ECLI:NL:RBZWB:2017:2112

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
3 april 2017
Publicatiedatum
5 april 2017
Zaaknummer
AWB- 17_2361 VV
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevel tot tijdelijke sluiting van een sportschool door de burgemeester wegens openbare orde en veiligheid

Op 3 april 2017 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een zaak tussen een sportschool en de burgemeester van de gemeente Waalwijk. De sportschool, vertegenwoordigd door haar gemachtigde, had bezwaar gemaakt tegen een besluit van de burgemeester om de sportschool voor vier weken te sluiten. Dit besluit was genomen naar aanleiding van een incident waarbij een vuurwapengevaarlijke crimineel in de sportschool was aangetroffen. De burgemeester stelde dat de sluiting noodzakelijk was om de aantrekkingskracht van het pand in het criminele circuit te verminderen en om een verstoring van de openbare orde te voorkomen.

Tijdens de zitting op 31 maart 2017 heeft de voorzieningenrechter de argumenten van beide partijen gehoord. De sportschool betwistte de noodzaak van de sluiting en voerde aan dat er geen concrete bedreiging voor de veiligheid of gezondheid was. De voorzieningenrechter overwoog dat de burgemeester op basis van artikel 174 van de Gemeentewet bevoegd is om in te grijpen bij situaties die de veiligheid of gezondheid bedreigen, maar dat deze bevoegdheid alleen kan worden aangewend in acute situaties. De voorzieningenrechter concludeerde dat de burgemeester niet had aangetoond dat er op dat moment nog een bedreigende situatie bestond.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek van de sportschool toegewezen en het besluit van de burgemeester geschorst. De burgemeester werd ook opgedragen het griffierecht aan de sportschool te vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 17/2361 WET VV

uitspraak van 3 april 2017 van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam bedrijf]., te [vestigingsplaats verzoeker], verzoekster,

gemachtigde: [naam gemachtigde],
en

de burgemeester van de gemeente Waalwijk, verweerder.

Procesverloop

Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 28 maart 2017 (bestreden besluit) van de burgemeester inzake de sluiting van de sportschool aan de [adres sportschool] te [vestigingsplaats sportschool]. Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden in Breda op 31 maart 2017. Verzoekster heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. De burgemeester heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. H. van de Werken en K. van Oosteren.

