Uitspraak
1.Onderzoek van de zaak
2.De tenlastelegging
3.De voorvragen
4.De beoordeling van het bewijs
5.De benadeelde partij
6.De beslissing
spreekt verdachte vrijvan het ten laste gelegde feit;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In de zaak tegen de verdachte, geboren in 1995, werd hij beschuldigd van het plegen van ontuchtige handelingen met een minderjarige, [slachtoffer], geboren in 1998. De feiten vonden plaats in de periode van 6 tot 7 augustus 2014 te Hilvarenbeek, waar de verdachte en [slachtoffer] seksueel contact hadden in een caravan. De officier van justitie stelde dat er sprake was van ontucht, gezien het leeftijdsverschil van drie jaar en de omstandigheden waaronder de seksuele handelingen plaatsvonden. De verdediging betwistte dit en voerde aan dat er geen sprake was van dwang of een ongelijkwaardige relatie, en dat de handelingen vrijwillig waren.
De rechtbank heeft de zaak op 22 augustus 2016 behandeld en concludeerde dat de seksuele handelingen niet als ontuchtig konden worden aangemerkt. De rechtbank oordeelde dat er tussen de verdachte en [slachtoffer] sprake was van een gelijkwaardige relatie, en dat het leeftijdsverschil niet aanmerkelijk was. De rechtbank baseerde haar oordeel op de verklaringen van beide partijen, de context van hun relatie en de sociale media-communicatie tussen hen. De rechtbank kwam tot de conclusie dat de handelingen vrijwillig waren en dat er geen sprake was van een misbruiksituatie.
Daarom sprak de rechtbank de verdachte vrij van de tenlastegelegde feiten en verklaarde de benadeelde partij, [slachtoffer], niet ontvankelijk in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte was vrijgesproken van het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer bestaande uit drie rechters, met de voorzitter M. de Graaf, en is openbaar uitgesproken op 22 augustus 2016.