ECLI:NL:RBZWB:2016:8489

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
28 november 2016
Publicatiedatum
23 januari 2017
Zaaknummer
C/02/321422 / JE RK 16-1747
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Huiskamp
  • A. Meeuwisse
  • J. van Triest
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een minderjarige met ontwikkelingsproblemen

In deze zaak heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 28 november 2016 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [voornaam minderjarige]. De rechtbank heeft vastgesteld dat het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders, maar dat [voornaam minderjarige] momenteel in een netwerkpleeggezin verblijft. De ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] was eerder verlengd en de machtiging tot uithuisplaatsing was ook al meerdere keren verlengd. De Gecertificeerde Instelling (GI) heeft verzocht om de ondertoezichtstelling voor een periode van 12 maanden te verlengen en de uithuisplaatsing bij de pleegouders eveneens voor 12 maanden te verlengen. De rechtbank heeft de zaak meervoudig behandeld en de deskundige dr. [naam deskundige] heeft een rapport gepresenteerd waarin wordt geconcludeerd dat het in het belang van [voornaam minderjarige] is om bij de pleegouders te blijven wonen.

De rechtbank heeft echter twijfels over de objectiviteit van het TOS-rapport, omdat de deskundige geen directe observaties heeft gedaan van de interacties tussen [voornaam minderjarige] en haar ouders. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs is dat het toekomstperspectief van [voornaam minderjarige] niet meer bij de ouders ligt. Daarom heeft de rechtbank besloten om de ondertoezichtstelling met één jaar te verlengen, maar de machtiging tot uithuisplaatsing slechts voor zes maanden. De rechtbank heeft ook aangegeven dat er nader onderzoek nodig is naar de kindeigen problematiek van [voornaam minderjarige] en dat de GI de resultaten van dit onderzoek moet aanleveren voor een nieuwe zitting.

De rechtbank heeft de ouders de mogelijkheid geboden om hun standpunt naar voren te brengen en heeft de pleegouders en de GI gehoord. De ouders hebben aangegeven dat zij willen dat [voornaam minderjarige] geleidelijk teruggeplaatst wordt bij hen, met de nodige ondersteuning. De rechtbank heeft de huidige plaatsing bij de pleegouders gehandhaafd, gezien de stabiliteit die dit biedt voor [voornaam minderjarige]. De beslissing van de rechtbank is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en er is een pro forma zitting gepland voor 4 mei 2017 om de verdere behandeling van het verzoek tot verlenging van de uithuisplaatsing aan te houden in afwachting van het rapport van de GI.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Jeugdrecht
Zittingsplaats: Breda
zaakgegevens : C/02/321422 / JE RK 16-1747
datum uitspraak: 28 november 2016

beschikking verlenging ondertoezichtstelling en verlenging uithuisplaatsing

in de zaak van

LEGER DES HEILS JEUGDBESCHERMING & RECLASSERING,hierna te noemen de Gecertificeerde Instelling (GI), gevestigd te Rotterdam.
betreffende
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] te Rotterdam, hierna te noemen [voornaam minderjarige] .
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder minderjarige] , hierna te noemen de moeder,

wonende te Dinteloord,

[naam vader minderjarige] , hierna te noemen de vader,

wonende te Dinteloord,

[pleegouders] , hierna te noemen de pleegouders,

wonende te Dinteloord.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- de beschikking van deze rechtbank van 28 september 2016 onder zaaknummer C/02/305682/ JE RK 15-1896;
- de brief van de GI van 1 september 2016, ingekomen bij de griffie op 2 september 2016, ingekomen in de zaak met nummer C/02/305682/ JE RK 15-1896;
- het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 27 september 2016, ingekomen bij de griffie op 29 september 2016, waaraan het zaaknummer C/02/321422 / JE RK 16-1747 is toegekend;
- de op 12 oktober 2016 en op 26 oktober 2016 ingekomen brieven van de GI met bijlagen.
Op 10 november 2016 heeft de rechtbank de zaak meervoudig ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder, bijgestaan door mr. M.S. Krol, advocaat te Rotterdam,
- de vader, bijgestaan door mr. M.S. Krol, advocaat te Rotterdam,
- de pleegouders,
- een vertegenwoordigster van de GI,
- de deskundige dr. [initialen] [naam deskundige] .

