4.3Het oordeel van de rechtbank
De zaak met parketnummer 02/820680-15
Melding, aantreffen slachtoffer en sectie
Op zondag, 26 april 2015 omstreeks 14.30 uur is er bij de meldkamer een anonieme melding binnengekomen. De melder gaf daarbij aan dat hij net met een buurjongen had gesproken die hem vertelde dat hij een overval had gepleegd en dat hij de vrouw had vastgebonden en dat zij mogelijk nog vastgebonden in het huis zou zitten. De overval zou gepleegd zijn in de woning aan de [adres 3] in Tilburg. Verbalisanten zijn vervolgens ter plaatse gegaan. In de woning werd een vrouw aangetroffen. Door de forensisch coördinator en ambulancemedewerker werd de dood van de vrouw vastgesteld. Het tijdstip van overlijden werd vastgesteld omstreeks 06.00 uur die dag. De overledene bleek te zijn mevrouw [voornamen] [slachtoffer].
Bij sectie is vastgesteld dat er verspreid over het gezicht, de hals, de borst en de rug en de bovenste ledematen sprake was van in totaal circa 41 scherprandige huidletsels en huidperforaties. De steek- en snijverwondingen gingen alle gepaard met onderhuidse bloeduitstortingen en de verwondingen hadden bloederige wondranden. Op het achterhoofd was sprake van twee boven elkaar gelegen huidverscheuringen. Door de arts/patholoog is vastgesteld dat de letsels het gevolg zijn van meermalen steken/snijden met een of meer scherprandige voorwerpen. Het overlijden is het gevolg van functieverlies van de linkerlong in combinatie met algehele weefselschade door massaal bloedverlies. De steek- en snijletsels aan de armen kunnen passen bij afweerletsels.
Onderzoek woning slachtoffer
Door het Team Forensisch Technisch Onderzoek is vervolgens een onderzoek ingesteld in de woning van het slachtoffer. In de woning zagen zij in de hal, slaapkamer en woonkamer een bloedbeeld. Verder werd gezien dat de woning was doorzocht en dat er meerdere goederen op de vloer van de woonkamer lagen. In de woning werden diverse voorwerpen bemonsterd, waaronder het handvat van een gele koffer die op het bed van de logeerkamer lag (spoor: AAIF1889NL).
De bevindingen wezen uit dat minimaal één persoon de rechterzijde van de balustrade van het balkon is overgeklommen en via het geopende schuifraam van de kastenkamer de woning is binnengedrongen. Het slachtoffer heeft zich enige tijd tussen het bed en de slaapkamerdeur opgehouden met een bloedende verwonding. Het bloedbeeld laat verder zien dat het slachtoffer richting de hal is gelopen, waarna zij vervolgens in de woonkamer op haar rug terecht is gekomen. In deze houding in de woonkamer heeft zij nog enige tijd geleefd, waarna zij in de woonkamer is overleden.
Contacten anonieme beller
De politie heeft diezelfde avond nog contact gezocht met de anonieme beller. Deze deelde mee dat de jongen over wie hij had gesproken tijdens de melding “ [alias] ” wordt genoemd, een Antilliaanse jongen die woont aan de [adres 4]. Eerder die dag had [alias] hem om geld gevraagd en hem verteld dat hij die avond, als het donker was, zou kunnen gaan pinnen met de gestolen bankpas van de vrouw. Hij had daar ook de pincode bij.
Verdachte heeft verklaard dat hij [alias] wordt genoemd.
De melder, van wie de identiteit inmiddels was komen vast te staan, heeft verder verklaard dat [alias] hem vertelde dat hij wat ergs had gedaan. Hij wilde niet zeggen welke vrouw het was. [alias] vertelde hem dat hij goud van die vrouw had gestolen, een pinpas met pincode en een tablet. Aan de melder werd door [alias] gevraagd of hij de tablet wilde kopen. Omdat de melder steeds nieuwsgieriger werd naar de identiteit van de vrouw heeft hij de tablet van [alias] gekocht. Uit foto’s die hij op de tablet zag, maakte hij op dat de tablet afkomstig moest zijn van [naam 1] (de rechtbank begrijpt dat dit dezelfde vrouw is als [voornaam] [slachtoffer] ). Vervolgens heeft hij de politie gebeld.
