbreekt. Nu een datum van verstrekken niet is aangegeven, kan voorts niet eens worden vastgesteld dat het overgelegde bankafschrift als concrete onderbouwing bruikbaar is, nu dit afschrift ziet op een periode van transacties van 20 tot 24 april 2014. Bovendien blijkt uit het overgelegde bankafschrift niet dat voormeld bedrag is overgemaakt, omdat dit concrete bedrag niet valt terug te zien op het afschrift. Voor het geld dat is aangetroffen in een portemonnee in een dressoir in de woonkamer heeft verdachte geen enkele verklaring gegeven.
Nu er geen andere verklaring is gegeven voor het feit dat verdachte een bedrag van
€ 16.610,- in zijn woning had liggen, kan met een voldoende mate van zekerheid worden uitgesloten dat dit geldbedrag een legale herkomst heeft en dat derhalve een criminele herkomst als enige aanvaardbare verklaring kan gelden. Verdachte heeft vervolgens de herkomst van het geld verhuld door het grotendeels in een stofzuiger te stoppen, deels onder een kast op een kinderkamer te leggen en een klein gedeelte in een portemonnee in een dressoir te doen, allemaal in dezelfde woning.
De verdediging heeft ten aanzien van het aantreffen van de ketting aangegeven dat dit een huwelijkscadeau betreft van de ouders van verdachte en dat het daarbij gaat om een erfstuk. De stelling vindt steun in een verklaring van de moeder van verdachte die is overgelegd. Hierin geeft zij aan dat zij betreffende ketting, die ook door haar overleden man is gedragen, bij wijze van traditie ter gelegenheid van het huwelijk van verdachte aan hem cadeau heeft gegeven. Hiermee is naar het oordeel van de rechtbank een concrete, min of meer verifieerbare verklaring voor het aantreffen van de ketting gegeven, die niet op voorhand volstrekt onwaarschijnlijk is te achten. Het feit dat de verklaring niet met stukken is onderbouwd, bijvoorbeeld een aankoop bon, garantiebewijs of foto’s doet hieraan niet af, gelet op de gestelde aard van het voorwerp, zijnde een erfstuk. Nu niet met voldoende mate van zekerheid kan worden uitgesloten dat de ketting een legale herkomst heeft en een criminele herkomst niet als enige aanvaardbare verklaring voor het voorhanden hebben van deze ketting kan gelden, is naar het oordeel van de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen dat met betrekking tot de ketting sprake is van witwassen. Verdachte wordt van dit onderdeel vrijgesproken.
Ten aanzien van de in een koffer aangetroffen vliegtickets naar Turkije, geldt het volgende. Bij de tickets is een kwitantie aangetroffen waaruit blijkt dat deze tickets à € 3.656,50 contant zijn voldaan. Verdachte heeft hiervoor geen enkele verklaring gegeven. Gelet hierop en gelet op de financiële positie van verdachte en het feit dat uit de financiële stukken blijkt dat een dergelijk bedrag niet van de ABN Amro rekening van verdachte contant is opgenomen, kan met voldoende mate van zekerheid een legitieme herkomst van het geld waarmee de tickets zijn gekocht worden uitgesloten. Dit brengt met zich dat naar het oordeel van de rechtbank het niet anders kan zijn dan dat verdachte de tickets heeft aangekocht met gelden van enig misdrijf afkomstig en dat verdachte dit wist. Hiermee is de herkomst van het geldbedrag waarmee de tickets zijn aangeschaft, verhuld.
Echter, omdat niet valt vast te stellen wanneer de tickets met dit geld zijn gekocht, kan niet worden bewezen wanneer sprake is geweest van witwassen. De rechtbank spreekt verdachte van dit onderdeel vrij.
