In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 12 oktober 2016, is een verzoek om een voorlopige voorziening ingediend door belanghebbenden die zich verzetten tegen de inning van belastingschulden en de daarbij gelegde loonbeslagen. De voorzieningenrechter heeft zich onbevoegd verklaard om een voorlopige voorziening te treffen, omdat de bezwaren van de belanghebbenden enkel gericht zijn tegen de inning van belastingschulden, waarvoor de bestuursrechter niet bevoegd is. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat belanghebbenden zich voor dergelijke geschillen tot de civiele rechter moeten wenden. De uitspraak is gedaan op basis van artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), waarbij de voorzieningenrechter kan oordelen zonder partijen uit te nodigen voor een zitting indien hij kennelijk onbevoegd is. De voorzieningenrechter heeft geen aanleiding gezien om een proceskostenveroordeling uit te spreken. De uitspraak is openbaar gemaakt op dezelfde dag.