Deze verklaring van de melder vindt steun in een proces-verbaal van bevindingen, opgemaakt naar aanleiding van opgenomen vertrouwelijke communicatie tussen
[getuige] en [getuige 2].
Anders dan de verdediging is de rechtbank van oordeel dat niet gezegd kan worden dat de verklaring van deze getuige onbetrouwbaar is, nu deze steun vindt in andere bewijsmiddelen.
De tablet van het merk Difrnce Dit 10221 is onderworpen aan een onderzoek. In de tablet
werden onder meer accounts aangetroffen op naam van [voornaam] [slachtoffer] .
Forensisch onderzoek
Het hiervoor aangehaalde spoor op het handvat van een gele koffer, die op het bed van de logeerkamer is aangetroffen (AAIF1889NL), is onderzocht op aanwezigheid van DNA-materiaal. Door The Maastricht Forensic Institute (TMFI) is met betrekking tot dit spoor aangegeven dat een DNA-mengprofiel is aangetroffen dat afkomstig is van celmateriaal van minimaal twee donoren, van wie zeker één man. Verdachte [verdachte] is niet uitgesloten als donor.
Om een uitspraak te doen over het mogelijke donorschap van celmateriaal van verdachte [verdachte] is een likelihood-ratio methode toegepast. Daarbij worden de resultaten bezien in het licht van twee, elkaar uitsluitende, hypothesen:
Hypothese 1: de bemonstering van het spoor bevat DNA van verdachte [verdachte] en een onbekende persoon.
Hypothese 2: de bemonstering van het spoor van DNA van twee onbekende personen.
De deskundige heeft aangegeven dat de resultaten van het onderzoek extreem veel waarschijnlijker zijn wanneer hypothese 1 juist is dan wanneer hypothese 2 juist is.
In de slaapkamer van de woning van verdachte aan de [adres 4] is tijdens een doorzoeking een hoeveelheid kleding aangetroffen en inbeslaggenomen. Daaronder bevond zich onder meer een overjas van het merk G-star (AAIU3299NL). Door het TMFI is nader onderzoek verricht aan deze jas. De binnenkant van de rechter steekzak van de jas is bemonsterd (AAIU3299NL#01) en deze bemonstering is onderzocht op aanwezigheid van bloed. De test vertoonde een licht positieve reactie.
De binnenkant van de kraag van deze jas is eveneens bemonsterd (AAIU3299NL#02).
Ook de rechtermouw van de jas werd bemonsterd op twee posities (AAIU3299NL#03 en AAIU3299NL#04). De laatste twee bemonsteringen zijn onderzocht op de aanwezigheid van bloed en de test vertoonde een positieve reactie op bloed in de bemonstering AAIU3299NL#03 en een licht positieve reactie op bloed in de bemonstering AAIU3299NL#04.
Door het TMFI is het volgende geconcludeerd:
De bemonstering van de binnenkant van de rechter steekzak (AAIU3299NL#01) bevat een DNA-mengprofiel afkomstig van celmateriaal van minimaal drie donoren, van wie zeker één man. Het slachtoffer [slachtoffer] is niet uitgesloten als donor. Alle DNA-kenmerken van het DNA-profiel van het slachtoffer zijn aangetoond in het DNA-mengprofiel. Verdachte [verdachte] is niet uitgesloten als donor. Alle DNA-kenmerken van het DNA-profiel van de verdachte zijn aangetoond in het DNA-mengprofiel.
De bemonstering van de binnenkant van de kraag (AAIU3299NL#02) bevat een DNA-mengprofiel afkomstig van celmateriaal van minimaal twee donoren van wie zeker één man.
Verdachte [verdachte] is niet uitgesloten als donor. Op één DNA-kenmerk na, zijn alle DNA-kenmerken van het DNA-profiel van de verdachte aangetoond in het DNA-mengprofiel.
