5.3Het oordeel van de rechtbank:
Naar aanleiding van binnengekomen TCI-informatie dat er enkele weken geleden op verdachte was geschoten en verdachte daarom vuurwapens zou hebben aangeschaft, werd bevolen verdachte door het AT te laten aanhouden. Op woensdag 13 april 2016 om 14.54 uur begaf het Speciale Interventieteam zich naar zijn woonwagen aan de [adres 2]
Verbalisant B142 trad met een schild voor zich als eerste de woonwagen binnen, meteen achter hem volgde verbalisant B45 en daarachter kwamen B165 en volgende leden van het team, maar alleen B142 en B45 stapten de slaapkamer binnen waar verdachte zich op dat moment bevond.
Bij binnentreding zag B142 dat verdachte naar hem toekwam met in iedere hand een vuurwapen. B45 kwam direct achter B142 aan, stapte achter B142 uit en zag dat verdachte twee vuurwapens op hem of zijn collega richtte. B45 schoot vervolgens op verdachte en ook B142 vuurde op hem, waarna verdachte (gewond) kon worden overmeesterd en afgevoerd.
De rechtbank heeft op de zitting (met gesloten deuren) de beelden die met de camera’s van verdachte waren gemaakt, bekeken. Daarop is te zien dat er twee donkere busjes, zonder uiterlijke kenmerken van de politie, het woonwagenkamp komen oprijden en dat uit die busjes in totaal acht in het donker geklede en bewapende mannen stappen. Zij stellen zich op een duidelijk getrainde wijze in een soort slagorde op en begeven zich naar de woonwagen.
Naar het oordeel van de rechtbank gaat de aankomst en het binnendringen van de woonwagen op een uiterst professionele, ingestudeerde, wijze.
Deze is zodanig dat, als verdachte deze camerabeelden zou hebben gezien voordat de politie binnenviel, hij had moeten beseffen dat hier geen sprake kon zijn van een overval door criminelen, maar dat hij van doen moest hebben met mensen die voor dergelijke acties langdurig zijn opgeleid, met andere woorden dat hij met politiemensen te maken had.
Aan de hand van de camerabeelden heeft de rechtbank ook vastgesteld dat het arrestatieteam niet direct herkenbaar was als zijnde politie. Het woord “politie” stond niet op de helmen en het schild. Dat pas op het moment dat B45 achter B142 “uitstapte” het duidelijk zichtbare politielogo dat zij op hun borst hadden voor verdachte in beeld kwam, is daarmee aannemelijk geworden. B142 droeg immers een schild voor zich, waardoor het politielogo op zijn borst niet zichtbaar kan zijn geweest.
Voldoende is komen vast te staan dat op het moment dat B45 uitstapte vrijwel onmiddellijk door de politie het vuur werd geopend.
De rechtbank gaat ervan uit dat vlak voor en ten tijde van de inval door de politie de televisie van verdachte deze camerabeelden uitzond en volgt hierin hetgeen de officier van justitie hieromtrent ter zitting heeft aangevoerd.
De rechtbank kan echter – anders dan de officier van justitie - niet vaststellen dat verdachte, vlak voor de binnenkomst van het arrestatieteam, de beelden van de directe omgeving van zijn woning ook daadwerkelijk heeft gezien. Op het moment dat verdachte rumoer en bonken moet hebben gehoord, stond het arrestatieteam al nagenoeg in zijn woonwagen. B142 zag verdachte immers (nog) vanaf zijn bed richting de deuropening komen lopen. Derhalve lijkt dit handelen van verdachte meer een reactie op het geluid, dan dat verdachte reageerde op door hem geziene beelden op zijn televisie.
De rechtbank acht het bovendien weinig aannemelijk dat een man als verdachte, met een wat geweldsdelicten of zware criminaliteit betreft nagenoeg blanco strafblad, wetend dat een bewapend arrestatieteam in aantocht is en er dus geen sprake is van een overval waarvoor hij vreesde, daarop bewapend af zal stappen. Dat versterkt de rechtbank in de overtuiging dat verdachte de beelden niet heeft gezien en zij gaat er dan ook vanuit dat verdachte, tot aan het moment dat B45 “uitstapte”, niet heeft geweten dat hij met het arrestatieteam van de politie van doen had.
Op grond hiervan stelt de rechtbank vast dat verdachte abusievelijk in de veronderstelling verkeerde dat sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding, te weten een in zijn ogen op handen zijnde overval, waartegen hij zich moest verdedigen. Dat hij vervolgens gebruik heeft gemaakt van vuurwapens die hij schietklaar in zijn slaapkamer had, doet daaraan in de gegeven omstandigheden niet af, hoezeer ook het dragen en gebruiken van vuurwapens op zichzelf laakbaar en strafwaardig is.
De rechtbank is derhalve van oordeel dat verdachte verschoonbaar heeft gedwaald ten aanzien van de feiten. Een en ander betekent dat het beroep op putatief noodweer slaagt en verdachte niet strafbaar is.
Verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.