In de toelichting van ‘Regeling van de Staatssecretaris van Financiën van 30 december 2014, nr. IZV 2014/715M, tot wijziging van enige uitvoeringsregelingen inzake de fiscaliteit en douane alsmede van de Wet op de accijns’, Stcrt. 2014, 36880, p. 36 en 37.
is de navolgende passage opgenomen:
‘Nadere eisen taxatierapport voor de BPM’
Tot en met 31 december 2014 heeft een belastingplichtige bij de import van een gebruikte personenauto, een gebruikt motorrijwiel of een gebruikte bestelauto voor de vaststelling van het te betalen bedrag aan BPM ter zake van de registratie van het betrokken motorrijtuig de keuze tussen het gebruik van een forfaitaire tabel, een algemeen toegepaste koerslijst of een taxatierapport. Met ingang van 1 januari 2015 wordt dit aangepast. Alleen bij motorrijtuigen met meer dan normale gebruiksschade en incourante voertuigen mag – naast de tabel of de koerslijst – de waarde voor de BPM bij eerste registratie in het kentekenregister worden vastgesteld op basis van een taxatierapport.
(…)
Daarbij worden aan dat taxatierapport nadere eisen gesteld. De voornaamste wijziging van de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen 1992 (Wet BPM 1992) houdt in dat de mogelijkheid tot gebruik van een taxatierapport voor de waardebepaling wordt beperkt tot de gevallen van:
motorrijtuigen met meer dan normale gebruiksschade, en
(…)
De eigenaar van een motorrijtuig met meer dan normale gebruiksschade (…) kan dus voor de waardebepaling, evenals onder de huidige regelgeving, kiezen tussen gebruik van de forfaitaire tabel, een koerslijst in het eerstgenoemde geval of een taxatierapport.(…)
Tevens is voor de toepassing van het taxatierapport in de Wet BPM 1992 een delegatiebevoegdheid gecreëerd die het mogelijk maakt om bij ministeriële regeling nadere voorwaarden te stellen aan taxatierapporten teneinde het geconstateerde misbruik bij het gebruik van taxatierapporten te beperken. Met de hier opgenomen wijzigingen wordt gebruikgemaakt van deze delegatiebevoegdheid. In de UR BPM 1992 worden voorwaarden opgenomen waaraan het taxatierapport moet voldoen om als basis te kunnen dienen voor de waardevaststelling die gebruikt wordt bij de berekening van de verschuldigde BPM. Deze nadere voorwaarden zijn het resultaat van een nauwe samenwerking met de Bovag, organisaties van gecertificeerde taxateurs en de Belastingdienst. De voorwaarden zijn gebaseerd op uitgangspunten die gecertificeerde taxateurs in de praktijk toepassen. Het stellen van voorwaarden aan het taxatierapport wordt wenselijk geacht om meer eenheid te creëren in de taxatierapporten en de in die rapporten gehanteerde berekeningsmethoden om de werkelijke waarde van een motorrijtuig te bepalen. Dit geeft meer duidelijkheid voor alle betrokkenen en draagt bij aan een transparante controlemethodiek. Taxatierapporten die niet voldoen aan de bij ministeriële regeling te stellen voorwaarden kunnen niet als bewijs dienen voor de bepaling van het werkelijke afschrijvingspercentage dat wordt gebruikt voor de berekening van de verschuldigde BPM tenzij de inspecteur oordeelt dat de tekortkoming van het taxatierapport van zodanige aard is dat die zich leent voor herstel binnen een redelijke termijn en dit herstel ook binnen deze redelijke termijn plaatsvindt. Indien deze mogelijkheid tot herstel niet geboden of benut wordt, bepaalt de inspecteur overeenkomstig het geldende recht, dat wil zeggen met redelijke middelen, het bij het motorrijtuig behorende afschrijvingspercentage voor de berekening van de BPM.’