ECLI:NL:RBZWB:2017:1979

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
20 februari 2017
Publicatiedatum
31 maart 2017
Zaaknummer
02/984812-12
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M. Scheffers
  • A. Breeman
  • J. Schotanus
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van deelneming aan een criminele organisatie en veroordeling voor export van amfetamine en witwassen

In de strafzaak tegen de verdachte, die op 20 februari 2017 door de Rechtbank Zeeland-West-Brabant werd behandeld, stond de verdachte terecht voor meerdere feiten, waaronder deelneming aan een criminele organisatie, de export van amfetamine en witwassen. De zaak werd inhoudelijk behandeld op verschillende zittingen in 2016 en 2017. De officier van justitie beschuldigde de verdachte van het opzettelijk telen en verhandelen van amfetamine, en het in bezit hebben van een antitankwapen en een gestolen auto. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren. De bekennende verklaring van de verdachte werd als ongeloofwaardig beschouwd, en er was geen objectief bewijs dat zijn betrokkenheid bij de tenlastegelegde feiten kon staven. De rechtbank sprak de verdachte vrij van alle tenlastegelegde feiten, waarbij zij de inconsistenties in de verklaringen van de verdachte en het gebrek aan ondersteunend bewijs benadrukte. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en vond plaats in de zittingsplaats Breda.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02/984812-12
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 20 februari 2017
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats 1]
wonende te [adres 1] [geboorteplaats 2]
raadsman mr. Woodrow, advocaat te Tilburg

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op zittingen van 14 november 2016, 22 november 2016, 28 november 2016 en 8 december 2016 en 6 februari 2017, waarbij de officieren van justitie de bepaaldelijk gemachtigde verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