Overwegingen

1. Op grond van de stukken en de behandeling ter zitting gaat de voorzieningenrechter uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Verzoekster is eigenaresse van een sportschool, [naam bedrijf], aan [adres sportschool] te [vestigingsplaats sportschool].
Op 10 maart 2017 heeft de politie in de sportschool een voortvluchtige vuurwapengevaarlijke crimineel, die zich ter plekke schuil hield, opgepakt. De politie heeft de burgemeester hierover middels een bestuurlijke rapportage geïnformeerd.
Bij brief van 16 maart 2017 heeft de burgemeester verzoekster medegedeeld voornemens te zijn aan haar het bevel te geven om de sportschool voor de duur van vier weken te sluiten om een verstoring van de openbare orde te voorkomen en om verzoekster in de gelegenheid te stellen orde op zaken te stellen omtrent de benodigde vergunningen en de brandveiligheid.
Verzoekster heeft bij brief van 21 maart 2017 haar zienswijze omtrent het voornemen naar voren gebracht.
De zienswijze van verzoekster heeft de burgemeester niet op andere gedachten gebracht. Bij het bestreden besluit heeft de burgemeester aan verzoekster het bevel gegeven om de sportschool gelegen aan de [adres sportschool] te [vestigingsplaats sportschool] met ingang van 31 maart 2017 9.00 uur voor de duur van vier weken tot 28 april 2017 9.00 uur te sluiten om de aantrekkingskracht voor het pand in het criminele circuit ongedaan te maken waardoor een verstoring van de openbare orde wordt voorkomen.
2. Verzoekster heeft, samengevat, aangevoerd dat de sluiting van vier weken van de sportschool om de aantrekkingskracht van het pand in het criminele circuit ongedaan te maken om zo een verstoring van de openbare orde te voorkomen, onterecht is. De aangehouden persoon was een gewoon lid van de sportschool die buiten medeweten van de medewerkers in de sportschool heeft overnacht door gebruik te maken van een gestolen reservesleutel. De antecedenten van [namen betrokkenen] hebben hier niets mee van doen en ook is er geen sprake van een connectie. Er bestaat geen enkele reden om te veronderstellen dat het pand een aantrekkende werking zal hebben op criminelen. Sinds de oprichting zijn er nooit in of rondom het gebouw of in de omgeving problemen ontstaan door de aanwezigheid van de sportschool. De economische en financiële schade als gevolg van de sluiting zijn daarentegen niet te overzien.
Voorts wijst verzoekster er op dat de horecaexploitatie direct is stilgelegd toen duidelijk werd dat de daarvoor benodigde vergunning niet aanwezig was. Alle vergunningen, meldingen en veiligheidsregels zijn aangevraagd dan wel uitgevoerd.
Zij heeft de voorzieningenrechter verzocht het bestreden besluit te schorsen.
3. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat bij het nemen van een beslissing op een verzoek om voorlopige voorziening een voorlopig oordeel over de rechtmatigheid van het bestreden besluit een belangrijke rol speelt. Verder dient deze beslissing het resultaat te zijn van een belangenafweging, waarbij moet worden bezien of uitvoering van het bestreden besluit voor verzoeker een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering van dat besluit te dienen belang.
Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventuele) bodemprocedure niet.
4. Ingevolge artikel 174 van de Gemeentewet is de burgemeester belast met het toezicht op de openbare samenkomsten en vermakelijkheden alsmede de voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven.
Het tweede lid van artikel 174 Gemeentewet bepaalt dat de burgemeester bevoegd is bij de uitoefening van het toezicht, bedoeld in het eerste lid, de bevelen te geven die met het oog op de bescherming van veiligheid en gezondheid nodig zijn.
5. De voorzieningenrechter overweegt dat de burgemeester ter zitting heeft verklaard dat de sluiting van de sportschool uitsluitend is gebaseerd op artikel 174, tweede lid, van de Gemeentewet. Uit de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 174 van de Gemeentewet (Kamerstukken II 1988/89, 19 403, nr. 10 blz. 92 en 93) volgt dat dit artikel de bevoegdheid behelst tot geven van bevelen teneinde onverwijld in te grijpen in situaties die de veiligheid of de gezondheid bedreigen. De bevelen, die uit hoofde van dit artikel worden gegeven, zien op concrete, zich direct aandienende, de veiligheid of gezondheid bedreigende situaties. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRS; onder meer ECLI:NL:RVS:2014:4281) kan deze bevoegdheid uitsluitend worden aangewend indien onverwijld moet worden ingegrepen ter bescherming van de veiligheid en gezondheid. Bij de beoordeling of zich een de veiligheid of gezondheid bedreigende situatie voordoet, komt de burgemeester beoordelingsvrijheid toe. De rechter mag de uitoefening van die vrijheid slechts terughoudend toetsen.
6. Gelet hierop ziet de voorzieningenrechter zich voor de vraag gesteld of de burgemeester bevoegd is het in geding zijnde bevel te geven. Voor het aannemen van die bevoegdheid is vereist dat sprake is van een op dit moment voordoen van een dergelijke situatie die zorgt dat onverwijlde sluiting van de inrichting nodig is.
Uit het bestreden besluit – en dit heeft de burgemeester ter zitting ook verklaard – blijkt dat hij met het bestreden besluit heeft beoogd de bekendheid en aantrekkingskracht van de sportschool in het criminele circuit te beëindigen.
Hoewel de voorzieningenrechter – gelet op de door de burgemeester aangevoerde feiten en omstandigheden – de vrees van de burgemeester voor bekendheid van het pand in het criminele circuit en voor aantrekkende werking van het pand voor criminele derden begrijpt, is de voorzieningenrechter van oordeel dat de burgemeester geen gebruik heeft kunnen maken van de aan hem in artikel 174, tweede lid, van de Gemeentewet toegekende bevoegdheid.
De voortvluchtige vuurwapengevaarlijke crimineel, die zich in de sportschool schuil hield, is op 10 maart 2017 door de politie opgepakt. Op dat moment is een einde gekomen aan een acute bedreigende situatie. De burgemeester heeft niet geconcretiseerd waaruit blijkt dat de veiligheid of gezondheid van personen op dit moment nog daadwerkelijk wordt bedreigd en heeft niet aannemelijk gemaakt dat er een situatie is ontstaan die tot onverwijld ingrijpen noopt.
7. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe en schorst het bestreden besluit. Deze voorziening vervalt twee weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar.
8. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst, dient de burgemeester aan verzoekster het door haar betaalde griffierecht te vergoeden.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • schorst het bestreden besluit tot twee weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar;
  • draagt de burgemeester op het betaalde griffierecht van € 333,- aan verzoekster te vergoeden;
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.A.F. van Ginneken, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van drs. A. Lemaire, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 3 april 2017.
griffier voorzieningenrechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.