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] wordt uitgeoefend door de ouders.
[voornaam minderjarige] woont in een netwerkpleeggezin, te weten bij opa en oma vaderszijde.
Bij beschikking van 27 november 2015 is de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] verlengd tot 29 november 2016 en is de machtiging uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] verlengd tot 29 mei 2016. Het resterende verzoek van de GI is aangehouden.
Bij beschikking van 26 mei 2016, hersteld bij beschikking van 31 mei 2016, is de machtiging uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] (ambtshalve) met een maand verlengd tot 29 juni 2016 en is de zaak voor het overige aangehouden.
Bij beschikking van 28 juni 2016 is de machtiging uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] verlengd tot 29 september 2016 en is het verzoek van de GI voor het overige aangehouden in afwachting van het adviesrapport van het Pedagogisch Model en het traject van de GI naar aanleiding van dat advies.
Bij beschikking van 28 september 2016 (zaaknummer C/02/305682/ JE RK 15-1896) is de machtiging uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] verlengd tot 29 november 2016 en is de zaak verwezen naar de meervoudige kamer.

Het verzoek

De GI heeft verzocht de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] te verlengen voor de duur van 12 maanden.
Tevens wordt verzocht de uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg te verlengen voor de duur van twaalf maanden.
Ter nadere toelichting op het verzoek is door de vertegenwoordigster van de GI, tevens de jeugdzorgwerker, aangevoerd dat de GI zich kan vinden in het rapport betreffende de taxatie van de opvoedingssituatie (TOS-rapport) van dr. [initialen] [naam deskundige] van 9 augustus 2016. In het rapport wordt geconcludeerd dat het in het belang van de ontwikkeling van [voornaam minderjarige] is dat zij bij de pleegouders blijft wonen en dat er niet wordt toegewerkt naar een plaatsing bij de ouders.
Ter zitting is de deskundige gehoord door de rechtbank en heeft zij een toelichting gegeven op het TOS-rapport en vragen beantwoord. Zij heeft verklaard dat zij, teneinde haar onafhankelijkheid te bewaren, niet zelf heeft gesproken met [voornaam minderjarige] , de ouders en de pleegouders. Zij heeft enkel de stukken gelezen. Dit is een principiële keuze, aldus de deskundige, teneinde niet emotioneel betrokken te raken en een onafhankelijk advies over het wel of niet terugplaatsen bij de ouders te kunnen geven. De stukken waar zij haar advies op baseert zijn de uitgebreide observatieverslagen die door een ambulant werker worden gemaakt van de omgangsmomenten en de vragenlijsten die door de ouders en de pleegouders worden ingevuld. De aard van de interacties tussen de ouder en het kind worden geobeserveerd en gescoord. Daarnaast vullen ouders en pleegouders dezelfde vragenlijsten in. Op die manier kan de informatie goed worden vergeleken. Er is gekeken naar de mogelijkheid van thuisplaatsing van [voornaam minderjarige] bij haar ouders. De deskundige maakt een onderscheid tussen een gehechtheidsrelatie en een opvoedingsrelatie. Voor een goede opvoedingsrelatie is het aanbrengen van structuur en lijn van belang. Indien sprake is van een goede opvoedingsrelatie, dan komt dit de gehechtheidsrelatie ten goede. Een kind heeft niet alleen liefde nodig, maar ook structuur en leiding om zich veilig te voelen. Naar de mening van de deskundige kan er geen gehechtheids- en opvoedingsrelatie ontstaan in het geval er slechts omgangscontacten zijn tussen de ouders en het kind. Terugplaatsing bij de ouders is dan moeilijk, echter niet geheel onmogelijk. Een breuk in de relatie met de ouders heeft een grote invloed op de ontwikkeling van een kind, aldus de deskundige.
[voornaam minderjarige] heeft maar een hele korte periode bij haar ouders gewoond en verder haar hele leven bij de pleegouders. De drie maanden dat [voornaam minderjarige] bij haar moeder woonde zijn niet goed verlopen. De deskundige constateert geen duidelijke positieve ontwikkeling in de gehechtheids- en opvoedingsrelatie tussen [voornaam minderjarige] en de ouders. Gedurende de tweede helft van het onderzoek gaan de contacten tussen de ouders, met name de moeder, en [voornaam minderjarige] wel beter en biedt de moeder wel meer leiding en structuur aan [voornaam minderjarige] , maar de opvoedingsrelatie is te weinig hersteld om een terugplaatsing bij de ouders verantwoord te achten, aldus de deskundige. De deskundige is van mening dat het afbreken van de gehechtheids- en opvoedingsrelatie die [voornaam minderjarige] heeft opgebouwd met haar pleegouders haar ontwikkeling ernsitge schade zal toebrengen. Het soms vreemde gedrag van [voornaam minderjarige] wordt echter niet alleen veroorzaakt door hetgeen zij heeft meegemaakt maar ook door haar forse kindeigen problematiek. De deskundige beschrijft [voornaam minderjarige] als een kind met zeer veel ontwikkelingsproblemen. Er zal gedegen nader onderzoek naar haar gedrag, functioneren en haar taalontwikkeling moeten worden verricht. Daarnaast zouden de pleegouders met specifieke begeleiding ondersteund moeten worden bij het scheppen van een zo gunstig mogelijke opvoedingsituatie voor [voornaam minderjarige] .

