Op 3 augustus 2016 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een wrakingsverzoek behandeld van de besloten vennootschap Recreatiepark Fort Oranje B.V. tegen de rechters van de meervoudige handelskamer. Het verzoek tot wraking was ingediend naar aanleiding van een vonnis in incident van 25 mei 2016, waarin twee voorlopige voorzieningen van verzoekster werden afgewezen. Verzoekster stelde dat de rechters vooringenomen waren en dat zij de rechtsstaat niet adequaat beschermden. De rechtbank constateerde dat het wrakingsverzoek tijdig was ingediend en dat verzoekster ontvankelijk was. De rechtbank oordeelde dat de wrakingsgronden niet voldoende onderbouwd waren en dat er geen objectieve aanwijzingen waren voor vooringenomenheid van de rechters. De rechtbank benadrukte dat een negatieve beslissing op zich geen grond voor wraking is. De wrakingsgronden van verzoekster, die onder andere betrekking hadden op de onafhankelijkheid van de rechters en de afwijzing van verzoeken om inzage in stukken, werden door de rechtbank verworpen. Uiteindelijk werd het wrakingsverzoek afgewezen, waarbij de rechtbank concludeerde dat de gewraakte rechters niet blijk hadden gegeven van vooringenomenheid.