In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 7 december 2016 uitspraak gedaan in een rekestprocedure betreffende de echtscheiding van partijen, die op [huwelijksdatum en plaats] met elkaar zijn gehuwd in algehele gemeenschap van goederen. De rechtbank heeft de echtscheiding uitgesproken, maar alle verzochte nevenvoorzieningen afgewezen. De verzoeker, de man, had diverse verzoeken ingediend, waaronder de echtscheiding, een onderhoudsbijdrage en de verdeling van gemeenschappelijke goederen. De verweerster, de vrouw, had ook verzoeken ingediend, waaronder een onderhoudsbijdrage en informatie over de financiële situatie van de man.
De rechtbank constateerde dat de advocaten van beide partijen niet de juiste stukken hadden overgelegd, wat essentieel was voor een goede beoordeling van de nevenvoorzieningen. Ondanks herhaaldelijke verzoeken om relevante informatie, zoals jaarstukken en financiële gegevens, waren deze niet tijdig aangeleverd. Op de zitting van 1 december 2016 verschenen de advocaten niet, en zij vroegen op het laatste moment om uitstel, wat de rechtbank niet in staat stelde om de procedure adequaat te leiden.
De rechtbank oordeelde dat de verzoeken tot nevenvoorzieningen moesten worden afgewezen, omdat de advocaten niet voldaan hadden aan hun verplichtingen en de procedure niet in goede banen hadden geleid. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. De beschikking is gegeven door mr. Pulskens en is uitgesproken ter openbare terechtzitting.