ECLI:NL:RBZWB:2016:8509

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
14 september 2016
Publicatiedatum
7 februari 2017
Zaaknummer
4576118 / CV EXPL 15-6423
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
  • L.B. Smits
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gebruik van containervelden voor sierteelt: huurovereenkomst of pachtovereenkomst? Bevoegdheid kantonrechter of pachtkamer?

In deze zaak vorderde eiseres, een bedrijf dat sierplanten kweekt, betaling van een bedrag van € 24.001,53 aan hoofdsom, afgifte van een heftruck en vergoeding van buitengerechtelijke kosten van gedaagde, die eigenaar is van een perceel grond dat door eiseres werd gebruikt voor de teelt van sierplanten. De partijen waren in geschil over de vraag of er een huurovereenkomst of een pachtovereenkomst bestond en of de kantonrechter bevoegd was om de zaak te behandelen. Eiseres stelde dat gedaagde tekort was geschoten in zijn verplichtingen door de watertoevoer naar het bewateringssysteem af te sluiten, wat leidde tot schade aan de planten. Gedaagde betwistte het bestaan van een overeenkomst voor het tweede jaar en stelde dat hij niet verantwoordelijk was voor de schade. De kantonrechter oordeelde dat de overeenkomst als een pachtovereenkomst moest worden gekwalificeerd en dat de kantonrechter bevoegd was. De rechter oordeelde dat gedaagde wanprestatie had gepleegd door de watertoevoer af te sluiten en dat eiseres recht had op schadevergoeding. Tevens werd gedaagde veroordeeld tot afgifte van de heftruck aan eiseres, maar de gevorderde dwangsom werd afgewezen. De zaak werd aangehouden voor bewijslevering door eiseres.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Kanton
Locatie Breda
zaak/rolnr.: 4576118 / CV EXPL 15-6423
vonnis d.d. 14 september 2016
inzake
[eiseres] ,
gevestigd en kantoorhoudende te [adres 1] ,
eiseres,
gemachtigde: mr. G.J.M. Duijvestijn, werkzaam bij DAS Nederlandse Rechtsbijstand Verzekeringsmaatschappij N.V.,
tegen
[gedaagde] ,
wonende te [adres 2] ,
gedaagde
gemachtigde: mr. B.M. Stroetinga
Partijen zullen hierna respectievelijk [eiseres] en [gedaagde] worden genoemd.

1.Het verloop van het geding

De procesgang blijkt uit de volgende stukken:
a. het comparitievonnis van 25 november 2015 en de daarin genoemde stukken;
b. de zittingsaantekeningen van de griffier van de zitting van 21 juni 2016.

2.Het geschil

2.1.
[eiseres] vordert bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiseres] te betalen:
  • een bedrag van € 24.001,53 aan hoofdsom, vermeerderd met de wettelijke rente over de hoofdsom van 11 september 2015, althans 17 september 2015, althans de datum vanaf de dagvaarding, tot aan de dag der algehele voldoening;
  • afgifte van de heftruck, onder toekenning van een redelijke dwangsom per dag dat zulks niet gebeurt;
  • een bedrag van € 885,00 aan buitengerechtelijke kosten;
  • de kosten van deze procedure, waaronder begrepen het salaris van gemachtigde van [eiseres] , te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis, en - voor het geval de voldoening van de proceskosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt - te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten vanaf bedoelde termijn voor voldoening, alsmede de nakosten.
2.2.
[gedaagde] heeft verweer gevoerd, met conclusie dat de vordering moet worden afgewezen.

3.De beoordeling

3.
3.1.
Tussen partijen staan de navolgende feiten vast:
[eiseres] is een bedrijf dat sierplanten kweekt en verkoopt.
[gedaagde] is eigenaar van [naam] aan de [naam] (hierna: de [naam] ). Een containerveld is een perceel grond waarover een doek wordt gespannen en wordt gebruikt om containers/potten met planten op te plaatsen. De velden waarover de doeken zijn gespannen zijn omgeven door een bewateringssysteem.