Het standpunt van belanghebbenden

Door en namens de ouders is naar voren gebracht dat het TOS-rapport niet kan worden gebruikt ter ondersteuning van het verzoek tot verlenging van de uithuisplaatsing bij de pleegouders. Het advies is tot stand gekomen aan de hand van vragenlijsten. De deskundige heeft [voornaam minderjarige] en de ouders echter zelf niet gezien en gesproken. De observatieverslagen van de omgangscontacten zijn gemaakt door een ambulante hulpverlener, niet door een (BIG-geregistreerde) deskundige. De conclusie die de deskundige dr. [naam deskundige] uit die observaties trekt, is dat de ouders onvoldoende structuur kunnen bieden aan [voornaam minderjarige] . De vraag is echter of er voldoende gekeken is naar de leerbaarheid van de ouders. Er is immers een duidelijke stijgende lijn te zien in de benadering van [voornaam minderjarige] door de ouders. Het gedrag van [voornaam minderjarige] is zorgelijk, maar in het rapport wordt niet aangegeven dat dit aan de ouders ligt. De moeder zou geblowd hebben gedurende haar zwangerschap, maar de vraag is hoe het nu is met het blowgedrag van de moeder. De ouders hebben geen ruzie meer.
De ouders willen dat [voornaam minderjarige] geleidelijk, met behulp van een duidelijk plan, zal worden teruggeplaatst bij hen. Eerst dient de omgang uitgebreid te worden. Aan ouders dient bovendien opvoedondersteuning te worden gegeven. De ouders verzoeken de rechtbank een uitspraak te doen over de terugplaatsing van [voornaam minderjarige] bij de ouders. Daar dit niet in een keer kan worden gerealiseerd, dient het verzoek tot uithuisplaatsing thans voor drie maanden te worden verlengd. Voor het overige dient het verzoek tot uithuisplaatsing te worden afgewezen of eventueel te worden aangehouden. In die periode van drie maanden dient te worden toegewerkt naar een thuisplaatsing bij de ouders. Er kan via de methode van Signs of Safety worden bekeken of [voornaam minderjarige] een thuisplaatsing aan kan. De ouders kunnen zich vinden in de verlenging van de ondertoezichtstelling voor een periode van één jaar.
Door de pleegouders is naar voren gebracht dat [voornaam minderjarige] kindeigen problematiek heeft en daarvoor krijgen de pleegouders opvoedondersteuning.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting blijkt dat er concrete bedreigingen zijn in de ontwikkeling van [voornaam minderjarige] zoals vermeld in het verzoekschrift. Deze zijn ter zitting nader toegelicht. Gelet hierop is naar het oordeel van de rechtbank voldaan aan de grond voor de ondertoezichtstelling zoals bedoeld in artikel 1:255, eerste lid, Burgerlijk Wetboek. Daarom zal de ondertoezichtstelling met één jaar worden verlengd. De ouders hebben geen verweer gevoerd tegen deze verlenging van de ondertoezichtstelling voor de duur van één jaar.
Ten aanzien van het verzoek tot verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing overweegt de rechtbank als volgt.
De GI heeft, ter onderbouwing van haar verzoek tot verlenging van de uithuisplaatsing bij de pleegouders, het TOS-rapport in het geding gebracht. De belangrijkste conclusie uit het TOS-rapport is dat een terugplaatsing van [voornaam minderjarige] bij haar ouders niet in haar belang wordt geacht. Ook wordt in het TOS-rapport aanbevolen om de plaatsing van [voornaam minderjarige] bij haar pleegouders te handhaven. De rechtbank is echter van oordeel dat het TOS-rapport in deze niet gevolgd dient te worden.