Gelet op het vorenstaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van een geldbedrag van € 16.610,--.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
hijop
of omstreeks22 februari 2014 te Huijbergen (gemeente Woensdrecht),
tezamen en in vereniging met
een ander ofanderen,
althans alleen,[slachtoffer]
opzettelijk en
al dan nietmet voorbedachten rade van het leven heeft beroofd,
immers
heeft/hebben verdachte en
/ofzijn mededader(s) met dat opzet en
al dan
nietna kalm beraad en rustig overleg, met een vuurwapen een kogel in het
hoofd van die [slachtoffer] geschoten, als gevolg waarvan die [slachtoffer] is overleden;
2.
hij op
een of meerdere tijdstippen in de periode van 15 februari 2014 tot en
met7 oktober 2014 te Vlissingen
opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of
bewerkt en/of verwerkt, in elk gevalopzettelijk aanwezig heeft gehad (in een
pand aan [adres 1] ) een hoeveelheid hennep,
althans een groot aantal
hennepplanten en/of delen daarvan,, zijnde hennep een middel als
bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II,
dan wel aangewezen krachtens
het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij op
of omstreeks07 oktober 2014, te Vlissingen,
althans in Nederland,
van een
(aantal
)voorwerp
(en
), te weten:
- een geldbedrag van 10.000,- euro,
althans een geldbedragen
/of
- een geldbedrag van 5.000,- euro,
althans een geldbedragen
/of
- een geldbedrag van 1.610,- euro,
althans een geldbedragen
/of
- een (gouden) ketting, althans een sieraad en/of
-
reisbescheiden althans het aankoopbedrag van de reisbescheiden,
de werkelijke aard,de herkomst,
de vindplaats, de vervreemding en/of de
verplaatsingheeft verborgen
en/of verhuld,
althans heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende op die/dat
voorwerp(en) was en/of wie bovenomschreven voorwerp(en) voorhanden had en/of
heeft verworven en/of heeft overgedragen en/of gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij wist,
althans redelijkerwijs moest vermoeden,dat voornoemd
voorwerp
(en
)- onmiddellijk of middellijk - afkomstig
was/waren uit enig
misdrijf.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 18 jaren met aftrek van voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft geen standpunt ingenomen over de op te leggen straf, nu zij van mening is dat verdachte van de tenlastegelegde feiten moet worden vrijgesproken.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan de liquidatie van [slachtoffer] . Er was sprake van een weloverwogen plan om [slachtoffer] te doden en verdachte en de medeverdachten hebben de liquidatie goed voorbereid. De liquidatie vond plaats op de oprit van de woning van [slachtoffer] , waar hij door zijn echtgenote is aangetroffen. Voor haar moet dit zeer schokkend geweest zijn. Het slachtoffer was vader van een jong gezin. De nabestaanden is een onherstelbaar leed aangedaan, hetgeen ook blijkt uit de schriftelijke verklaring van de echtgenote van [slachtoffer] die in de vordering benadeelde partij is opgenomen. Door een koelbloedige liquidatie als deze wordt ook de samenleving ernstig geschokt.
Verdachte heeft weliswaar niet het fatale schot gelost, maar hij heeft een belangrijke rol bij de liquidatie gespeeld door de schutter aan te sporen [slachtoffer] te doden en na de liquidatie de schutter te betalen en sporen uit te wissen. De rechtbank neemt het verdachte zeer kwalijk dat hij samen met anderen op deze kille en berekende manier de dood van [slachtoffer] , een man die hij (blijkbaar) niet eens kende, heeft veroorzaakt.
Verdachte heeft zich voorts schuldig gemaakt aan het aanwezig hebben van hennep en aan witwassen.
Verdachte heeft een strafblad. Hij is eerder veroordeeld voor hennepteelt, het plegen van vermogensdelicten en verkeersfeiten.
De rechtbank is van oordeel dat aan verdachte een gevangenisstraf van aanzienlijke duur dient te worden opgelegd. Bij de bepaling van de duur van die straf houdt de rechtbank rekening met het bovenstaande, waarbij zij in het bijzonder laat meewegen het doelbewuste plan en de kille uitvoering van de liquidatie. De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de aard en de ernst van het feit, een gevangenisstraf voor de duur van achttien jaar, met aftrek, noodzakelijk is.
Gelet op de ernst van het feit waarvoor verdachte wordt veroordeeld en de lange duur van de gevangenisstraf zal de rechtbank de schorsing van de voorlopige hechtenis opheffen.