Verdachte staat terecht terzake dat
1. ZD09)
hij op of omstreeks 30 november 2011 te Tilburg tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk heeft bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval aanwezig heeft gehad ongeveer 7,6 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende amfetamine, zijnde amfetamine een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
art 2 ahf/ond C Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 10 lid 3 Opiumwet
2. ( ZD09)
hij op een of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 31 mei 2010 tot en met 1 december 2011 te Biezenmortel, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, vervaardigen, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en/of buiten en/of binnen het grondgebied van Nederland brengen van een of meer middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen,
- ( telkens) een of meer anderen heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en)
te plegen en/of te doen plegen en/of mede te plegen en/of uit te lokken en/of
om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid en/of middelen
en/of inlichtingen te verschaffen en/of
- ( telkens) heeft getracht zich en/of een of meer anderen gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) te verschaffen en/of
- ( telkens) voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden, dat dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en);
hebbende verdachte en/of zijn mededader(s) (telkens)
- chemicalien en/of grondstof(fen) en/of hardware, zoals elektrische verwarmingsketels, rondbodemkolven, destillatiespiralen en refluxen, glaswerk, thermometers, vacuumpomp, statiefklemmen en beugels bestemd voor de productie van synthetische drugs voorhanden gehad en/of
- een lokatie gehuurd en/of gebruikt en/of ter beschikking gesteld voor de opslag van voornoemde chemicalien en/of grondstoffen en/of hardware;
art 10a lid 1 ahf/sub 1 alinea Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht
art 10 lid 4 Opiumwet
art 10 lid 5 Opiumwet
3. ( ZD08)
hij op of omstreeks 30 november 2011 te Tilburg een of meer wapens van categorie II, te weten een antitankwapen (type M80) en/of munitie van categorie II, te weten een raket voorhanden heeft gehad;
art 26 lid 1 Wet wapens en munitie
De in deze telastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
4. ( ZD17)
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 oktober 2010 tot en met 1 december 2011 te Biezenmortel, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een personenauto, merk Audi heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij en/of zijn mededader(s) ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van voornoemde auto wist(en) althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof.
art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht
art 417bis lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte enig strafbaar feit heeft gepleegd en vraagt vrijspraak voor de tenlastegelegde feiten. De bekennende verklaring van verdachte wordt als ongeloofwaardig beschouwd. Het dossier bevat onvoldoende bewijs dat verdachte de wetenschap en beschikkingsmacht heeft gehad over de spullen aangetroffen in de loods te Biezenmortel en het bedrijfspand aan de [adres 2] te Tilburg.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is eveneens van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Met de officieren van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat verdachte vrij dient te worden gesproken van alle aan hem tenlastegelegde feiten. De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Op 30 november 2011 werden in het kader van het onderzoek Akutan diverse verdachten aangehouden en panden doorzocht, waaronder het pand aan de [adres 2] te Tilburg. Bij die doorzoeking werden onder andere ongeveer 7,6 kilogram amfetamine en een raketwerper in een pvc-buis aangetroffen.
Op 1 december 2011 vond er tevens een doorzoeking plaats aan de [adres 2] te Biezenmortel. Daarbij werd onder andere een aanhangwagen aangetroffen met apparatuur en voorwerpen die gebruikt kunnen worden voor de productie van synthetische drugs en een gestolen Audi TT.
Beide panden werden gehuurd door de medeverdachten [medeverdachte 1] en diens zoon [medeverdachte 2] .
Verdachte [medeverdachte 2] werd gehoord en verklaarde bij de politie dat niet alleen hij, maar ook zijn vader en zijn zwager, [verdachte] een sleutel hadden van het pand aan de [adres 2] . Vervolgens werd [verdachte] op 21 maart 2012 als getuige gehoord.
[verdachte] verklaarde in het bezit te zijn van een sleutel van het pand aan de [adres 2] . Op de vraag of hij weleens iets in de zaak aan de [adres 2] had neergelegd, verklaarde hij dat hij een pvc-buis in het plafond had verstopt, dat [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] daar niets van af wisten en dat hij dat wel vaker deed.
Direct hierna werd [verdachte] als verdachte aangemerkt en ook in die hoedanigheid gehoord. [verdachte] verklaarde hij dat hij auto’s in de loods te Biezenmortel mocht zetten. De sleutels lagen in de loods aan de [adres 2] op het bureau van [medeverdachte 2] en hij kon deze vrijelijk pakken. De Audi TT had hij zelf gekocht. Op de vraag van wie hij deze zou hebben gekocht, kon hij geen antwoord geven. De aanhanger zou hij gestald hebben voor iemand. De kartonnen kentekenplaten had hij er zelf op bevestigd. Dezelfde persoon als voor wie [verdachte] de aanhanger had gestald, had aan [verdachte] ook de pvc-buis en de kartonnen doos (met amfetamine) gegeven. Deze goederen had hij in de auto gezet om later te verstoppen in het pand te Tilburg. De pvc-buis had hij vervolgens in het plafond verstopt en de doos in de BMW. Verdachte heeft verder verklaard dat hij niet wist wat er in de kartonnen doos en pvc-buis zat.
In een volgend verhoor (derde) heeft [verdachte] verklaard dat hij van een onbekende man, een Griek uit Rotterdam, € 350,- had gekregen om de goederen te bewaren. De man had rood haar, sproeten in zijn gezicht en lange bakkebaarden. Hij leek een beetje op Elvis, kwam uit Rotterdam en zat in de fruithandel.
Bij het vierde verhoor geeft [verdachte] geen antwoord meer als hem naar details wordt gevraagd.
Waar [verdachte] in het tweede verhoor over het kartonnen kenteken op de aanhangwagen aangeeft niet meer precies te weten wat het kenteken was, verklaart [verdachte] in het vijfde verhoor dat hij dit kenteken had gebruikt omdat het in zijn hoofd zat en verklaart hij ook direct wat het kenteken dan was.
Ter zitting heeft [verdachte] wederom een gelijkluidende verklaring als bij de politie afgelegd, maar op gedetailleerde vragen kon hij of wenste hij geen antwoord te geven. Opvallend daarbij is dat [verdachte] wel in zijn eigen zaak een verklaring wilde afleggen die voor hem belastend is, maar dat hij op het moment dat hij als getuige moest verklaren in de zaken van zijn medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] zich op zijn verschoningsrecht heeft beroepen. De rechtbank acht dit opmerkelijk, te meer omdat [verdachte] ter zitting spijt heeft betuigd in de richting van [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2] , maar toen hij een voor hen ontlastende verklaring als getuige af kon leggen, zich op zijn verschoningsrecht beriep.
De rechtbank acht de bekennende verklaring van [verdachte] ongeloofwaardig en overweegt daartoe het volgende.
Bij het verhoor als getuige heeft [verdachte] “spontaan” een bekennende verklaring afgelegd voor nagenoeg alle voor zijn zwager [medeverdachte 2] en diens vader [medeverdachte 1] belastende feiten. Daarnaast heeft hij wisselend en onnauwkeurig verklaard en, geconfronteerd met het gebrek aan eenduidigheid of gevraagd naar details, geen antwoord of uitleg willen geven. Zijn verklaring dat hij voor een onbekende een aanhanger heeft gestald in de loods te Biezenmortel, en dat hij voor diezelfde persoon een doos in de BMW heeft verstopt en een pvc-buis heeft verstopt in de loods te Tilburg wordt bovendien op geen enkele andere wijze door feitelijke bewijsmiddelen gesteund en is ongeloofwaardig. Ook dat hij op de aanhanger een kentekennummer heeft geschreven van een auto van [medeverdachte 1] dat hij nog uit zijn hoofd kende omdat hij dat een mooie auto vond, acht de rechtbank ongeloofwaardig.
[verdachte] heeft in een later stadium verklaard dat de onbekende persoon een roodharige man met sproeten uit Rotterdam is, die in de fruithandel zit en een Griekse naam heeft, en die een beetje op Elvis leek, met lange bakkebaarden. Daarop is de politie een onderzoek gestart naar de identiteit van deze man. Dit heeft echter geen enkel resultaat opgeleverd.
De verklaring van [verdachte] wordt op geen enkele andere wijze door objectief bewijs ondersteund. De rechtbank beschouwt zijn verklaring daarom als volstrekt onbetrouwbaar, ongeloofwaardig en niet bruikbaar om als bewijs van enig feit te dienen.
Nu de rechtbank de verklaring van [verdachte] ongeloofwaardig acht en er ook feitelijk niets is gevonden dat de betrokkenheid van [verdachte] bij het hem tenlastegelegde kan staven, zal de rechtbank [verdachte] vrijspreken van alle aan hem tenlastegelegde feiten.

5.De beslissing

De rechtbank:
-
spreekt verdachte vrijvan de hem onder feit 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde feiten.
Dit vonnis is gewezen door mr. Scheffers, voorzitter, mr. Breeman en mr. Schotanus, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Bles en mr. Joosen, griffiers, en is uitgesproken ter openbare zitting op 20 februari 2017