Op 6 januari 2016 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een beschikking gegeven in een wrakingsprocedure. Het wrakingsverzoek was ingediend door [naam verzoeker] tegen mr. Broeders, die als rechter betrokken was bij een bestuursrechtelijke procedure tussen [naam verzoeker] en VGZ Zorgkantoor BV. Het wrakingsverzoek was gebaseerd op de vrees van [naam verzoeker] dat mr. Broeders, die eerder een uitspraak had gedaan in een vergelijkbare zaak, niet onpartijdig zou zijn in de nieuwe procedure. De wrakingskamer heeft de procedure en de gronden van het verzoek beoordeeld, waarbij werd gekeken naar de objectieve gerechtvaardigdheid van de vrees voor partijdigheid. De wrakingskamer concludeerde dat de bezwaren van [naam verzoeker] niet voldoende waren om aan te nemen dat mr. Broeders vooringenomen was. De rechtbank oordeelde dat het verzoek tot wraking moest worden afgewezen, en dat de behandeling van de onderliggende zaak voortgezet zou worden. De beschikking werd openbaar uitgesproken door de rechters P. Peters, M. de Roos en A. van Kralingen.