7.De benadeelde partij

7.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd dat de gevorderde materiële kosten kunnen worden toegewezen en de vordering voor het overige niet-ontvankelijk dient te worden verklaard nu de behandeling van dat deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding vormt.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging stelt zich op het standpunt dat de vordering benadeelde partij niet-
ontvankelijk dient te worden verklaard gelet op het gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De benadeelde partij, mevrouw [vrouw slachtoffer] , vordert, namens haarzelf en haar kinderen, een schadevergoeding ter hoogte van in totaal € 1.039.000,--, bestaande uit geleden materiële schade (gederfd inkomen) ter hoogte van € 432.000,--, geleden immateriële schade ter hoogte van € 600.000,-- en de begrafeniskosten tot een bedrag van € 7.000,--. Deze laatste post bestaat uit, zo blijkt uit de onderbouwing, advocaatkosten, een diner op 12 maart 2014 na de begrafenis in Litouwen, vliegtickets, cement, kosten inrichting van het graf in Litouwen, begrafenis in Litouwen en kosten van een grafzerk en grind, hotelkosten in Nederland in verband met de crematie alhier en de kosten van de uitvaart in Nederland. In totaal bedragen deze kosten blijkens de onderbouwing een bedrag van € 7.296,09.
In de toelichting wordt verder nog een post benoemd die ziet op kosten gemaakt in verband met behandeling door een psycholoog van mevrouw [vrouw slachtoffer] en haar dochter tot een bedrag van omgerekend € 289,62. Dit bedrag, zo begrijpt de rechtbank, is niet opgenomen in de gevorderde post kosten begrafenis.
De rechtbank is van oordeel dat de schade die ziet op de kosten met betrekking tot het overlijden van het slachtoffer [slachtoffer] een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde feit. Dit gedeelte van de vordering bevat een opsomming van kostenposten, onderbouwd met facturen, die zien op de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt na het overlijden van het slachtoffer. De rechtbank acht verdachte aansprakelijk voor deze geleden schade en zal dit bedrag dan ook toewijzen, met uitzondering van de kosten betreffende psychologische behandelingen van mevrouw [vrouw slachtoffer] en haar dochter en het diner op 12 maart 2014.
Voor wat betreft de post advocaatkosten overweegt de rechtbank als volgt. Met betrekking tot dit onderdeel heeft te gelden dat een dergelijke post toewijsbaar is, gelet op de verrichte werkzaamheden, te weten het indienen van de vordering benadeelde partij. Ter vaststelling daarvan zal worden aangeknoopt bij het gebruikelijke liquidatietarief en de rechtbank ziet geen reden om daar in onderhavig geval van af te wijken. De rechtbank gaat uit van 1 punt en stelt het liquidatietarief vast op € 1.200,-- mede gelet op het feit dat ter terechtzitting geen bijzondere omstandigheden zijn gebleken waarom er afgeweken moet worden van het gebruikelijke liquidatietarief en gelet op de verrichte werkzaamheden namelijk het indienen van de vordering. Niet is gebleken dat er voorts nog kosten zijn gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen. Nu er ter zake advocaatkosten een lager bedrag is gevorderd dan het vastgestelde 1 punt liquidatietarief bedraagt, zal de rechtbank de gevorderde advocaatkosten toewijzen tot het bedrag van € 1.000,--.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat de schade terzake gemaakte kosten tot een bedrag van € 6.947,34 (€ 5.947,34 begrafenis kosten en € 1.000,-- advocaatkosten) voldoende aannemelijk is gemaakt en zal de vordering tot dat bedrag toewijzen en voor het overige niet-ontvankelijk verklaren.
Voor het overige, zijnde de vordering ten aanzien van materiële schade (gederfd inkomen) en de immateriële schade, is de rechtbank van oordeel dat de behandeling van dat deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding vormt. De vordering is thans onvoldoende concreet onderbouwd. De benadeelde partij zal daarom voor deze posten niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering. Zij kan haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Nu op grond van het onderzoek ter terechtzitting vast is komen te staan dat verdachte het bewezenverklaarde feit samen met anderen heeft gepleegd, zal de rechtbank de vordering hoofdelijk toewijzen. Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal de rechtbank tevens de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

8.Het beslag

8.1
De teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave gelasten van het hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerp aan verdachte, te weten de gouden ketting aangezien het voorwerp niet vatbaar is voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag is genomen.