De conclusies en aanbevelingen uit het rapport zijn tot stand gekomen aan de hand van waarnemingen van een observant van de omgangscontacten tussen de ouders en [voornaam minderjarige] . Het rapport is geschreven door dr. [naam deskundige] . Zij verricht zelf geen observaties, maar baseert haar conclusies in haar rapport uitsluitend op de observatieverslagen en de vragenlijsten die door de ouders en de pleegouders zijn ingevuld. Naar het oordeel van de rechtbank zijn de waarnemingen van één enkele observant echter niet volledig objectief genoeg te achten. Inter-beoordelaarsonderzoek of controle door het scoren van video-opnames door meerdere mensen ontbreekt. De ambulant werker begeleidt en observeert de ouders. Doordat de observatie-lijsten worden ingevuld door ambulante hulpverleners die ouders ook aanwijzingen geven op pedagogisch vlak, wordt de subjectiviteit naar het oordeel van de rechtbank vergroot. Daarnaast valt op, dat weliswaar de interactie tussen ouders en kind wordt geobserveerd en gescoord, maar niet de interactie tussen de pleegouders en het kind. Die interactie wordt door de pleegouders zelf beschreven in vragenlijsten. Pleegouders scoren zichzelf. Ook kunnen zij aangeven hoe het kind heeft gereageerd na het contact met de ouders. Naar het oordeel van de rechtbank komt deze werkwijze de objectiviteit niet ten goede. Ook pleegouders kunnen immers een doel voor ogen hebben en daarom hun wijze van rapporteren kleuren. Daarnaast is het de rechtbank niet duidelijk waarom voor het overwegen van terugplaatsen een minimumpercentage van 75% positief gescoorde reacties van het kind op iedere ouder wordt gehanteerd. Dit afkap-getal wordt niet nader onderbouwd. Gedragsdeskundigen worden in het geheel niet betrokken bij de rapportages.
Voorts onderschrijft de rechtbank de uitgangspunten van dr. [naam deskundige] over gehechtheidsrelaties niet. Dr. [naam deskundige] gaat in haar model uit van de noodzaak van de gehechtheids- en opvoedingsrelatie die een kind dient te hebben met zijn opvoeders. Ter zitting heeft zij aangegeven dat het moeilijk is om een dergelijke relatie met een kind op te bouwen als het kind niet dagelijks gezien wordt en er slechts korte momenten van contact zijn. Dat voor het aangaan van een gehechtheidsrelatie altijd ook sprake dient te zijn van een opvoedrelatie, wordt niet ondersteund door de gangbare opvatting over hechting van onder meer dr. [naam deskundige 2] . Hechting vindt in de visie van dr. [naam deskundige 2] altijd plaats, al kan deze veilig of onveilig zijn. Bovendien kan in haar visie een kind zich aan meerdere personen hechten, zoals bijvoorbeeld aan ouders en pleegouders. Naar het oordeel van de rechtbank is de onderbouwing van het TOS-rapport, gelet op het voorgaande, onvoldoende om nu reeds de conclusie te kunnen dragen dat het toekomstperspectief van [voornaam minderjarige] niet meer bij de ouders ligt.