De bemonstering van de lichtgele vlek op de rechtermouw (AAIU3299NL#03) bevat een vrouwelijk enkelvoudig DNA-profiel. Dit DNA-profiel matcht met het DNA-profiel van het slachtoffer [slachtoffer] (de kans dat een willekeurig iemand hetzelfde profiel heeft is kleiner dan 1 op 1 miljard).
De bemonstering van de lichtgele vlek op de rechtermouw (AAIU3299NL#04) bevat een DNA-mengprofiel afkomstig van celmateriaal van minimaal twee donoren. Het DNA-hoofdprofiel matcht met het DNA-profiel van het slachtoffer [slachtoffer] (de kans dat een willekeurig iemand hetzelfde profiel heeft is wederom kleiner dan 1 op 1 miljard).
Door verdachte is hieromtrent tegenover een infiltrant aangegeven dat DNA van het slachtoffer op zijn jas is gevonden. Tevens heeft hij aangegeven dat hij misschien wel twee jassen gedragen heeft en misschien alleen de buitenste jas heeft verbrand.
Pinnen geldautomaat en gebruik gsm
Het slachtoffer heeft een bankrekening bij de ABN-AMRO-bank gehad met nummer [nummer]. Bij deze rekening was een betaalpas verstrekt voorzien van nummer 748.
Uit gegevens van de bank is gebleken dat er op 4 mei 2015 om 03:07:00 uur is getracht met deze pas te pinnen bij de ING-bank aan het Wagnerplein 34 in Tilburg.
De bij verdachte in gebruik zijnde gsm heeft op 4 mei 2015 om 03:39:49 uur en 03:40:26 uur de zendmast aangestraald aan de Sibeliusstraat 301 in Tilburg. Deze mast is gelegen binnen het zendbereik van de ING geldautomaat Wagnerplein 34 in Tilburg.
Kort na het moment waarop de woningoverval heeft plaatsgevonden heeft de gsm van verdachte (om 07:27:43 uur) een zendmast aan de Offenbachstraat in Tilburg aangestraald. Deze ligt binnen het zendbereik van de [straatnaam] , zijnde de straat waar de woningoverval heeft plaatsgevonden.
Verdachte is rond dat tijdstip ook gezien door een van de buurtbewoners. Kort na 07.00-07.15 uur heeft een getuige gezien dat “de jongen van nummer 136” zijn hond aan het uitlaten was. Het viel haar op, omdat hij normaal gesproken voor 10.00/10.30 uur nooit zijn hond uitlaat. Verdachte heeft verklaard dat hij op nummer 136 woont.
Conclusie
Van verdachte is DNA aangetroffen op het handvat van een koffer in de woning van het slachtoffer. Bloed van het slachtoffer is aangetroffen op een jas van verdachte die in zijn slaapkamer lag. Verder heeft verdachte, kort na het plegen van de overval, de weggenomen tablet verkocht en verdachte is korte tijd na het plegen van de woningoverval gezien in de directe omgeving van de flat. Met de weggenomen pas is vervolgens op 4 mei 2015 getracht te pinnen bij een geldautomaat, waarbij uit de historische gegevens van de gsm van verdachte blijkt dat (de gsm van) verdachte zich in de directe nabijheid van de geldautomaat bevond.
De hiervoor aangehaalde feiten en omstandigheden zijn, in onderling verband en samenhang bezien, redengevend voor het bewijs. Verdachte heeft geen redelijke, die redengevendheid ontzenuwende, verklaring gegeven, omdat hij zich telkens heeft beroepen op zijn zwijgrecht.
Uit vaste jurisprudentie van het EHRM volgt dat het zwijgen van een verdachte niet op enig moment een zelfstandig bewijsmiddel kan worden, waarmee een lacune in een, wat bewijsvoering betreft, overigens zwakkere zaak zou kunnen worden opgevuld. Er moet al ruim voldoende bewijs aanwezig zijn, wil de rechter voor het bewijs redengevende conclusies kunnen trekken uit het stilzwijgen van een verdachte omtrent een punt waarover juist de verdachte opheldering kan geven, zulks ter ondersteuning van het beschikbare bewijsmateriaal of andere gevolgtrekkingen van de rechter.