8.2
De verbeurdverklaring
De rechtbank is van oordeel dat de onder verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven geldbedragen ter hoogte van € 10.000,- en € 5.000,- en € 1.610,- dienen te worden verbeurd verklaard. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het bewezen verklaarde feit met betrekking tot die voorwerpen is begaan.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 10, 24c, 27, 33, 33a, 36f, 47, 91, 289 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3, 11, 13 en 14 van de Opiumwet zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1:medeplegen van moord;
feit 2:opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3, onder C, van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 3:witwassen;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 18 jaren;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van het inbeslaggenomen voorwerp, te weten;
1 1.00 STK Sieraad, KETTING Goud, G1228386
- verklaart verbeurd de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten;
232699 Geld Euro’s waarde 1610.00 IBN.DD. 07-10-2014
232718 Geld Euro’s waarde 5000.00 IBN.DD. 07-10-2014
232719 Geld Euro’s waarde 10000.00 IBN.DD. 07-10-2014
Benadeelde partij
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij mevrouw [vrouw slachtoffer] van
€ 5.947,34, ter zake van materiële schade;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de benadeelde partij te betalen. (BP.20)
- verklaart de benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht; (BP.22)
- veroordeelt verdachte tevens in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij ter zake van rechtsbijstand heeft gemaakt, te weten € 1.000,-;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer mevrouw [vrouw slachtoffer] , € 5.947,34 te betalen, bij niet betaling te vervangen door 64 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat voorzover dit bedrag door één of meer mededaders is betaald, verdachte niet gehouden is dit bedrag aan de Staat te betalen;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd; (BP.04A)
- heft de schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. Dekker, voorzitter, mr. De Weert en mr. Ebben, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Jansen-van Rooijen, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 26 juli 2016.
De griffier is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Hierna wordt – tenzij anders vermeld - verwezen naar het onderzoek TGO Hainichen, zaak A, van de politie-eenheid Zeeland - West Brabant, proces-verbaalnummer 2014038067, genummerd 1 t/m 9436
2.Het proces verbaal van bevindingen eerste bevindingen plaats delict, pagina 4946 van voornoemd eindproces-verbaal;
3.Het proces verbaal van bevindingen eerste bevindingen plaats delict, pagina 4948 van voornoemd eindproces-verbaal;
4.Het NFI rapport d.d. 28 februari 2014 Pathologie onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet natuurlijke dood, pagina 129 van het proces-verbaal Forensisch onderzoek;
5.Het NFI rapport d.d. 28 februari 2014 Pathologie onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet natuurlijke dood, pagina 130 van het proces-verbaal Forensisch onderzoek;
6.Het proces-verbaal van verhoor van [naam 11] , pagina 5061 en 5062 van voornoemd eindproces-verbaal;
7.Het proces verbaal van bevindingen eerste bevindingen plaats delict, pagina 4947 van voornoemd eindproces-verbaal;
8.Het proces-verbaal onderzoek plaats delict, pagina 16 van het Proces-verbaal Forensisch onderzoek;
9.Het proces-verbaal onderzoek plaats delict, pagina 16 van het proces-verbaal Forensisch Onderzoek;
10.Het proces-verbaal verhoor getuige [getuige 1] , pagina 4997 e.v. van voornoemd eindproces-verbaal;
11.Het proces-verbaal verhoor getuige [getuige 2] , pagina 4975 e.v. van voornoemd eindproces-verbaal;
12.Het proces-verbaal verhoor getuige [getuige 2] , pagina 4978 e.v. van voornoemd eindproces-verbaal;
13.Het proces-verbaal verhoor getuige [getuige 2] , pagina 4975 e.v. van voornoemd eindproces-verbaal;
