Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Beslissing
2.Gronden
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 13 september 2016 uitspraak gedaan in een geschil over de vergoeding van proceskosten in verband met een navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen. De belanghebbende, een registeraccountant, was eerder strafrechtelijk vervolgd voor het opzettelijk doen van onjuiste aangiften, maar werd op 26 augustus 2014 door het hof 's-Hertogenbosch vrijgesproken. Deze vrijspraak leidde tot de vernietiging van de navorderingsaanslag, omdat vastgesteld werd dat de belanghebbende niet te kwader trouw was geweest. De inspecteur van de Belastingdienst had echter in zijn besluit van 18 november 2015 de kosten van de bezwaarfase vastgesteld op een forfaitair bedrag van € 488, zonder integrale proceskostenvergoeding toe te kennen.
De rechtbank oordeelde dat de inspecteur niet onredelijk had gehandeld door de navorderingsaanslag op te leggen, ondanks de vrijspraak. De rechtbank stelde vast dat de inspecteur er redelijkerwijs vanuit kon gaan dat de belanghebbende, gezien zijn functie, had moeten weten dat de verliezen uit beleggingen niet aftrekbaar waren. De rechtbank concludeerde dat er geen bijzondere omstandigheden waren die een integrale proceskostenvergoeding rechtvaardigden, en dat de forfaitaire vergoeding correct was berekend. Het beroep van de belanghebbende werd ongegrond verklaard, en de rechtbank zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak benadrukt het belang van de beoordeling van kwade trouw in belastingzaken en de toepassing van de relevante artikelen uit de Algemene wet bestuursrecht en het Besluit proceskosten bestuursrecht. De rechtbank bevestigde dat de inspecteur zich had gehouden aan de geldende regels en dat zijn standpunt pleitbaar was, ondanks de uiteindelijke vrijspraak van de belanghebbende in de strafzaak.