Op 25 maart 2014 zijn [eiseres] en [gedaagde] een overeenkomst aangegaan die het volgende vermeldt (hierna: de overeenkomst):
“Wij [ [eiseres] ; de kantonrechter] huren het eerste jaar minimaal 5000m2 voor een bedrag van 1.60€/m2 met de intentie om vanaf het tweede jaar de gehele oppervlakte containerveld en tunnels te benutten (ongeveer 1 ha)
De volgende afspraken zijn hierover gemaakt:
  • helft van het factuur bedrag wordt vooraf voldaan en helft achteraf op door [voornaam] [ [gedaagde] ; de kantonrechter] aangegeven Rekening nummer
  • Schuur behoort tot [voornaam] zijn terrein en wordt alleen betreden voor watergift (eventueel een aparte ingang zou optimaal zijn)
  • de velden die worden gehuurd zijn voor zien van deugdelijk watersysteem dat gebruikt mag worden door SPZ [ [eiseres] ; de kantonrechter], slangen en sproeiers repareren wordt door SPZ gedaan alsook de instellingen aan de pomp
  • betonpaden en [naam] + randen van velden worden door SPZ onkruidvrij gehouden, daaromheen door [voornaam] .
  • Er is plaats in tunnel of pad voor opslag van potgrond, spuit etc.
  • Grote rechtstreekse orders mogen buiten de poort voor transport worden klaargezet
  • Er is krachtstroom voor de machines, is bij prijs inbegrepen
  • Het is voor SPZ altijd mogelijk de planten te verzorgen en af te leveren.”
In 2014 (april-oktober) heeft [eiseres] 7.000 m2 aan [naam] gebruikt. Zij heeft voor dat gebruik betaald conform de afgesproken prijs per m2. Bij het gebruik van de [naam] maakte [eiseres] gebruik van een heftruck die haar in eigendom toebehoort (hierna: de heftruck).
In een e-mail van 7 augustus 2015, 9:12, heeft [gedaagde] aan [eiseres] geschreven:
“Er word bij mij minimaal 5000 meter gehuurt 5000 x 1.6 en daar de helft als voor schot”
In reactie op voormelde e-mail heeft [eiseres] aan [gedaagde] in een e-mail van 7 augustus 2015, 10:08, geschreven:
“Wij hebben niets afgesproken over een minimaal te huren meters en gebruiken 820 m2 dus weet niet waar je onderstaande op baseert?
Als dit niet bij je past stel ik voor dat we de planten terughalen, graag je reactie?”
[gedaagde] heeft hierop bij e-mail van 8 augustus 2015 als volgt gereageerd:
“4000 euro betalen en oprotten”
3.2.
[eiseres] stelt dat zij met [gedaagde] een overeenkomst heeft gesloten. Deze overeenkomst houdt in dat [eiseres] tegen betaling gebruik mag maken van de [naam] van [gedaagde] . Aangezien [eiseres] de [naam] wil gebruiken voor het kweken van sierplanten bepaalt de overeenkomst ook dat [gedaagde] de verplichting op zich neemt te zorgen voor een deugdelijk bewateringssysteem dat [eiseres] te allen tijde kan gebruiken. [gedaagde] heeft echter op 6 augustus 2015 de watertoevoer afgesloten, waardoor hij tekort is geschoten in de nakoming van die verplichting. Doordat [gedaagde] de watertoevoer heeft afgesloten is een groot deel van de sierplanten verdroogd waardoor [eiseres] schade heeft geleden. [eiseres] vordert daarom schadevergoeding wegens een tekortkoming in de nakoming van de op [gedaagde] rustende verplichting te zorgen voor een deugdelijk bewateringssysteem dat [eiseres] te allen tijde kan gebruiken. Voor het geval er geen overeenkomst was, dan is het afsluiten van de watertoevoer aan te merken als een onrechtmatige daad die tot schade heeft geleid die [gedaagde] moet vergoeden. De totale schade die is ontstaan als gevolg van het afsluiten van de watertoevoer bedraagt € 14.001,53.