Dr. [naam deskundige] beschrijft [voornaam minderjarige] als een kind met vele problemen op meerdere vlakken. Nader onderzoek is gewenst. Ook de rechtbank acht het beschreven gedrag van [voornaam minderjarige] zeer zorgelijk. Er zal dan ook psychologisch en/of psychiatrisch onderzoek moeten plaatsvinden naar eventuele kindeigen problematiek van [voornaam minderjarige] . Voorts dient er een goed beeld te komen van de opvoedmogelijkheden van de ouders, juist in het licht van de kindeigen problematiek. Het perspectief van [voornaam minderjarige] kan naar het oordeel van de rechtbank niet worden bepaald zolang zij niet nader is onderzocht. Als uit het onderzoek blijkt wat de kindeigen problematiek is van [voornaam minderjarige] , welke hulp zij nodig heeft en wat dat vraagt van haar opvoeders, kan daarna worden bezien of de ouders haar dat kunnen bieden.
Nu het toekomstperspectief van [voornaam minderjarige] thans niet kan worden bepaald, dient daar ook niet over te worden gecommuniceerd, zeker niet richting [voornaam minderjarige] .
De rechtbank is van oordeel dat gedurende het onderzoek van [voornaam minderjarige] de huidige plaatsing bij de pleegouders dient te worden gehandhaafd. [voornaam minderjarige] heeft, met uitzondering van een paar maanden, altijd in het huis gewoond waar zij nu verblijft, eerst met de pleegouders en de ouders gezamenlijk en daarna alleen met de pleegouders. Dit huis is dan ook een vertrouwde omgeving voor [voornaam minderjarige] . De rechtbank is van oordeel dat aan de gronden van een uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] nog steeds is voldaan (artikel 1:265c, tweede lid, Burgerlijk Wetboek). Zij zal het verzoek van de GI tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] dan ook toewijzen, echter slechts voor een periode van zes maanden. Zij zal het verzoek voor het overige aanhouden teneinde de GI in de gelegenheid te stellen nader onderzoek te laten verrichten naar de kindeigen problemen van [voornaam minderjarige] . De resultaten van dit onderzoek dient de GI twee weken voor na te noemen datum aan de rechtbank alsmede aan de overige partijen te doen toekomen. Vervolgens zal dan een nieuwe datum voor een inhoudelijke behandeling worden bepaald. De rechtbank kan zich wel voorstellen dat er een uitbreiding komt van de omgang tussen [voornaam minderjarige] en de ouders nu daartegen geen contra-indicaties bestaan en zij een uitbreiding van de omgang in het belang van [voornaam minderjarige] acht.
Gelet op het voorgaande zal als volgt worden beslist.

De beslissing

De rechtbank:
verlengt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] met ingang van 29 november 2016 tot 29 november 2017;
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg voor zes maanden tot 29 mei 2017;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
houdt de verdere behandeling van het verzoek tot verlenging van de uithuisplaatsing aan tot
4 mei 2017 pro forma,zulks in afwachting van bericht van de GI, zoals hiervoor is overwogen.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Huiskamp, Meeuwisse en Van Triest, kinderrechters en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
in tegenwoordigheid van de griffier.
Bij afwezigheid van mr. Huiskamp deze beschikking getekend door mr. van Triest.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
's-Hertogenbosch