14.Het proces-verbaal verhoor getuige [getuige 3] , pagina 5020 e.v. van voornoemd eindproces-verbaal;
15.Het proces-verbaal relaas, pagina 4889 van voornoemd eindproces-verbaal;
16.Het proces-verbaal van bevindingen identiteit [verdachte] , pagina 3096 en 3097 van voornoemd eindproces-verbaal;
17.Het proces-verbaal van bevindingen COBAD79, pagina 2624 e.v. van voornoemd eindproces-verbaal;
18.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 2478 van voornoemd eindproces-verbaal;
19.Het rapport identificatie vanuit politieregisters, pagina 2479-2481 van voornoemd eindproces-verbaal;
20.Het proces-verbaal Stemherkenning [verdachte] , pagina 9255 van voornoemd eindproces-verbaal;
21.Het proces-verbaal gebruiker [telefoonnummer 2] , pagina 9262-9264 van voornoemd eindproces-verbaal;
22.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] , pagina 2688 van voornoemd eindproces-verbaal;
23.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] , pagina 2735 van voornoemd eindproces-verbaal;
24.Het proces-verbaal van bevindingen Iphone 5 [medeverdachte 2] , pagina 6179 e.v. van voornoemd eindproces-verbaal;
25.Het geschrift, te weten de ID-staat SKDB d.d. 6 juni 2016, los opgenomen in het persoonsdossier van verdachte;
26.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 2] , pagina 2745 van voornoemd eindproces-verbaal;
27.Het proces-verbaal Telecom, pagina 5700 van voornoemd eindproces-verbaal;
28.De vordering verstrekking verkeersgegevens mobiele telefonie, pagina 3121 BOB-dossier;
29.Het proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 3] , pagina 2093 en 2127 van voornoemd eindproces-verbaal;
30.Het proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 3] , pagina 2426 van voornoemd eindproces-verbaal;
31.Het proces-verbaal Telecom, pagina 5700 en 5701 van voornoemd eindproces-verbaal;
32.Het proces-verbaal verwerken gegevens telefoons [medeverdachte 3] , pagina 5489-5491 van voornoemd eindproces-verbaal;
33.Het proces-verbaal Telecom, pagina 5701 van voornoemd eindproces-verbaal;
34.Het proces-verbaal Telecom, pagina 5701 van voornoemd eindproces-verbaal;
35.het proces-verbaal verwerken gegevens telefoons [medeverdachte 3] , pagina 5489 van voornoemd eindproces-verbaal;
36.Het proces-verbaal Telecom, pagina 5701 van voornoemd eindproces-verbaal;
37.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte 3] , pagina 2092 van voornoemd eindproces-verbaal;
38.Het proces-verbaal van verhoor van [naam 5] , pagina 3360 van voornoemd eindproces-verbaal;
39.Het proces-verbaal Telecom, pagina 5704 van voornoemd eindproces-verbaal;
40.Het proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 3] , pagina 2127 van voornoemd eindproces-verbaal;
41.Het proces-verbaal Telecom, pagina 5701 van voornoemd eindproces-verbaal;
42.Bijlage 3 bij het proces-verbaal verwerken telefoongegevens [medeverdachte 3] , pagina 5524 van voornoemd eindproces-verbaal;
43.Bijlage 3 bij het proces-verbaal verwerken telefoongegevens [medeverdachte 3] , pagina 5525 van voornoemd eindproces-verbaal;
44.Het proces-verbaal verwerken telefoongegevens [medeverdachte 3] , pagina 5490 van voornoemd eindproces-verbaal;
45.Het proces-verbaal van feiten, bevindingen en omstandigheden betreffende de vermoedelijke toedracht van de moord op [slachtoffer] , opgenomen in het proces-verbaal aanvulling dossier 20TGO14005, pagina 16 van 69, los opgenomen in het dossier;
46.De aanvraag vordering verstrekking historische gegevens, pagina 4388 van het Methodieken proces-verbaal, los opgenomen in het dossier;
47.Het proces-verbaal Telecom, pagina 5704 van voornoemd eindproces-verbaal;
48.Het proces-verbaal van feiten, bevindingen en omstandigheden betreffende de vermoedelijke toedracht van de moord op [slachtoffer] , opgenomen in het proces-verbaal aanvulling dossier 20TGO14005, pagina 24 van 69, los opgenomen in het dossier;