Verder stelt [eiseres] dat zij de heftruck stalde in het schuurtje op het terrein van [gedaagde] en de sleutel van het slot op het schuurtje had zodat zij te allen tijde van de heftruck gebruik kon maken. Op enig moment heeft [gedaagde] echter het slot vervangen zonder aan [eiseres] een sleutel van dat nieuwe slot te geven, waardoor [eiseres] geen toegang meer tot de heftruck had. Dit is een onrechtmatige daad van [gedaagde] . Doordat [eiseres] niet meer bij de heftruck kon, was zij genoodzaakt een nieuwe heftruck te kopen en had zij niets meer aan de heftruck, waarvan de waarde € 10.000 bedroeg. Dat bedrag is dan ook de schade die [eiseres] door de onrechtmatige daad van [gedaagde] heeft geleden. Deze schade moet [gedaagde] vergoeden.
Tot slot heeft [gedaagde] nimmer gereageerd op verzoeken van [eiseres] om weer toegang tot de heftruck te geven. Daarom vordert [eiseres] afgifte van de heftruck omdat de heftruck haar eigendom is en [gedaagde] geen enkel recht heeft om de heftruck in zijn macht te houden.
3.3.
[gedaagde] voert als volgt verweer. Hij betwist dat er na het eerste jaar een overeenkomst bestond. In het tweede jaar had [eiseres] echter nog steeds planten op de [naam] staan. Omdat er geen overeenkomst voor het tweede jaar was, had [eiseres] geen recht om planten in het tweede jaar op de [naam] te houden. De watertoevoer is pas afgesloten in het tweede jaar. Aangezien er op het moment waarop de watertoevoer werd afgesloten geen overeenkomst tussen [gedaagde] en [eiseres] bestond, was er helemaal geen verplichting voor [gedaagde] om er voor te zorgen dat [eiseres] te allen tijde gebruik kon maken van het bewateringssysteem, zodat [gedaagde] ook niet kon tekortschieten in de nakoming van die verplichting.
Maar zelfs als er wel een overeenkomst voor het tweede jaar was, dan is die overeenkomst gelet op de e-mail van 7 augustus 2015 van [eiseres] nota bene op haar voorstel met wederzijds goedvinden beëindigd. Door die beëindiging ontstond er voor [eiseres] de verplichting om haar planten van de [naam] te verwijderen.
[gedaagde] betwist dat hij degene is die de gestelde schade heeft veroorzaakt. Hij is namelijk niet degene geweest die de watertoevoer heeft afgesloten en evenmin was hij degene die het slot van het schuurtje waar de heftruck in stond heeft vervangen. Wie dat wel heeft gedaan, weet [gedaagde] niet. [gedaagde] betwist, mede bij gebrek aan wetenschap, eveneens de gestelde schade (en de hoogte daarvan) omdat deze is gebaseerd op een raming die bestaat uit schadeposten die een deugdelijke onderbouwing missen.
Wat de afgifte van de heftruck betreft heeft [gedaagde] nooit dergelijke verzoeken van [eiseres] gehad. De heftruck kan wat hem betreft worden opgehaald.
3.4.
In reactie op het verweer van [gedaagde] stelt [eiseres] dat de overeenkomst wel degelijk bedoeld was voor een periode langer dan alleen het eerste jaar. Haar e-mail van 7 augustus 2015 had alleen betrekking op de omvang van de te gebruiken oppervlakte, en kan dus niet worden opgevat als een voorstel de overeenkomst te beëindigen. Een medewerker van [eiseres] heeft namelijk in april 2015 met [gedaagde] alleen er over gesproken dat [eiseres] minder dan 5.000 m2 wilde gebruiken omdat de beoogde planten niet op de [naam] konden worden gekweekt. Doordat [gedaagde] hier verder nooit op heeft gereageerd, mocht [eiseres] ervan uitgaan dat [gedaagde] ermee akkoord was dat in het tweede jaar een kleiner oppervlakte werd gebruikt. Verder zijn er medewerkers van [eiseres] die kunnen verklaren over de afspraken die met [gedaagde] zijn gemaakt. De schadeposten en de hoogte daarvan kunnen desgewenst verder worden onderbouwd.
