In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 1 november 2016 uitspraak gedaan over de beëindiging van het ouderlijk gezag van de moeder over haar minderjarige kind, [voornaam]. De Raad voor de Kinderbescherming had verzocht om het gezag van de moeder te beëindigen, omdat het kind in zijn ontwikkeling ernstig werd bedreigd. De moeder was niet in staat om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [voornaam] te dragen binnen een aanvaardbare termijn. De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder, ondanks intensieve hulpverlening, niet in staat was om haar problematiek aan te pakken, waaronder alcohol- en drugsgebruik. Het kind was sinds september 2015 uit huis geplaatst en verbleef in een perspectiefbiedend pleeggezin. De rechtbank oordeelde dat het noodzakelijk was om het gezag van de moeder te beëindigen om de ontwikkeling van [voornaam] niet verder in gevaar te brengen. Tevens werd Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant benoemd als voogd over het kind. De rechtbank benadrukte het belang van begeleiding voor zowel de moeder als het kind in deze nieuwe situatie. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders verzochte is afgewezen.