Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.De procedure
2.Het verzoek
3.De feiten
Op de vraag van de politierechter of verdachte door haar raadsman op de hoogte is gebracht van de Wet beperking taakstraffen antwoordt zij bevestigend.
4.De gronden van het wrakingsverzoek en het standpunt van verzoekster
OK, we zullen zien zo’, daarmee in het midden latend of artikel 22b Sr wel of niet van toepassing was in haar ogen. Vervolgens heeft de rechter gezegd dat ‘
het op een gegeven moment wel klaar is met het opleggen van taakstraffen en dat op een gegeven moment mensen gevangenisstraffen krijgen’, hetgeen de raadsman heeft aangemerkt als een wrakingswaardige opmerking.
5.Het standpunt van de rechter
we zullen wel zien’. De raadsman zegt dat zij dat gezegd heeft, maar zelf kan zij zich dat niet heugen. De rechter concludeert dat het verzoek tot wraking moet worden afgewezen.
6.Het standpunt van de officier van justitie
7.De beoordeling
oh, we zullen wel zien zo’, welke opmerking in het proces-verbaal ontbreekt.