3.5.
[gedaagde] blijft bij hetgeen hij bij verweer heeft aangevoerd. In aanvulling daarop voert hij nog het volgende aan. Er is met hem nooit gesproken over het gebruik van slechts 820 m2. Voor het geval ook in het tweede jaar een overeenkomst bestond had [eiseres] de verplichting jaarlijks ten minste 5.000 m2 af te nemen, althans, voor die minimale afname te betalen. Nu zij maar voor het gebruik van 820 m2 heeft betaald, is zij die verplichting niet nagekomen. [eiseres] wist ook dat zij die verplichting had omdat [gedaagde] haar had gezegd dat er minimaal 5.000 m2 moest worden afgenomen omdat [gedaagde] bij een kleinere afname verlies zou lijden.
Bevoegdheid van de kantonrechter
3.6.
De kantonrechter overweegt alvorens de zaak inhoudelijk te behandelen over zijn bevoegdheid het volgende. Niet de kantonrechter maar de pachtkamer van de rechtbank is ingevolge artikel 1019j, onderdeel a, Rv bevoegd in zaken betreffende een pachtovereenkomst. Op grond van artikel 7:201, lid 3, BW kan een overeenkomst niet zowel een huur- als pachtovereenkomst zijn. Een pachtovereenkomst is op de voet van artikel 7:311 BW de overeenkomst waarbij de één (de verpachter) zich ertoe verplicht aan de ander (de pachter) een onroerende zaak of een gedeelte daarvan in gebruik te verstrekken ter uitoefening van landbouw, terwijl de pachter zich ertoe verplicht voor dat gebruik een tegenprestatie te leveren. Onder landbouw in voormelde zin wordt ingevolge artikel 7:312 BW onder meer verstaan het kweken van bomen en bloemen en elke andere tak van bodemcultuur.
3.7.
De [naam] zijn omgeven door een bewateringssysteem voor de planten of gewassen die op de [naam] kunnen worden geplaatst. [gedaagde] heeft onweersproken gesteld dat hij altijd een minimum oppervlakte aan [naam] moet verhuren wil hij geen verlies lijden. Hieruit leidt de kantonrechter af dat [gedaagde] met betrekking tot de [naam] de naar buiten toe kenbare bedoeling heeft de [naam] duurzaam ter plaatse te houden. Daardoor zijn de [naam] een onroerende zaak.
De door [eiseres] bedreven sierteelt is aan te merken als een tak van bodemcultuur. Dat de planten in containers op een doek staan en dus niet zijn geworteld in de grond zelf, doet daar niet aan af omdat er geen aanwijzingen zijn dat de wetgever heeft gewild dat de kwalificatie van een overeenkomst afhankelijk is van de technische wijze waarop wordt geteeld. Het voorgaande betekent dat de overeenkomst, anders dan partijen voorstaan, geen huurovereenkomst is maar een pachtovereenkomst.
3.8.
Een zaak betreft in de zin van artikel 1019j, onderdeel a, Rv een pachtovereenkomst indien de vordering strekt tot het geldend maken van een uit de pachtovereenkomst voortvloeiende aanspraak. Nu [eiseres] schadevergoeding en afgifte van een haar in eigendom toebehorende zaak vordert, en niet (ook) nakoming door [gedaagde] van enige op hem rustende verplichting, is geen sprake van een vordering die strekt tot het geldend maken van een uit de pachtovereenkomst voortvloeiende aanspraak van [eiseres] . Daardoor mist artikel 1019j, onderdeel a, Rv toepassing en is de kantonrechter op de voet van artikel 93, onderdeel d, Rv bevoegd.
Wanprestatie
3.9.
