ECLI:NL:RBZWB:2016:5355

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
22 augustus 2016
Publicatiedatum
26 augustus 2016
Zaaknummer
02-665088-15
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • M. de Graaf
  • A. Meeuwisse
  • J. Prenger
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in zaak van seksuele handelingen tussen tieners, geen ontuchtige handeling volgens artikel 245 Wetboek van Strafrecht

In de zaak tegen de verdachte, geboren in 1995, werd hij beschuldigd van het plegen van ontuchtige handelingen met een minderjarige, [slachtoffer], geboren in 1998. De feiten vonden plaats in de periode van 6 tot 7 augustus 2014 te Hilvarenbeek, waar de verdachte en [slachtoffer] seksueel contact hadden in een caravan. De officier van justitie stelde dat er sprake was van ontucht, gezien het leeftijdsverschil van drie jaar en de omstandigheden waaronder de seksuele handelingen plaatsvonden. De verdediging betwistte dit en voerde aan dat er geen sprake was van dwang of een ongelijkwaardige relatie, en dat de handelingen vrijwillig waren.

De rechtbank heeft de zaak op 22 augustus 2016 behandeld en concludeerde dat de seksuele handelingen niet als ontuchtig konden worden aangemerkt. De rechtbank oordeelde dat er tussen de verdachte en [slachtoffer] sprake was van een gelijkwaardige relatie, en dat het leeftijdsverschil niet aanmerkelijk was. De rechtbank baseerde haar oordeel op de verklaringen van beide partijen, de context van hun relatie en de sociale media-communicatie tussen hen. De rechtbank kwam tot de conclusie dat de handelingen vrijwillig waren en dat er geen sprake was van een misbruiksituatie.

Daarom sprak de rechtbank de verdachte vrij van de tenlastegelegde feiten en verklaarde de benadeelde partij, [slachtoffer], niet ontvankelijk in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte was vrijgesproken van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer bestaande uit drie rechters, met de voorzitter M. de Graaf, en is openbaar uitgesproken op 22 augustus 2016.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/665088-15
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 22 augustus 2016
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedag] 1995 te [geboorteplaats]
wonende te [adres]
raadsvrouw mr. L.F. Withaar-Weijns, advocaat te Urk.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 8 augustus 2016, waarbij de officier van justitie, mr. Simpelaar, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

