Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
,
1.Het procesverloop
2.De feiten
DFM 3 beoordeeld als ‘
good’; in 2006 was dat ‘
not sufficient’; in 2007 ‘
good’ en in 2008 ‘
excellent’.
Secretarial support’ luidt: ‘
Provides high degree of support to the manager and unit;(..)’.
meets expectations’.
partially performing’, waarbij hij aantekende: “
At this moment, I cannot rely and trust [voornaam] that things will get done correctly and on-time. [voornaam] needs to perform better, react faster and generally act like she cares about what she is doing or she needs to figure out what her next career needs to be outside of HWS.”
First goal: PP – some progress being done but it’s never error free. It’s unfortunate other people don’t want to approach [voornaam] because they feel like they don’t know what support they will receive. Take ownership for the mistakes and don’t blame someone else for them.
Partially Performing”; “
Under Performing” en “
Partially Performing”. Aan het slot van het beoordelingsformulier schreef [naam 1] :
At the beginning of 2014, we set clear goals and expectations for [voornaam] for 2014. I regu-larly gave her feedback on her progress and performance, both verbally and in emails.She also received a lot of feedback from [naam 2] throughout the year. Unfortunately after a lot of coaching, feedback and “hand-holding” throughout the year, [voornaam] did not deliver on the performance objectives set forth for 2014. It’s unfortunate that neither myself nor the MT can count, trust and depend on [voornaam] to get things properly done error free. This was communicated to [voornaam] just before the Christmas holidays on a “bila” that I sche-duled because she had not taking the initiative to schedule regular bilas with me. I specifi-cally told her to think about what she wanted to do in the future. Based on her current status, I believe she has made her intentions pretty clear by not making any attempts to reach out to her manager to improve the situation, even refusing to have her 2014 IPM talk.”
deels omdat ik dit gesprek al heb gehad en de uitslag al weet. En deels omdat ik niet akkoord ga,” zoals zij op 23 februari 2015 aan het Hoofd personeelszaken [naam 3] schreef.
In het bezwaar is aangegeven dat ten opzicht van het verleden de enige verandering is dat er een andere manager is gekomen. Het beeld van de commissie is dat ook de business is veranderd waarbij er meer gestuurd wordt op interne en externe KPI’s. De nieuwe manager heeft een andere stijl waarbij hij meer stuurt op KPI’s en is meer betrokken bij de dagelijkse gang van zaken (day-to day business).”
3.Het verzoek
4.Het verweer
5.De beoordeling
“high degree of support to the manager and unit”die de functie vereist, zo stelt zij. In het oog springt echter dat het functioneren van [verweerster] in de jaren vanaf haar promotie in 2009 tot en met de tweede helft van 2013 door haar toenmalige leidinggevende [naam 4] is beoordeeld als ‘
good’ (2009 en 2010, waarbij [verweerster] in 2010 bovendien een bonus van € 1.000,- ontving) en met ‘
meets expectations’ (2011 en 2012) en dat [naam 4] zich in diens feedbackverslag over het eerste half jaar van 2013 (waarna [naam 1] als leidinggevende van [verweerster] aantrad) positief uitliet over het functioneren van [verweerster] , althans haar daarin niet de verwijten maakte die [verzoekster] haar nu wel maakt. Kritische opmerkingen zijn wel gemaakt door de leden van het managementteam [naam 5] in hun feedback-verslagen 2013 maar dat dit ook in de daaraan voorafgaande jaren is gebeurd, is niet geble-ken. Duidelijke kritiek op het functioneren van [verweerster] kwam vervolgens wel van [naam 1] , die zich blijkens de overgelegde producties duidelijk en in toenemende mate irriteerde aan de uitvoering door [verweerster] van haar werkzaamheden en die dit in de beoordelingsverslagen als onvoldoende kwalificeerde.
De nieuwe manager heeft een andere stijl waarbij hij meer stuurt op KPI’s en is meer betrokken bij de dagelijkse gang van zaken (day-to day business).” [verweerster] zelf wijst echter op een e-mail van 26 mei 2014 van de interne vertrouwenspersoon van [verzoekster] die schreef dat hij in de 9 daaraan voorafgaande maanden 7 medewerkers van HWS vertrouwelijk heeft gesproken en vervolgde: “
Wel komt er in de gesprekken een duidelijk beeld naar voren van een leiderschapstijl binnen hardware services die lijdt tot onbehoorlijk grote spanning bij medewerkers. Medewerkers voelen zich tegen elkaar uitgespeeld, onbegrepen en een dreiging in het verliezen van hun functie. Bij elk gesprek komt de uitdrukking “management by fear” bij mij op. Deze onveilige situatie leidt tot veel stress.” In hoeverre daadwerkelijk van management by fear sprake is, kan hier in het midden blijven. Maar waar [verzoekster] geen verandering in de persoonlijke omstandigheden van [verweerster] aanvoert om het gestelde disfunctioneren te verklaren, lijkt de conclusie gerechtvaardigd dat de oorzaak daarvan niet [verweerster] alleen kan worden aangerekend.
Maakt niet uit wat !”) en haar gemachtigde heeft in diens e-mail van 25 december 2015 aan [naam 3] in gelijke zin bericht. Anderzijds heeft [verzoekster] [verweerster] niet meer opgeroepen om haar eigen werkzaamheden dan wel andere werkzaamheden te verrichten. [verzoekster] stelt verder dat partijen sinds 21 mei 2015, toen [verweerster] werd vrijgesteld van haar werkzaamheden, niet meer rechtstreeks maar alleen door tussenkomst van hun gemachtigden met elkaar hebben gesproken. Gelet hierop en waar niet gebleken is dat behalve [naam 1] , die inmiddels niet meer in [woonplaats 3] werkzaam is, andere medewerkers van [verzoekster] een verstoorde arbeidsrelatie met [verweerster] ervaren, kan niet worden gezegd dat de arbeidsverhouding tussen partijen zodanig is dat van [verzoekster] in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Daarom levert ook deze grond (artikel 7:669 lid 3, sub g BW) geen redelijke grond op om de arbeidsovereenkomst te ontbinden.
6.De beslissing
op 9 september 2016, in tegenwoordigheid van de griffier.