Voor een vordering tot schadevergoeding wegens wanprestatie is vereist dat op het moment van de gestelde wanprestatie sprake is van een verplichting uit een overeenkomst. [eiseres] stelt dat zij met [gedaagde] voor het tweede jaar een overeenkomst had onder dezelfde voorwaarden als het eerste jaar - waaronder dus het recht op een deugdelijk bewateringssysteem - maar dan voor het gebruik van 820 m2. Over die kleinere oppervlakte heeft een medewerker van [eiseres] namelijk in april 2015 met [gedaagde] gesproken. Omdat [gedaagde] niet reageerde op het toen gedane voorstel dat [eiseres] in het tweede jaar maar 820 m2 zou gaan gebruiken, is [eiseres] ervan uitgegaan dat [gedaagde] daarmee akkoord was. [gedaagde] betwist dat voor het tweede jaar een overeenkomst bestond aangezien hij ontkent dat er met hem ooit is gesproken over het gebruik van slechts 820 m2.
3.10.
Nu voormelde onderbouwde stelling van [eiseres] gemotiveerd door [gedaagde] is betwist, wordt aan bewijslevering toegekomen. De bewijslast van deze stelling rust ingevolge artikel 150 Rv op [eiseres] aangezien zij zich beroept op het bestaan van een overeenkomst. [eiseres] heeft ter zake een bewijsaanbod gedaan. De kantonrechter zal [eiseres] daarom in de gelegenheid stellen het bewijs te leveren van haar stelling dat tussen haar en [gedaagde] een overeenkomst bestond die inhield dat [eiseres] 820 m2 mocht gebruiken en zij, net als in het eerste jaar, recht had op een deugdelijk bewateringssysteem.
3.11.
Indien [eiseres] erin slaagt het van haar verlangde bewijs van het bestaan van de door haar gestelde overeenkomst te leveren, dan bestond op 6 augustus 2015 voor [gedaagde] de verplichting de watertoevoer naar het bewateringssysteem bij het door [eiseres] gebruikte containerveld open te houden. Voor dat geval overweegt de kantonrechter nu reeds als volgt. [eiseres] heeft onvoldoende weersproken gesteld dat de watertoevoer op 6 augustus 2015 is afgesloten. Daarmee staat vast dat de watertoevoer op die datum is afgesloten. Dat betekent dan dat op 6 augustus 2015 is tekortgeschoten in de nakoming van de op [gedaagde] rustende verbintenis te zorgen voor een deugdelijk bewateringssysteem, en dus sprake is van wanprestatie. Hieraan doet het verweer van [gedaagde] dat de overeenkomst op 7 augustus 2015 met wederzijds goedvinden is beëindigd niet af aangezien de tekortkoming dateert van vóór die beëindiging. Het is op grond van artikel 6:75 BW in verbinding met artikel 150 Rv aan [gedaagde] om te stellen en zo nodig te bewijzen dat die wanprestatie niet aan hem is toe te rekenen. In dat kader heeft [gedaagde] enkel gesteld dat hij niet degene was die de watertoevoer heeft afgesloten. [eiseres] heeft dit bij gebrek aan wetenschap betwist. Het had op de weg van [gedaagde] gelegen zijn stelling dat hij niet degene was die de watertoevoer had afgesloten, toe te lichten. Nu hij dit niet heeft gedaan heeft hij ter zake onvoldoende gesteld. In dat geval is de wanprestatie derhalve aan [gedaagde] toe te rekenen.
Onrechtmatige daad
3.12.
[eiseres] heeft als alternatieve rechtsgrondslag voor haar vordering tot schadevergoeding een door [gedaagde] gepleegde onrechtmatige daad aangedragen. Daartoe heeft zij gesteld dat [gedaagde] degene was die de watertoevoer heeft afgesloten, als gevolg waarvan zij schade heeft geleden doordat veel van haar bloemen en planten zijn verdroogd. Tevens heeft [eiseres] gesteld dat [gedaagde] degene was die het slot van het schuurtje waar de heftruck in stond heeft vervangen, waardoor zij schade leed omdat zij niet meer bij de heftruck kon. Nu [eiseres] zich beroept op een door [gedaagde] gepleegde onrechtmatige daad waardoor zij schade heeft geleden, rust dienaangaande op haar de stelplicht en zonodig de bewijslast. Het is gelet op de betwisting door [gedaagde] derhalve aan [eiseres] om te bewijzen dat [gedaagde] degene was die de watertoevoer heeft afgesloten en het slot van het schuurtje waar de heftruck in stond heeft vervangen. Aangezien [eiseres] ter zake een bewijsaanbod heeft gedaan zal de kantonrechter [eiseres] in de gelegenheid stellen dit te bewijzen.