Verdachte staat terecht, terzake dat:
hij in of omstreeks de periode van 6 augustus 2014 tot en met 7 augustus 2014
te Hilvarenbeek, met [slachtoffer] (geboortedatum [geboortedag slachtoffer] 1998), die de leeftijd
van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt,
een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, die bestond(en) uit of
mede bestond(en) uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer]
, hebbende verdachte zijn, verdachtes, penis in de vagina van die [slachtoffer]
gestopt/gestoken;
art 245 Wetboek van Strafrecht.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte ontucht heeft gepleegd met [slachtoffer] (hierna te noemen [slachtoffer] ). De officier van justitie heeft daartoe aangevoerd dat er sprake is van een leeftijdsverschil van 3 jaar tussen verdachte en [slachtoffer] . Toen [slachtoffer] nog geen 16 jaar was, zijn zij met elkaar naar bed geweest. Dat er daarbij sprake is van ontuchtige handelingen komt voort uit de sociale context waarbinnen dit heeft plaatsgevonden, naar de mening van de officier van justitie. [slachtoffer] was toen een 15-jarig onzeker Turks meisje en verdachte heeft daarvan gebruik gemaakt om haar in bed te krijgen. Hij heeft zich opgesteld als “redder” van [slachtoffer] en hij deed het daarbij voorkomen dat hij haar leven mooier ging maken. Daarnaast sprak hij kwaad over de ouders van [slachtoffer] . Verdachte heeft in zijn berichten aan [slachtoffer] meerdere malen het onderwerp seks aangesneden. Een onderwerp dat [slachtoffer] in beginsel afhield. Bovendien heeft [slachtoffer] aangegeven dat verdachte er niet op hoefde te rekenen dat hij op de bewuste dag seks zou hebben met haar. Verdachte heeft verklaard dat hij meende dat [slachtoffer] het voor hem deed. Op dat moment had er volgens de officier van justitie een belletje moeten gaan rinkelen bij verdachte. Ook heeft [slachtoffer] tijdens de seks aan verdachte gevraagd haar nooit te verlaten. Er is dan ook een afhankelijkheidsrelatie door verdachte gecreëerd. Van een gelijkwaardige relatie was volgens de officier van justitie geen sprake.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat er geen ontuchtige handelingen zijn gepleegd door verdachte. [slachtoffer] is een meisje van Turkse komaf die het reeds voordat zij een relatie kreeg met verdachte moeilijk had in haar thuissituatie. Niet voor niets had ze al een paar keer geprobeerd zelfmoord te plegen. Verdachte is verliefd op haar geworden en [slachtoffer] is verliefd geworden op hem. Zij hadden sinds mei 2014 verkering. Hij wilde dat zij gelukkig was. [slachtoffer] hield verdachte voor dat zij werd mishandeld in de thuissituatie en hij wilde haar beschermen omdat hij om haar gaf. In zijn beleving heeft hij nimmer kwaad over haar ouders gesproken of hen bedreigd en hierdoor [slachtoffer] geïntimideerd. Hij is zich er niet bewust van geweest dat hij zich, door seks met [slachtoffer] te hebben, mogelijk schuldig zou maken aan een strafbaar feit. Er is geen sprake geweest van dwang dan wel een ongelijkwaardige relatie tussen hem en [slachtoffer] . De verdediging wijst daarbij op een arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:NL:GHARL:2015:330) van 21 januari 2015. Gezien de leeftijd van verdachte en [slachtoffer] ten tijde van het ten laste gelegde feit was er sprake van een gering leeftijdsverschil. Er is nimmer sprake geweest van enige dwang of manipulatie van de zijde van verdachte. [slachtoffer] wilde het ook. Bovendien is er geen sprake geweest van enig misbruik van de omstandigheden. Uit het dossier komt duidelijk naar voren dat verdachte [slachtoffer] niet gedwongen heeft tot seks. Hij hoefde niet perse. Hij gaf om [slachtoffer] . Er was sprake van gelijkwaardigheid en vrijwilligheid. Er is in deze omstandigheden geen sprake geweest van handelingen die in strijd zijn met de sociaal-ethische norm. Het seksuele contact tussen verdachte en [slachtoffer] is dan ook niet aan te merken als ontuchtige handelingen en deze vallen dus buiten de strafwetgeving. De verdediging stelt zich dan ook op het standpunt dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen. De verdediging verzoekt verdachte vrij te spreken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat het volgende zich feitelijk heeft afgespeeld.
Verdachte en [slachtoffer] hebben elkaar leren kennen in het voorjaar van 2014. Nadat zij eerst via social media en World of Warcraft contact met elkaar hadden gehad, hebben zij elkaar in mei 2014 daadwerkelijk ontmoet. Verdachte heeft [slachtoffer] tijdens deze ontmoeting verkering gevraagd en daarop heeft zij een bevestigend antwoord gegeven. Verdachte was op dat moment 18 jaar oud en [slachtoffer] 15 jaar oud. Zij hebben elkaar vervolgens nog een aantal keer ontmoet en via social media hebben zij dagelijks contact onderhouden. Op 7 augustus 2014 was [slachtoffer] met haar ouders op vakantie op de camping van De Beekse Bergen. [slachtoffer] had met verdachte afgesproken dat hij op die dag naar de camping zou komen. Verdachte is naar [slachtoffer] toegegaan op het moment dat haar ouders en haar zusje weg waren. Zij hebben vervolgens seks met elkaar gehad in de caravan. Daarbij is verdachte onder meer met zijn penis in de vagina van [slachtoffer] geweest. Vervolgens zijn [slachtoffer] en verdachte door de ouders van [slachtoffer] aangetroffen in het bed in de caravan. De moeder van [slachtoffer] heeft toen de politie gebeld. Deze is ter plaatse gekomen. Verdachte is weggegaan van de camping en [slachtoffer] is na tussenkomst door jeugdzorg uit huis geplaatst. De vader van [slachtoffer] heeft daarna aangifte gedaan.
