Uitspraak
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
1.Beslissing
2.Gronden
1 De in artikel 6.15 van de wet bedoelde uitgaven voor levensonderhoud van een kind worden, indien de kosten van dat onderhoud in belangrijke mate op de belastingplichtige drukken, in aanmerking genomen tot een bedrag van:
per kalenderkwartaal indien het kind 18 jaar of ouder is.
, indien de op de ouder drukkende bijdrage in de kosten van het onderhoud van het kind ten minste[2009: € 700; 2010: € 710]
per kwartaal belopen en de kosten van het onderhoud van het kind tevens grotendeels op de belastingplichtige drukken;
geenrecht had op een tegemoetkoming volgens hoofdstuk 4 van de Wtos (hierna: de Wtos-tegemoetkoming). Volgens de inspecteur is de forfaitaire aftrek over de eerste twee kwartalen van 2010 derhalve ten onrechte aan belanghebbende verleend. Voor het derde en het vierde kwartaal van 2010 heeft belanghebbende volgens de inspecteur slechts recht op een forfaitaire aftrek (twee maal € 710). Nu de forfaitaire aftrek over de eerste twee kwartalen van 2010 volgens de inspecteur ten onrechte is verleend, beroept hij zich voor het vierde kwartaal van 2010 op interne compensatie.
geenrecht had op een Wtos-tegemoetkoming. De wettelijke regeling van de Wtos staat immers in een geval als het onderhavige aan de toekenning van de zogenaamde basistoelage niet in de weg. Dat belanghebbende dan wel de zoon op grond van vorenstaande verstrekte informatie heeft beslist geen aanvraag in te dienen blijft dan voor haar rekening en risico.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;