De schade en de omvang daarvan
3.13.
De kantonrechter stelt voorop dat ongeacht de door de eisende partij aangedragen rechtsgrondslag (in casu wanprestatie en - alternatief - onrechtmatige daad) van een vordering tot schadevergoeding sprake moet zijn van schade wil een dergelijke vordering kunnen worden toegewezen. Op de eisende partij rust de stelplicht en zo nodig de bewijslast dat zij schade heeft geleden en wat de omvang van die schade is. [eiseres] heeft gesteld dat zij schade heeft geleden. Naar het oordeel van de kantonrechter heeft zij de onderscheiden schadeposten en de hoogte daarvan (summierlijk) toegelicht, maar heeft [gedaagde] de schadeposten en de hoogte daarvan mede bij gebrek aan wetenschap gemotiveerd betwist. [eiseres] heeft aangeboden de schade met schriftelijke stukken nader te onderbouwen. Uit proceseconomische overwegingen zal de kantonrechter [eiseres] thans reeds in de gelegenheid stellen bij akte de schade nader te onderbouwen.
Afgifte van de heftruck
3.14.
Op grond van artikel 5:2 BW is de eigenaar van een zaak bevoegd haar van een ieder die haar zonder recht houdt, op te eisen. Vast staat dat [eiseres] eigenaar van de heftruck is en [gedaagde] heeft niet gesteld dat hij de heftruck met recht houdt. [gedaagde] zal daarom worden veroordeeld de heftruck aan [eiseres] af te geven. Voor toewijzing van de gevorderde dwangsom ziet de kantonrechter geen aanleiding omdat [gedaagde] ter zitting heeft aangegeven dat [eiseres] daags na de zitting de heftruck kan komen ophalen.
3.15.
In afwachting van de uitkomst van de aan [eiseres] gegeven bewijsopdrachten zal de kantonrechter iedere verdere beslissing aanhouden.

4.De beslissing

De kantonrechter:
veroordeelt [gedaagde] tot afgifte van de heftruck;
wijst de gevorderde dwangsom af;
laat [eiseres] toe om door alle middelen rechtens en speciaal door middel van getuigen te bewijzen dat:
  • tussen partijen een overeenkomst bestond voor het gebruik van 820 m2 containerveld dat voorzien was van een bewateringssysteem dat [eiseres] te allen tijde kon gebruiken;
  • [gedaagde] de watertoevoer naar het door [eiseres] gebruikte containerveld heeft afgesloten (of heeft laten afsluiten);
  • [gedaagde] het slot op het schuurtje waarin de heftruck stond heeft vervangen (of heeft laten vervangen),
verwijst de zaak naar de rolzitting van
woensdag 12 oktober 2016 te 09.00 uur, voor het nemen van een akte na tussenvonnis door [eiseres] zoals bedoeld in de overweging onder 3.13 waarbij zij tevens in de gelegenheid wordt gesteld om schriftelijk aan te geven of en zo ja op welke wijze zij het verlangde bewijs wenst te leveren.
bepaalt, voor het geval dat [eiseres] dat bewijs schriftelijk wil leveren, dat zij uiterlijk op genoemde zitting daartoe stukken kan indienen door middel van toezending of afgifte aan de griffie;
bepaalt, voor het geval [eiseres] dat bewijs wil leveren door het doen horen van getuigen, dat zij uiterlijk op genoemde zitting het aantal en de personalia van de getuigen zal opgeven alsmede de verhinderdata van de getuigen en de wederpartij in de komende vijf maanden;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.B. Smits, en in het openbaar uitgesproken op 14 september 2016.