ECLI:NL:RBZWB:2016:646
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Tussenuitspraak inzake de aanspraak op een Ziektewet-uitkering en de beoordeling van arbeidsongeschiktheid
Op 28 januari 2016 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant een tussenuitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. M. Özgul, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV). Eiseres heeft beroep ingesteld tegen een besluit van het UWV van 1 juli 2015, waarin haar aanspraak op een uitkering op grond van de Ziektewet (ZW) werd afgewezen. Tijdens de zitting op 20 januari 2016 heeft eiseres haar standpunt toegelicht, waarbij zij aanvoerde dat er een nieuwe ziekteperiode was ingetreden en dat het UWV ten onrechte niet had uitgegaan van haar functie als thuishulp.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres in eerdere ziekteperiodes een WW-uitkering heeft ontvangen en dat er een eerstejaarsziektewetbeoordeling heeft plaatsgevonden. De rechtbank overweegt dat de beoordeling van arbeidsongeschiktheid moet plaatsvinden op basis van de actuele medische situatie van eiseres. De rechtbank heeft het UWV in de gelegenheid gesteld om het motiveringsgebrek in het bestreden besluit te herstellen binnen vier weken. Indien het UWV dit niet doet, moet het dit binnen twee weken aan de rechtbank meedelen. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak.
De rechtbank concludeert dat het bestreden besluit lijdt aan een motiveringsgebrek en dat het beroep van eiseres gegrond is. De rechtbank benadrukt dat de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid moet plaatsvinden op basis van de meest recente medische gegevens en dat het UWV moet motiveren in hoeverre eiseres geschikt is voor de eerder geduide functies. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 28 januari 2016.