49.Het proces-verbaal vermoedelijke voorverkenningen aan de [naam/straat vakantiepark] Huijbergen en [adres 8] Hoogerheide d.d. 11 en 12 februari 2014, pagina 14, 15 en 16 van 29, los opgenomen in het dossier;
50.Het proces-verbaal vermoedelijke voorverkenningen aan de [naam/straat vakantiepark] Huijbergen en [adres 8] Hoogerheide d.d. 11 en 12 februari 2014, pagina 15 en 16 van 29, los opgenomen in het dossier;
51.Het proces-verbaal vermoedelijke voorverkenningen aan de [naam/straat vakantiepark] Huijbergen en [adres 8] Hoogerheide d.d. 11 en 12 februari 2014, pagina 17, 18, 19 en 20 van 29, los opgenomen in het dossier;
52.Het proces-verbaal verhoor [medeverdachte 3] , pagina 2607 van voornoemd eindproces-verbaal;
53.Het proces-verbaal van bevindingen m.b.t de uitlevering van bescheiden en gegevens Western Union, pagina 5675 en 5676;
54.Het proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 3] , pagina 2060 van voornoemd eindproces-verbaal;
55.Bijlage 3 bij het proces-verbaal verwerken telefoongegevens [medeverdachte 3] , pagina 5529 van voornoemd eindproces-verbaal;
56.Het proces-verbaal Telecom, pagina 5704 van voornoemd eindproces-verbaal;
57.Het proces-verbaal van feiten, bevindingen en omstandigheden betreffende de vermoedelijke toedracht van de moord op [slachtoffer] , opgenomen in het proces-verbaal aanvulling dossier 20TGO14005, pagina 28 van 69, los opgenomen in het dossier;
58.Het proces verbaal van bevindingen onderzoek ARS data ZG 1167 G, pagina 5430 van voornoemd eindproces-verbaal;
59.Het proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 3] , pagina 2060 en 2061 van voornoemd eindproces-verbaal;
60.Het proces-verbaal van verhoor [naam 5] , pagina 3360 van voornoemd eindproces-verbaal;
61.Het proces-verbaal van verhoor van [naam 4] , pagina 3283 van voornoemd eindproces-verbaal;
62.Het proces-verbaal verhoor [medeverdachte 2] , pagina 2741 van voornoemd eindproces-verbaal;
63.Het proces-verbaal verhoor [medeverdachte 3] , pagina 2092 van voornoemd eindproces-verbaal;
64.Het proces-verbaal verhoor [medeverdachte 3] , pagina 2092 en 2093 van voornoemd eindproces-verbaal;
65.Het proces-verbaal verhoor [medeverdachte 3] , pagina 2061 van voornoemd eindproces-verbaal;
66.Het proces-verbaal van bevindingen Tom Tom verdachte [medeverdachte 2] , pagina 5712 van voornoemd eindproces-verbaal;
67.Het proces-verbaal verhoor [medeverdachte 3] , pagina 2093 van voornoemd eindproces-verbaal;
68.Het proces-verbaal van feiten, bevindingen en omstandigheden betreffende de vermoedelijke toedracht van de moord op [slachtoffer] , opgenomen in het proces-verbaal aanvulling dossier 20TGO14005, pagina 29 van 69, los opgenomen in het dossier;
69.Het proces-verbaal verhoor [medeverdachte 3] , pagina 2094 en 2094 van voornoemd eindproces-verbaal;
70.Het proces-verbaal van feiten, bevindingen en omstandigheden betreffende de vermoedelijke toedracht van de moord op [slachtoffer] , opgenomen in het proces-verbaal aanvulling dossier 20TGO14005, pagina 29 van 69, los opgenomen in het dossier;
71.Het proces-verbaal verhoor [medeverdachte 3] , pagina 2095 van voornoemd eindproces-verbaal;
72.Het proces-verbaal verhoor [medeverdachte 3] , pagina 2451 van voornoemd eindproces-verbaal;
73.Het proces-verbaal verhoor [medeverdachte 3] , pagina 2094 van voornoemd eindproces-verbaal;
74.Het proces-verbaal verhoor [medeverdachte 3] , pagina 2096 van voornoemd eindproces-verbaal;
75.Het proces-verbaal verhoor [medeverdachte 3] , pagina 2451 en 2451 van voornoemd eindproces-verbaal;
76.Het proces-verbaal verhoor getuige [getuige 1] , pagina 4997 e.v. van voornoemd eindproces-verbaal;
77.Het proces-verbaal verhoor getuige [getuige 2] , pagina 4978 e.v. van voornoemd eindproces-verbaal;
78.Het proces-verbaal verhoor [medeverdachte 3] , pagina 2452 van voornoemd eindproces-verbaal;
79.Het proces-verbaal verhoor [medeverdachte 3] , pagina 2100 van voornoemd eindproces-verbaal;
80.Het proces-verbaal verhoor [naam 4] , pagina 3291 van voornoemd eindproces-verbaal;