De rechtbank is van oordeel dat er voldaan is aan de ondergrens die het EHRM stelt om aan verdachte zijn zwijgen tegen te (kunnen) werpen. Gelet op al hetgeen hiervoor is overwogen ligt er voldoende bewijs dat verdachte in verband brengt met de dood van mevrouw [slachtoffer] . De rechtbank legt de omstandigheid dat verdachte zich op zijn zwijgrecht beroept dan ook in zijn nadeel uit bij de weging en waardering van het voorhanden bewijsmateriaal.
De rechtbank is op grond van het vorenstaande van oordeel dat het verdachte is geweest die de woningoverval heeft gepleegd waarbij mevrouw [slachtoffer] is gedood.
De zaak met parketnummer 02/821575-01
Feiten 1 en 2
Melding, aantreffen slachtoffers en aangifte
Op 28 december 2015 omstreeks 8.45 uur hoorde een getuige aan de achterzijde van de [adres] in Tilburg geschreeuw van een vrouw. Zij zag op de eerste etage een oudere vrouw voor een slaapkamerraam staan. De vrouw hield een bebloed kussen vast en maakte een soort van steekbeweging. De getuige heeft hierop de politie gebeld. Verbalisanten zijn onmiddellijk ter plaatse gegaan en in de woning aan de [adres] in Tilburg troffen zij het echtpaar [slachtoffer 2] en [man slachtoffer] aan.
De slaapkamer waarin zij zich bevonden bleek aan de buitenzijde te zijn afgesloten. In de slaapkamer troffen zij de heer [man slachtoffer] liggend op bed aan. Om de rechterpols van de man zaten zwarte tie-raps. Op het bed zaten bloedvlekken. De woning was doorzocht. Het snoer tussen de telefoon en de telefoonhoorn was doorgesneden. De verwarming in de hal van de woning zat onder het bloed. Slachtoffer [slachtoffer 2] is vervolgens naar het ziekenhuis vervoerd.
In het ziekenhuis werden een klaplong, diverse ribfracturen en verwondingen op de rug en elders op het lichaam geconstateerd. In het gezicht en op het lichaam werden bloeduitstortingen gezien. Het geconstateerde letsel past bij gebruik van stom geweld, bijvoorbeeld schoppen of slaan. Verder zijn op het lichaam van de heer [man slachtoffer] snijletsels aangetroffen die ontstaan kunnen zijn door een scherp voorwerp.
Aangeefster [man slachtoffer] heeft verklaard dat zij lagen te slapen toen zij midden in de nacht, tussen 02.30 uur en 03.30 uur, wakker werd en zij een man zag staan. De man pakte haar bij haar arm en maakte mijn zijn hand een snijdende beweging langs zijn keel.
Tegen haar man zei hij: “kom, kom”. Ze zag dat de man met zijn vingers gebaarde dat hij geld wilden hebben. De dader sleurde haar man mee en hij schopte hem. Ook werd haar man tegen het hoofd geslagen. Haar man werd in zijn flanken geslagen en geschopt. Zij zag dat haar man gedurende korte tijd bewusteloos was. Intussen bleef de dader rondlopen en de woning doorzoeken. Hij sleepte haar man over de grond mee, haar man lag gorgelend op de grond. Zij dacht daarbij dat hij dood zou gaan.
In de slaapkamer heeft de dader de polsen van de slachtoffers aan elkaar vastgebonden en gezegd dat ze weer in bed moesten gaan liggen waarna de man is vertrokken. Daarbij heeft hij sieraden meegenomen. De deur van de slaapkamer werd door de dader afgesloten.
Mevrouw [slachtoffer 2] hoorde haar man zeggen dat hij dood zou gaan, hij was aan het bloeden.
Bij de diefstal werden sieraden en een ABN-AMRO-bankpas meegenomen.
Bewegingen verdachte
Op zondagavond, 27 december 2015, is verdachte gezien bij cafetaria [naam cafe] in Tilburg. Kort na 24.00 uur zag een getuige dat verdachte in de bosjes zat, gelegen tussen de flat waar de overval heeft plaatsgevonden en de aldaar gelegen woningen. Verdachte droeg een capuchon over zijn hoofd.
