Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
[rechthebbende], hierna te noemen rechthebbende.
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Op 19 juli 2016 heeft de bewindvoerder een verzoekschrift ingediend bij de kantonrechter voor een machtiging tot een dwangakkoord in verband met een erfenis. De bewindvoerder vroeg toestemming om een percentage van de erfenis aan te bieden aan de schuldeisers van de rechthebbende. Indien de schuldeisers niet akkoord gaan, verzocht hij om machtiging tot indiening van een dwangakkoord. Dit verzoek werd besproken tijdens de zitting op 5 september 2016, waar zowel de bewindvoerder als de rechthebbende aanwezig waren.
De rechthebbende was toegelaten tot het WSNP-traject en had een erfenis ontvangen van ongeveer € 19.000, terwijl de schuldenlast ongeveer € 27.000 bedroeg. De bewindvoerder stelde voor om de helft van de erfenis aan de schuldeisers aan te bieden om de WSNP te beëindigen, maar als dat niet zou lukken, overwoog hij een civiele of faillissementsprocedure te starten. Hij opperde ook de mogelijkheid om de erfenis buiten de WSNP te houden of het beschermingsbewind te beëindigen.
De kantonrechter oordeelde dat de wet geen gronden bood om de betaling van de schulden te weigeren. Artikel 6:2 BW legt de verplichting op aan de schuldenaar om zijn schulden te voldoen, vooral wanneer er een erfenis is ontvangen. De kantonrechter concludeerde dat de pogingen van de bewindvoerder om de erfenis voor de rechthebbende te behouden niet konden worden goedgekeurd. De rechthebbende's gevoelens over het niet kunnen besteden van de erfenis deden niets af aan de verplichtingen tegenover de schuldeisers. Het verzoek werd afgewezen.
De beschikking werd gegeven op 23 september 2016 door mr. T.N.E. Meyboom, en kan door belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak in hoger beroep worden aangevochten bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.