81.Het proces-verbaal verhoor [naam 5] , pagina 3361 van voornoemd eindproces-verbaal;
82.Het proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 3] , pagina 2071 van voornoemd eindproces-verbaal;
83.Het proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 3] , pagina 2452 van voornoemd eindproces-verbaal;
84.Het proces-verbaal van feiten, bevindingen en omstandigheden betreffende de vermoedelijke toedracht van de moord op [slachtoffer] , opgenomen in het proces-verbaal aanvulling dossier 20TGO14005, pagina 35 van 69, los opgenomen in het dossier;
85.Het proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 3] , pagina 2115, 2139 en 2150 van voornoemd eindproces-verbaal;
86.Het proces-verbaal van feiten, bevindingen en omstandigheden betreffende de vermoedelijke toedracht van de moord op [slachtoffer] , opgenomen in het proces-verbaal aanvulling dossier 20TGO14005, pagina 36 van 69, los opgenomen in het dossier;
87.Het proces-verbaal van feiten, bevindingen en omstandigheden betreffende de vermoedelijke toedracht van de moord op [slachtoffer] , opgenomen in het proces-verbaal aanvulling dossier 20TGO14005, pagina 38 van 69, los opgenomen in het dossier;
88.Het proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 3] , pagina 2072 van voornoemd eindproces-verbaal;
89.Het proces-verbaal verhoor getuige [getuige 3] , pagina 5020 van voornoemd eindproces-verbaal;
90.Het proces-verbaal verhoor getuige [getuige 2] , pagina 4975 e.v. van voornoemd eindproces-verbaal;
91.Het proces-verbaal verhoor getuige [getuige 3] , pagina 5020 van voornoemd eindproces-verbaal;
92.Het proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 3] , pagina 2436, 2437 en 2438 van voornoemd eindproces-verbaal;
93.Het proces-verbaal van feiten, bevindingen en omstandigheden betreffende de vermoedelijke toedracht van de moord op [slachtoffer] , opgenomen in het proces-verbaal aanvulling dossier 20TGO14005, pagina 42 en 43 van 69, los opgenomen in het dossier;
94.Het proces-verbaal verhoor [medeverdachte 3] , pagina 2437-2440 van voornoemd eindproces-verbaal;
95.Bijlage bij het proces-verbaal nr: 14-0198-001-pv-01 ‘onderzoek navigatie apparaat, pagina 5718;
96.Het proces-verbaal van feiten, bevindingen en omstandigheden betreffende de vermoedelijke toedracht van de moord op [slachtoffer] , opgenomen in het proces-verbaal aanvulling dossier 20TGO14005, pagina 44 van 69, los opgenomen in het dossier;
97.Het proces-verbaal van feiten, bevindingen en omstandigheden betreffende de vermoedelijke toedracht van de moord op [slachtoffer] , opgenomen in het proces-verbaal aanvulling dossier 20TGO14005, pagina 43 en 44 van 69, los opgenomen in het dossier;
98.Het proces-verbaal van feiten, bevindingen en omstandigheden betreffende de vermoedelijke toedracht van de moord op [slachtoffer] , opgenomen in het proces-verbaal aanvulling dossier 20TGO14005, pagina 45 en 46 van 69, los opgenomen in het dossier;
99.Het proces-verbaal verhoor [medeverdachte 3] , pagina 2440 van voornoemd eindproces-verbaal;
100.Het PV nr. 011598/2014 van de Federale gerechtelijke politie - Provincie Antwerpen, pagina 5318 en 5320 van voornoemd eindproces-verbaal;
101.Het proces-verbaal van verhoor [medeverdachte 2] , pagina 2737 en 2738 van voornoemd eindproces-verbaal;
102.Het proces-verbaal verhoor [naam 4] , pagina 3297 van voornoemd eindproces-verbaal;
103.Het proces-verbaal verhoor [medeverdachte 3] , pagina 2080 van voornoemd eindproces-verbaal;
104.Het proces-verbaal verhoor [naam 4] , pagina 3297 van voornoemd eindproces-verbaal;
105.Het proces-verbaal van feiten, bevindingen en omstandigheden betreffende de vermoedelijke toedracht van de moord op [slachtoffer] , opgenomen in het proces-verbaal aanvulling dossier 20TGO14005, pagina 54 en 55 van 69, los opgenomen in het dossier
106.Het proces-verbaal verhoor [medeverdachte 3] , pagina 2135 van voornoemd eindproces-verbaal;