Op camerabeelden van de cafetaria is te zien dat op 27 december 2015 om 20.41 uur diverse personen aanwezig zijn in de cafetaria, waaronder een persoon ‘C’. Deze persoon is donker getint, geheel donkerkleurig gekleed, hij draagt een donkerkleurige jas met capuchon, schoenen met een speciaal soort vorm/opdruk. Ook draagt deze persoon een donkerkleurige schoudertas. Door een getuige is verdachte herkend als de persoon ‘C’.
Op 28 december 2015 is om 04.02 uur bij een geldautomaat aan het Wagnerplein in Tilburg een bedrag van € 500,00 gepind van de rekening van [slachtoffer 2]. Op camerabeelden is een negroïde man te zien. Te zien is dat hij vanaf een briefje een pincode invoert. De man draagt vermoedelijk een donkerkleurige jas met capuchon, de voorzijde van de jas heeft vermoedelijk 2 ritssluitingen.
De camerabeelden, gemaakt bij cafetaria [naam cafe] , zijn vergeleken met de beelden, gemaakt bij de pinautomaat. Daarbij is gezocht naar overeenkomsten tussen persoon ‘C’ en de pinner. De jas die persoon ‘C’ draagt toont overeenkomsten met de jas van de pinner.
Vroeg in de ochtend van 28 december 2015, om 06.01 uur, heeft verdachte Tilburg verlaten en is hij richting Rotterdam gereisd. In het centrum van Spijkenisse is hij, samen met zijn neef [naam 2] , om 14.55 uur staande gehouden, omdat zij zich opvallend gedroegen. Verdachte had in zijn tasje € 320,00 zitten. De biljetten hadden geen vouwstreken. Kennelijk waren deze nog niet in roulatie geweest en recent uit een pinautomaat gehaald. Verdachte was op dat moment gekleed in een zwarte jas met capuchon, grijze broek, zwarte schoudertas en beige schoenen. Korte tijd later heeft verdachte via WhatsApp laten weten dat hij onderweg is naar het Marconiplein, omdat zijn zus daar woont en hij haar wat geld gaat brengen.
Op camerabeelden, gemaakt op het NS-station in Tilburg, is te zien dat verdachte op 28 december 2015 om 05.54 uur op het station is. Ook is te zien dat verdachte een zwarte jas met twee ritsen draagt, soortgelijk aan de jas die de pinner draagt.
Op de beelden zijn de lichtkleurige schoenen met een donkerkleurige neus en hak te zien, soortgelijk aan de schoenen die hij droeg bij cafetaria [naam cafe] op 27 december 2015 om 20.41 uur. Dat verdachte al eerder soortgelijke schoenen heeft gedragen, kan vastgesteld worden aan de hand van een afbeelding op de gsm van zijn neef [naam 2] waarop te zien is dat verdachte dergelijke schoenen draagt.
Forensisch onderzoek
Bij zijn aanhouding op 3 januari 2016 droeg verdachte schoenen van het merk Gucci, bruin van kleur. Deze schoenen waren soortgelijk aan de schoenen van persoon ‘C’ op de beelden van cafetaria [naam cafe].
Verder droeg verdachte bij zijn aanhouding een trainingsbroek van het merk Masita.
Op deze broek zijn bloedsporen aangetroffen welke sporen bemonsterd zijn onder nummer AAIV8260NL. Van het slachtoffer [slachtoffer 2] is wangslijmvlies afgenomen (SIN RABD4809NL).
Ten aanzien van het monsternummer AAIV8260NL heeft het NFI aangegeven dat dit monster een DNA-mengprofiel bevat van twee personen: verdachte en [slachtoffer 2](de kans dat een willekeurig iemand hetzelfde profiel heeft is kleiner dan 1 op 1 miljard).
Ook de kleding van het slachtoffer [slachtoffer 2] is onderzocht. Aan de achterzijde van zijn shirt zat ter hoogte van het midden, een scherprandige perforatie met rondom bloed. Ook op de broek en de tie-raps werden bloedsporen aangetroffen.