De rechtbank stelt vast dat verdachte en [slachtoffer] op 7 augustus 2014 seksueel contact hebben gehad waarbij verdachte het lichaam van [slachtoffer] seksueel is binnengedrongen. De rechtbank zal vervolgens de vraag moeten beantwoorden of deze handelingen aan te merken zijn als ontuchtig.
In dat kader overweegt de rechtbank het volgende.
Artikel 245 van het Wetboek van Strafrecht luidt:
Hij die met iemand, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen pleegt die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste acht jaren of geldboete van de vijfde categorie.
De Hoge Raad heeft met betrekking tot de uitleg van dit artikel in het arrest van 30 maart 2010 (ECLI:NL:HR:2010:BK4794) het volgende overwogen:
Blijkens de wetsgeschiedenis strekt artikel 245 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) tot bescherming van de seksuele integriteit van personen die gelet op hun jeugdige leeftijd in het algemeen geacht moeten worden niet of onvoldoende in staat te zijn zelf die integriteit te bewaken en de draagwijdte van hun gedrag in dit opzicht te overzien. Artikel 245 Sr beschermt deze jeugdige personen ook tegen verleiding die mede van henzelf kan uitgaan.
Onder omstandigheden kan aan seksuele handelingen met een persoon tussen de twaalf en zestien jaren het ontuchtig karakter ontbreken. Dat kan bijvoorbeeld het geval zijn indien die handelingen vrijwillig plaatsvinden tussen personen die slechts in geringe mate in leeftijd verschillen. Een scherpe afgrenzing van dergelijke omstandigheden valt in haar algemeenheid niet te geven. Zoals uit de wetsgeschiedenis blijkt, heeft de wetgever bij de totstandkoming van artikel 245 Sr in dit opzicht als maatstaf voor ogen gestaan of de desbetreffende seksuele handeling algemeen als sociaal-ethisch is aanvaard.
Uit het voorgaande vloeit voort dat het bij de beantwoording van de vraag of sprake is van dergelijke omstandigheden die meebrengen dat seksuele handelingen niet als ontuchtig kunnen worden aangemerkt, in belangrijke mate aankomt op de aan de feitenrechter voorbehouden weging en waardering van omstandigheden van het geval.
De rechtbank stelt vast dat verdachte ten tijde van het ten laste gelegde feit 18 jaar oud was en [slachtoffer] 15 jaar oud. Dit leeftijdsverschil beoordeelt de rechtbank onder de gegeven feiten en omstandigheden niet als aanmerkelijk gelet op de leeftijdsfase waarin zij zich op dat moment bevonden.
Verdachte en [slachtoffer] hebben elkaar via de online game World of Warcraft leren kennen. Nadat zij intensief contact met elkaar hebben onderhouden via social media, hebben zij elkaar in mei 2014 voor het eerst ontmoet in Leiden. Verdachte heeft tijdens deze ontmoeting verkering gevraagd aan [slachtoffer] en op deze vraag heeft zij hem een bevestigend antwoord gegeven. Ook hebben zij bij deze ontmoeting voor het eerst met elkaar gezoend. Verdachte en [slachtoffer] hebben elkaar daarna nog een paar keer ontmoet in Leiden en zij hadden dagelijks contact met elkaar via social media. [slachtoffer] vertelde verdachte over haar problemen thuis waaronder dat zij geslagen werd en een aantal zelfmoordpogingen had gedaan. [slachtoffer] vertelde verdachte eveneens dat zij niet langer meer thuis wilde wonen en naar een pleeggezin wilde. Ook verdachte vertrouwde [slachtoffer] vertrouwelijke zaken toe. Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij verliefd was op [slachtoffer] . [slachtoffer] heeft tijdens een gesprek bij Bureau Jeugdzorg op 17 juli 2014 gezegd dat zij de ware had gevonden en dat dit een jongen van 18 jaar oud was uit Urk. Ook heeft zij meerdere malen tegen haar ouders gezegd dat zij een vriend had. Daarnaast blijkt uit de berichten die verdachte en [slachtoffer] naar elkaar verzonden via social media en de SMS-berichten dat zij verkering hadden en toekomstplannen met elkaar hadden.
Gelet op het voorgaande concludeert de rechtbank dat verdachte en [slachtoffer] gedurende een aantal maanden een affectieve relatie hadden voordat de seksuele handelingen zijn verricht.
