3.1.Op grond van de niet of onvoldoende weersproken stellingen en de overgelegde producties wordt uitgegaan van de navolgende feiten:
Op 10 maart 2015 had [persoon x] een afspraak met [naam bedrijfsarts] , die op detacheringsbasis als bedrijfsarts werkzaam is voor het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM). [persoon x] is op 10 maart 2015 op die afspraak verschenen in gezelschap van [gedaagde] , die zich tijdens die afspraak op luide toon agressief heeft uitgelaten jegens [naam bedrijfsarts] . Nadat [gedaagde] weigerde te voldoen aan het verzoek van [naam bedrijfsarts] om te vertrekken, heeft [naam bedrijfsarts] de beveiliging gebeld die [gedaagde] van het terrein heeft moeten escorteren. [gedaagde] heeft bij aankomst van de beveiliging tegen een (inmiddels door [persoon x] gebelde) contactpersoon bij de vakbond gezegd:
“Ik zit hier bij een little-Hitler, wie denkt hij wel dat hij is. Hij kent de rechten van de mensen niet die hier moeten komen. Hij spant samen met de werkgever.”
Naar aanleiding van dit incident heeft [gedaagde] met ingang van 11 maart 2015 een terreinontzegging gekregen voor de gebouwen en terreinen van het RIVM, voor de duur van vijf jaar.
In februari 2016 heeft [gedaagde] opnieuw contact gezocht met [naam bedrijfsarts] . Hiertoe heeft [gedaagde] enkele weken daarvóór de ouders van [naam bedrijfsarts] gebeld en zich in dat gesprek voorgedaan als een oud klasgenoot van hun zoon en aldus het privé-telefoonnummer en privé-adres van [naam bedrijfsarts] verkregen. Vervolgens heeft [gedaagde] op 11 februari 2016 tussen 18:00 en 18:30 uur zeven keer gebeld op het privénummer van [naam bedrijfsarts] .
Daarna heeft [gedaagde] [naam bedrijfsarts] nog vijf keer op zijn mobiele nummer gebeld.
Op zaterdagochtend 13 februari 2016 heeft [gedaagde] [naam bedrijfsarts] drie keer gebeld.
Op 25 mei 2016 heeft [gedaagde] op het parkeerterrein van [bedrijfsnaam x] getracht [naam bedrijfsarts] de doorgang naar het kantoor te belemmeren en heeft hij tegen [naam bedrijfsarts] geschreeuwd, waarbij hij zo dicht bij hem kwam staan dat zijn speeksel in het gezicht van [naam bedrijfsarts] kwam. Binnen bleef [gedaagde] op intimiderende wijze tekeer gaan tegen [naam bedrijfsarts] .
[naam bedrijfsarts] heeft op 29 juni 2016 aangifte gedaan tegen [gedaagde] , nadat hij op 17 juni 2016 viermaal door [gedaagde] op zijn privénummer was gebeld en in de nacht van 17 op 18 juni 2016 nog vijfmaal.
[gedaagde] heeft het RIVM veelvuldig benaderd, aanvankelijk in verband met [persoon x] , maar later over zijn eigen onvrede over het RIVM.
[gedaagde] heeft inmiddels in totaal 27 klachten ingediend:
- twee klachten tegen [persoon y] en haar leidinggevende, inmiddels afgehandeld door het ministerie van BKZ;
- twee klachten tegen [persoon z] en zijn secretaresse, voor behandeling waarvan het RIVM het [bedrijfsnaam y] heeft ingeschakeld;
- 23 klachten over medewerkerkers van het RIVM, die ter beoordeling voorliggen bij [naam klachtencoördinator] (door het RIVM aangesteld als intern klachtencoördinator).
[bedrijfsnaam y] heeft tevergeefs getracht een afspraak te maken met [gedaagde] . Wel heeft [gedaagde] [bedrijfsnaam y] veelvuldig gebeld en daarbij [persoon A] van [bedrijfsnaam y] onder meer voor leugenaar uitgemaakt. [gedaagde] heeft tegen een medewerker van [bedrijfsnaam y] over de telefoon gezegd:
“ [persoon A] bedriegt de zaak. Hij zou als ex-politieman en –officier van justitie beter moeten weten. Hij is een bedrieger. Hij laat microfoons plaatsen. Hij heeft een dubbele agenda. Dit gaat klanten kosten. Vraag hem volgende week maar een of het hem al een klant gekost heeft. En dit is nog maar het begin. Hij is een tiran, hij is kleine Hitler.”
[bedrijfsnaam y] achtte zich door de bejegening door [gedaagde] niet langer in staat om de klachten van [gedaagde] objectief te behandelen en heeft de opdracht aan het RIVM terug gegeven.
Het RIVM heeft vervolgens [bedrijfsnaam z] ingeschakeld om de twee klachten tegen [persoon z] te behandelen.