ECLI:NL:RBZWB:2016:5937

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
23 september 2016
Publicatiedatum
27 september 2016
Zaaknummer
5211186 OV VERZ 16-5260
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om machtiging tot dwangakkoord in verband met erfenis

Op 19 juli 2016 heeft de bewindvoerder een verzoekschrift ingediend bij de kantonrechter voor een machtiging tot een dwangakkoord in verband met een erfenis. De bewindvoerder vroeg toestemming om een percentage van de erfenis aan te bieden aan de schuldeisers van de rechthebbende. Indien de schuldeisers niet akkoord gaan, verzocht hij om machtiging tot indiening van een dwangakkoord. Dit verzoek werd besproken tijdens de zitting op 5 september 2016, waar zowel de bewindvoerder als de rechthebbende aanwezig waren.

De rechthebbende was toegelaten tot het WSNP-traject en had een erfenis ontvangen van ongeveer € 19.000, terwijl de schuldenlast ongeveer € 27.000 bedroeg. De bewindvoerder stelde voor om de helft van de erfenis aan de schuldeisers aan te bieden om de WSNP te beëindigen, maar als dat niet zou lukken, overwoog hij een civiele of faillissementsprocedure te starten. Hij opperde ook de mogelijkheid om de erfenis buiten de WSNP te houden of het beschermingsbewind te beëindigen.

De kantonrechter oordeelde dat de wet geen gronden bood om de betaling van de schulden te weigeren. Artikel 6:2 BW legt de verplichting op aan de schuldenaar om zijn schulden te voldoen, vooral wanneer er een erfenis is ontvangen. De kantonrechter concludeerde dat de pogingen van de bewindvoerder om de erfenis voor de rechthebbende te behouden niet konden worden goedgekeurd. De rechthebbende's gevoelens over het niet kunnen besteden van de erfenis deden niets af aan de verplichtingen tegenover de schuldeisers. Het verzoek werd afgewezen.

De beschikking werd gegeven op 23 september 2016 door mr. T.N.E. Meyboom, en kan door belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak in hoger beroep worden aangevochten bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Kanton
Breda
zaak/rolnr.: 5211186 OV VERZ 16-5260
beschikking d.d. 23 september 2016 op een machtigingsverzoek
betreffende
[rechthebbende], hierna te noemen rechthebbende.

1.Het verzoek

1.1
Op 19 juli 2016 heeft de bewindvoerder een verzoekschrift “machtiging dwangakkoord in verband met erfenis” ingediend, waarin hij de kantonrechter verzoekt in overleg een percentage van de erfenis die aan rechthebbende toekomt aan te mogen bieden aan de schuldeisers van rechthebbende. Indien de schuldeisers niet akkoord gaan met het aanbod via een minnelijk traject verzoekt de bewindvoerder de kantonrechter machtiging te verlenen tot indiening van een dwangakkoord.
1.2
Het verzoek is besproken ter terechtzitting van 5 september 2016. Op die zitting zijn verschenen de heer mr. J.M.R. Vlaar, de bewindvoerder en rechthebbende, die het verzoek mondeling hebben toegelicht.

2.De beoordeling

2.1
Rechthebbende is toegelaten tot het WSNP-traject. Gelet daarop moeten alle inkomsten boven het VTLB en eventuele vermogensbestanddelen op de boedelrekening gestort worden. Hiervan worden de schuldeisers betaald en wordt een bijdrage aan de WSNP-bewindvoerder betaald. Rechthebbende heeft een erfenis ontvangen met een omvang van ongeveer € 19.000,00. De schuldenlast in het kader van de WSNP bedraagt ongeveer € 27.000,00.
2.2
De bewindvoerder voert aan dat het onaanvaardbaar lijkt om de erfenis te verdelen onder de schuldeisers en verder door te gaan met de WSNP. Hij wil een voorstel doen aan de schuldeisers om de schulden af te lossen met de helft van de erfenis en de WSNP daarmee te beëindigen. Rechthebbende kan de helft van de erfenis dan voor zichzelf behouden. In het geval de schuldeisers hiermee niet akkoord gaan, wil de bewindvoerder een civiele dan wel faillissementsprocedure starten om een akkoord bij de schuldeisers af te dwingen.
2.3
Ter zitting heeft de bewindvoerder nog aangevoerd dat een andere mogelijkheid is om de erfenis buiten de WSNP te houden, waardoor de WSNP beëindigd zal worden. Daarnaast ziet de bewindvoerder de mogelijkheid om het beschermingsbewind te beëindigen en de nalatenschap te verwerpen, waardoor deze ten goede komt aan de kinderen van rechthebbende. Desgevraagd hebben de bewindvoerder en rechthebbende aangegeven dat er geen bijzondere omstandigheden aan de orde zijn die meebrengen dat de schulden niet volledig zouden moeten worden voldaan. De bewindvoerder wil graag iets gunstigs bereiken voor rechthebbende en is van mening dat de wet ruimte moet bieden om met deze situatie naar redelijkheid en billijkheid om te gaan.
2.4
De kantonrechter stelt voorop dat algemeen uitgangspunt in het civiele recht is dat een verbintenis, waaronder die strekkende tot betaling, moet worden nagekomen. Gronden die meebrengen dat betaling van een vordering niet behoeft plaats te vinden, zijn in de wet geregeld. Geen van deze gronden doet zich in deze situatie voor. Uit hetgeen de bewindvoerder en rechthebbende hebben aangevoerd blijkt ook niet dat er sprake is van een bijzondere omstandigheid die aan voornoemd uitgangspunt in de weg staat. Artikel 6:2 BW bepaalt dat schuldeiser en schuldenaar verplicht zijn zich jegens elkaar te gedragen overeenkomstig de eisen van redelijkheid en billijkheid en dat een tussen hen bestaande regel niet van toepassing is wanneer dit naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. De kantonrechter is van oordeel dat het ontvangen van een erfenis juist eerder van de schuldenaar verlangt dat deze conform de eisen van redelijkheid en billijkheid daarmee zijn schulden voldoet, dan dat van de schuldeiser kan worden verwacht dat hij afstand doet van een deel van zijn vordering.
2.5
Het voorgaande brengt mee dat alle pogingen van de bewindvoerder om (een deel van) de erfenis voor rechthebbende te behouden niet de goedkeuring van de kantonrechter kunnen verdienen. Daarbij merkt de kantonrechter op dat zij wel begrip heeft voor de gevoelens van rechthebbende in de onderhavige situatie dat het spijtig is om een erfenis niet naar eigen inzicht te kunnen besteden, maar dat doet niet af aan de verschuldigdheid van de vorderingen van de schuldeisers. Het verzoek zal dan ook worden afgewezen.

3.De beslissing

De kantonrechter wijst het verzoek tot het verlenen van de machtiging af.
Deze beschikking is gegeven op 23 september 2016 door mr. T.N.E. Meyboom en door deze en de griffier ondertekend.
Tegen deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld:
door de verzoeker en door de in de procedure verschenen belanghebbenden: binnen drie maanden, te rekenen van de dag van de uitspraak;
door andere belanghebbenden: binnen drie maanden na de betekening van de beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.
Het beroepschrift moet door tussenkomst van een advocaat worden ingediend bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.