De rechtbank overweegt voorts dat haar niet is gebleken dat sprake was van een ongelijkwaardige relatie tussen verdachte en [slachtoffer] . Het tegendeel volgt met name uit de chatberichten tussen verdachte en [slachtoffer] . Uit deze berichten blijkt op geen enkele wijze dat verdachte [slachtoffer] intimideert of dwingt tot zaken die zij niet wil. Bovendien blijkt ook dat [slachtoffer] zich niet onbetuigd heeft gelaten en openlijk over seks spreekt met verdachte. Daar komt nog bij dat verdachte bij de eerste ontmoeting met [slachtoffer] naar Leiden is afgereisd samen met een oom, omdat hij nimmer zelfstandig met de trein had gereisd. Hieruit leidt de rechtbank af dat verdachte destijds, ondanks zijn meerderjarige leeftijd, in deze zaken mede afhankelijk was van andere volwassenen. Ook het gegeven dat verdachte [slachtoffer] tijdens deze eerste ontmoeting een kettinkje heeft gegeven, ziet de rechtbank niet als een handeling om [slachtoffer] voor zich te winnen en te intimideren. Verdachte vond [slachtoffer] leuk en hij was verliefd op haar.
Met betrekking tot de seksuele handelingen heeft verdachte verklaard dat hij wel seks met [slachtoffer] wilde, maar dat zij dat zelf ook wilde. Hij zegt dat [slachtoffer] tijdens de ontmoeting heeft aangegeven dat zij nat was van onderen en dat zij seks met hem wilde.
[slachtoffer] heeft op 30 oktober 2014 een verklaring afgelegd over wat er zich heeft afgespeeld in de caravan. Zij heeft verklaard dat het verdachte was die heeft gezegd dat zij eerst seks zouden gaan hebben voordat zij naar jeugdzorg zouden bellen. [slachtoffer] heeft aangegeven dat zij dat niet wilde, maar verdachte drong erop aan. Hij had zijn kleren uitgetrokken en hij heeft daarna de kleren van [slachtoffer] uitgetrokken. [slachtoffer] heeft gezegd dat zij het maar heeft laten gebeuren, omdat zij dacht dat het niet meer zou uitmaken. Zij kon toch niet tegen hem op.
De rechtbank constateert dat verdachte en [slachtoffer] verschillend hebben verklaard over hetgeen er is gebeurd in de caravan en met name of de seksuele handelingen die hebben plaatsgevonden vrijwillig waren of niet. De rechtbank acht de verklaring van verdachte het meest aannemelijk nu deze past in het verloop van de (sfeer van de) relatie van [slachtoffer] en verdachte zoals deze de rechtbank is gebleken uit het verloop van hetgeen zij via de social media met elkaar hebben besproken. Daarbij hecht de rechtbank onder meer belang aan de berichten van verdachte aan [slachtoffer] op 6 augustus 2014 waarin hij haar zegt dat hij het niet erg vindt om te wachten en dat het mag maar niet moet. Daar komt bij dat [slachtoffer] in eerste instantie tegen de verbalisanten die ter plaatse zijn gekomen in lijn met de verklaring van verdachte heeft verklaard in die zin dat er geen sprake van dwang zou zijn geweest. Ook is het, nadat zij betrapt waren door de ouders van [slachtoffer] , tot een forse confrontatie gekomen tussen [slachtoffer] en haar ouders waarbij [slachtoffer] zich heeft verzet tegen haar ouders. Bovendien hecht de rechtbank ook minder waarde aan de laatste verklaring van [slachtoffer] omdat zij na haar uithuisplaatsing meerdere berichten aan verdachte heeft verzonden waarin zij liet weten dat zij nog steeds van hem hield en hem heel graag weer wilde zien. Ook gaf zij aan dat hij van haar een bericht kon verwachten dat zij het zou uitmaken nu zij dat van de groepsleiding moest doen omdat zij anders niet naar huis zou mogen. Zij heeft aan verdachte gevraagd dit mee te spelen. Ook vindt haar laatste verklaring verder geen steun in de voorhanden zijnde stukken en het verhandelde ter terechtzitting.
De rechtbank volgt in deze dan ook de verklaring van verdachte en stelt op basis van het voorgaande vast dat de seksuele handelingen tussen verdachte en [slachtoffer] vrijwillig hebben plaatsgevonden en dat er geen sprake is geweest van dwang.
Het voorgaande maakt dat de rechtbank van oordeel is dat de onderhavige seksuele handelingen niet aan te merken zijn als ontuchtig. Er was tussen [slachtoffer] en verdachte sprake van een gering leeftijdsverschil en een gelijkwaardige (affectieve) relatie. Van seksuele handelingen die algemeen niet als sociaal ethisch zijn aanvaard, is niet gebleken. Verdachte en [slachtoffer] hadden verkering en zij gingen op die wijze ook met elkaar om. Er is naar het oordeel van de rechtbank geen enkele aanleiding om aan te nemen dat er sprake is geweest van een misbruiksituatie, laat staan van loverboypraktijken door verdachte.
De rechtbank acht daarom niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en zal hem dan ook hiervan vrijspreken.

5.De benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 2800,43 voor het feit.
Verdachte is vrijgesproken van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan.
De rechtbank zal daarom de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in haar vordering.

6.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het ten laste gelegde feit;
Benadeelde partijen
- verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partij [slachtoffer] in de kosten van verdachte, tot op heden begroot op nihil. (BP.15)
Dit vonnis is gewezen door mr. De Graaf, voorzitter, mr. Meeuwisse en mr. Prenger, rechters, in tegenwoordigheid van Boink, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 22 augustus 2016.
Mr. Meeuwisse is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.