107.Het proces-verbaal d.d. 8 en 9 maart 2016 van voortzetting van het getuigen verhoor van getuige [medeverdachte 3] door de rechter-commissaris, los opgenomen in het dossier;
108.Het proces-verbaal verhoor [medeverdachte 1] , pagina 2514 van voornoemd eindproces-verbaal;
109.Het proces-verbaal d.d. 8 en 9 maart 2016 van voortzetting van het getuigen verhoor van getuige [medeverdachte 3] door de rechter-commissaris, los opgenomen in het dossier;
110.Het proces-verbaal van bevindingen, pagina 5370 van voornoemd eindproces-verbaal;
111.Het proces-verbaal sporenonderzoek, pagina 50 e.v. van het proces-verbaal Forensisch onderzoek, los opgenomen in het dossier;
112.Het proces-verbaal sporenonderzoek, pagina 97 en 101 van het proces-verbaal Forensisch onderzoek, los opgenomen in het dossier;
113.Het rapport van het NFI d.d. 10 oktober 2014 Onderzoek naar biologische sporen en DNA-onderzoek naar aanleiding van een schietincident met dodelijke afloop in Huijbergen op 22 februari 2014;
114.Het proces-verbaal sporenonderzoek, pagina 52 en 54 van Het proces-verbaal Forensisch Onderzoek, los opgenomen in het dossier;
115.Het rapport van het NFI d.d. 30 juli 2014, pagina 157 tot en met 159 en 164 en 165 van het proces-verbaal Forensisch Onderzoek, los opgenomen in het dossier;
116.Het proces-verbaal relaas Forensisch onderzoek, pagina 6 van Het proces-verbaal Forensisch Onderzoek, los opgenomen in het dossier;
117.Het geschrift, te weten de brief van Bundeskriminalamt d.d. 25 september 2014, pagina 270 van het proces-verbaal Forensisch Onderzoek, los opgenomen in het dossier;
118.Het rapport van het NFI d.d. 28 oktober 2014 Schotrestenonderzoek naar aanleiding van een schietincident in Huijbergen op 22 februari 2014, pagina 183 e.v. van het Proces-verbaal Forensisch Onderzoek, los opgenomen in het dossier;
119.Het rapport van het NFI d.d. 26 maart 2015 Beantwoording vragen en aanvullend schotrestenonderzoek naar aanleiding van een schietincident in Huijbergen op 22 februari 2014, pagina 194 e.v. van het proces-verbaal Forensisch Onderzoek, los opgenomen in het dossier;
120.Het rapport van het NFI d.d. 10 oktober 2014, pagina 103, 105 en 106 van het proces-verbaal Forensisch Onderzoek;
121.Het proces-verbaal verhoor [medeverdachte 3] , pagina 2216 van voornoemd eindproces-verbaal
122.Het proces-verbaal verhoor [medeverdachte 3] , pagina 2092 van voornoemd eindproces-verbaal;
123.De verklaring van [naam 4] , op 24 november 2015 afgelegd ten overstaan van de rechter in Straubing (Duitsland), pagina 19;
124.Het proces-verbaal verhoor [medeverdachte 3] , pagina’s 2120-2123 van voornoemd eindproces-verbaal;
125.Het proces-verbaal verhoor [medeverdachte 2] , pagina 2687 van voornoemd eindproces-verbaal;
126.Het proces-verbaal verhoor [medeverdachte 3] , pagina’s 2092 van voornoemd eindproces-verbaal;
127.Het proces-verbaal verhoor [medeverdachte 3] , pagina 2218 van voornoemd eindproces-verbaal;
128.Het proces-verbaal verhoor [medeverdachte 3] , pagina 2452 van voornoemd eindproces-verbaal;
129.Het proces-verbaal verhoor [medeverdachte 3] , pagina 2071 van voornoemd eindproces-verbaal;
130.Het proces-verbaal verhoor [medeverdachte 3] , pagina 2084 van voornoemd eindproces-verbaal
131.Het proces-verbaal verhoor [medeverdachte 3] , pagina 2455 van voornoemd eindproces-verbaal;
132.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 6560, 6561;
133.Het proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming met bijlage, p. 882;
134.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 6496;
135.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 5] , onderzoek 20TGO14005, pv. nr. 1843, p.2;
136.Het proces-verbaal van bevindingen doorzoeking, pagina 6561 van voornoemd eindproces-verbaal;
137.Het proces-verbaal van bevindingen doorzoeking, pagina 6561 van voornoemd eindproces-verbaal;
138.Het proces-verbaal witwassen, pagina 6564 van voornoemd eindproces-verbaal;
139.Het proces-verbaal witwassen, pagina 6566-6569 van voornoemd eindproces-verbaal;