Conclusie
Op grond van het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat het verdachte is geweest die de overval op de familie [familienaam] heeft gepleegd. In de avond voor de overval is verdachte gesignaleerd in de cafetaria [naam cafe] , kort na 24.00 uur is hij weer gezien in de buurt van de [adres] . Kort na de overval is hij met de trein vertrokken vanuit Tilburg richting Rotterdam, na eerst geld gepind te hebben bij een geldautomaat met de pas van de familie [man slachtoffer] Steeds is verdachte gezien in dezelfde kleding. Op de broek die verdachte aan had ten tijde van zijn aanhouding is bloed aangetroffen van het slachtoffer [slachtoffer 2] .
Ook hierover heeft verdachte geen verklaring willen geven. De rechtbank legt, zoals ook hiervoor al overwogen, het zwijgen van verdachte dan ook in zijn nadeel uit bij de weging en waardering van het voorhanden bewijsmateriaal.
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of verdachte opzet heeft gehad op de dood van de heer [man slachtoffer] De rechtbank beantwoordt die vraag bevestigend.
Uit de medische gegevens van de heer [man slachtoffer] blijkt dat hij tijdens de overval zeer ernstig gewond is geraakt. Hij heeft diverse snijletsels, een klaplong en diverse ribfracturen opgelopen. Vervolgens zijn de heer en mevrouw [familienaam] met tie-raps aan elkaar vastgebonden, kennelijk met de bedoeling om hen machteloos te maken hulp te roepen. Ook de slaapkamerdeur heeft verdachte afgesloten en de telefoonlijn doorgesneden. Door op een dergelijke gruwelijke wijze de heer [man slachtoffer] , die ten tijde van de overval 78 jaar oud was, letsel toe te brengen en hem en zijn vrouw in hulpeloze toestand achter te laten en hen de mogelijkheid te beletten hulp in te roepen heeft verdachte naar het oordeel van de rechtbank voorwaardelijk opzet op de dood van de heer [man slachtoffer] gehad.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen kan hetgeen verdachte onder 1 primair en 2 is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen verklaard worden.
Feit 3
In de nacht van 15 op 16 maart 2015 is getracht in te breken in een berging aan de [adres] in Tilburg. Aangeefster heeft gezien dat het slotplaatje van de bergingsdeur verbogen was en dat het cilinderslot was verwijderd. Van haar man hoorde zij “dat het weer raak was”. Aangeefster zag bloedsporen op de bergingsdeur.
Het bloed aan de onderzijde van de slotdekplaat is bemonsterd. Door het NFI is aangegeven dat dit sporenmateriaal afkomstig kan zijn van verdachte. Daarbij is opgemerkt dat de matchkans kleiner is dan één op één miljard.
Zoals hiervoor al aangegeven, blijkt uit de aangifte dat kennelijk eerder is getracht in te breken in de berging. Wanneer dat is geweest, blijkt niet uit de aangifte.
Verdachte heeft ontkent dit feit gepleegd te hebben. Niet met voldoende mate van zekerheid kan gezegd worden dat het aangetroffen bloed afkomstig is van de op 15/16 maart 2015 gedane poging tot inbraak in die berging. De rechtbank acht daarom niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte dit feit op 15/16 maart 2015 heeft gepleegd. Zij zal hem dan ook in zoverre vrijspreken.
Feit 4
Op 10 juni 2013 is ingebroken in een schuur van de woning aan de [adres] . Daarbij zijn diverse goederen weggenomen. In de schuur werd door (een van) de dader(s) een blikje energydrank achtergelaten. Op dit blikje is speeksel aangetroffen en vervolgens bemonsterd. Door het NFI is aangegeven dat dit sporenmateriaal afkomstig kan zijn van verdachte. Daarbij is weer opgemerkt dat de matchkans kleiner is dan één op één miljard.
Met de verdediging moet de rechtbank concluderen dat sprake is van een verplaatsbaar object. Nu verder steunbewijs voor de betrokkenheid van verdachte bij deze inbraak ontbreekt, zal verdachte worden vrijgesproken van dit feit wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs.