ECLI:NL:RBZWB:2017:2149

Rechtbank Zeeland-West-Brabant

Datum uitspraak
7 april 2017
Publicatiedatum
7 april 2017
Zaaknummer
02/820850-16
Instantie
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • B. Borm
  • M. Hopmans
  • J. Smits
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontuchtige handelingen met een minderjarig meisje in een zwembad op een camping

Op 7 april 2017 heeft de Rechtbank Zeeland-West-Brabant uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ontuchtige handelingen met een minderjarig meisje. De zaak vond zijn oorsprong op 24 juli 2016, toen het slachtoffer, een meisje van acht jaar, aangaf dat een oudere man in een zwembad op een camping haar meerdere keren had betast. De rechtbank heeft de zaak inhoudelijk behandeld op 24 maart 2017, waarbij zowel de officier van justitie als de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De officier van justitie baseerde zijn bewijs op de aangifte van het slachtoffer, camerabeelden en getuigenverklaringen, terwijl de verdediging betoogde dat er geen bewijs was voor de beschuldigingen.

De rechtbank heeft de aangifte en de verklaring van het slachtoffer als geloofwaardig en consistent beoordeeld. De camerabeelden toonden aan dat de verdachte zich verdacht gedroeg in de nabijheid van het slachtoffer. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan ontuchtige handelingen met het meisje, wat leidde tot een gevangenisstraf van 329 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk. Daarnaast werd de verdachte verplicht om zich te houden aan de aanwijzingen van Reclassering Nederland, inclusief mogelijke ambulante behandeling.

De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van €800,- toegewezen aan het slachtoffer, die als gevolg van de handelingen van de verdachte schade had geleden. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en de impact op de geestelijke gezondheid van het slachtoffer, evenals de noodzaak van toezicht en begeleiding voor de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Strafrecht
Zittingsplaats: Middelburg
parketnummer: 02/820850-16
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 7 april 2017
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren op [geboortedatum 1] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] , [adres]
thans gedetineerd in de [PI] ,
raadsman mr. A.M. Van Kuijeren, advocaat te Delft.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 24 maart 2017, waarbij de officier van justitie, mr. Suijkerbuijk, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

Verdachte staat terecht, terzake dat:
hij op of omstreeks 24 juli 2016 te [plaatsnaam] , gemeente [gemeente] , met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 2007, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het betasten van de dij van die [slachtoffer] en/of het meermalen betasten van de vagina, althans de schaamstreek, van die [slachtoffer] ;
art 247 Wetboek van Strafrecht

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het feit heeft gepleegd en baseert zich daarbij op de aangifte, de camerabeelden en de verklaringen van de moeder van aangeefster en de getuige.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen en wijst daarbij op de aangifte en de zich in het dossier bevindende camerabeelden. Hieruit kan niet ondubbelzinnig worden vastgesteld dat er strafbare handelingen hebben plaatsgevonden. Het betreft een situatie in een zwembad, waarbij het zeer wel mogelijk is dat er onbewust contact is geweest tussen aangeefster en verdachte. Dat dit contact een ontuchtig karakter zou hebben, kan naar de mening van de verdediging niet uit de bewijsmiddelen worden opgemaakt. Verdachte dient dan ook te worden vrijgesproken.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Op 24 juli 2016 stond aangeefster op de [camping] in [plaatsnaam] . Omstreeks 14:30 uur kwam haar dochter, [slachtoffer] , naar haar toe en zei dat er twee vervelende dingen waren gebeurd. Haar zwembroekje was stuk gegaan, en een meneer had aan haar plasser gezeten. Aangeefster vroeg of de man haar per ongeluk zou kunnen hebben aangeraakt, maar haar dochter zei dat de man wel 5 of 6 keer aan haar plasser had gezeten. De man volgde haar door het zwembad en wreef ook over haar dij. Zij kon vertellen dat het ging om een oudere man met wit haar en een blauwe zwembroek en twee kinderen met zwembandjes om. [slachtoffer] droeg die dag een zwart/grijze bikini met neonkleurige ruitjes.
Aangeefster is met haar man en dochter naar de receptie gegaan, waar de campingeigenaar en de politie zijn gebeld. Er worden beelden van het zwembad bekeken, waarbij [slachtoffer] de man aanwijst. Aangeefster ziet dat de man richting [slachtoffer] kijkt en zwemt. Ook is te zien dat de man op enig moment onder water zijn arm uitsteekt naar [slachtoffer] . Tijdens het gesprek zagen de campingeigenaar en aangeefster een man die leek op de man op de beelden. De directeur herinnerde zich dat er op plek 105 een man stond die in het plaatje paste. Aangeefster is met haar dochter en de eigenaar naar die plek gelopen en zag een oudere man met blauwe zwembroek. Haar dochter schrok en zei: “O, dat is hem”. [1]
Getuige [getuige 1] is de eigenaar van de camping. Hij werd op 24 juli 2016 gebeld door de receptie van de camping en ging in gesprek met aangeefster, haar man en haar dochter [slachtoffer] . Hij hoorde van het gezin dat de man wel zes keer aan [slachtoffer] had gezeten. Hij heeft de politie gebeld en de camerabeelden erbij gepakt. Hierop zag getuige dat de man omstreeks 13.17 uur een beweging met zijn hand maken in de richting van [slachtoffer] . De man stond in het water tot borsthoogte. Zijn kleinkinderen, die nog zwembandjes droegen, sprongen in het water en kwamen er weer uit. De man stond met zijn rug naar zijn kleinkinderen en keek de hele tijd naar [slachtoffer] . Hij maakt wat zwembadbewegingen op het water terwijl hij stond. Getuige zag op de camerabeelden dat de man in de richting van [slachtoffer] liep en deed alsof hij in zwom in schoolslag. Getuige zag op de beelden dat de man om haar heen ging. Getuige zag dat [slachtoffer] weg zwom in de richting van de glijbaan. [slachtoffer] ging weer met de glijbaan naar beneden. Op de beelden zag hij dat de man in de richting van de uitgang van de glijbaan gaat in het bad, alsof hij op [slachtoffer] stond te wachten. Al die tijd lette hij niet op zijn kleinkinderen. Op het moment dat [slachtoffer] uit de waterglijbaan kwam zei [slachtoffer] : “nu gaat hij het doen” tegen haar moeder. Getuige herkende de man niet meteen, maar zag verdachte in de hal en herkende hem toen wel. Ook moeder herkende de man, waarop werd afgesproken dat ouders met [slachtoffer] over de camping zouden lopen om haar de man aan te laten wijzen. Het bleek om verdachte te gaan. Getuige heeft verdachte geconfronteerd met de beschuldigingen. Hierop gaf verdachte een, naar de mening van getuige, vreemde reactie. Verdachte werd niet boos, ontkende het feit niet, maar vroeg alleen waar het op werd gebaseerd. Een uur later sprak getuige opnieuw met verdachte, waarbij hij aangaf dat zijn huwelijk hierdoor naar de kloten zou gaan en aan getuige vroeg of hij niet wilde vragen of aangeefster de aangifte in zou willen trekken. Hij sprak slechts over de gevolgen en had het niet over zijn onschuld. [2]
[slachtoffer] heeft in een studioverhoor verklaard dat zij in het zwembad op de camping gevolgd werd door een oude man met twee kleindochters. Zijn ogen waren telkens op haar gericht en hij volgde haar door het zwembad. Hij stond op haar te wachten wanneer zij van de glijbaan af kwam. [3] De man heeft zes of zeven keer aan haar plasser gezeten. [4] Op de vraag wat een plasser is, legt zij haar hand op haar bovenbeen en zegt zij dat het bij haar kont was, maar dan waar de plas uit komt. De hand van de man wreef daar overal overheen.
Verdachte heeft ter zitting verklaard zichzelf te herkennen op de camerabeelden. Hij droeg die dag een blauwe zwembroek. [5]
In het dossier bevindt zich nog een aantal foto’s, zijnde afdrukken van de camerabeelden, waarop te zien is dat verdachte zijn rechterhand onder water uitsteekt in de richting van [slachtoffer] . [6]
De rechtbank constateert allereerst dat de aangifte, alsmede de verklaring van [slachtoffer] , duidelijk, consistent en geloofwaardig overkomt. In het studioverhoor wordt, ondanks de verschillende vragen en invalshoeken, geen afwijking in de verklaring van [slachtoffer] gezien. Ook ziet de rechtbank dat de camerabeelden aansluiten bij hetgeen [slachtoffer] heeft verklaard. Zo kan [slachtoffer] , volgens de verklaring van de getuige, wanneer de beelden voor de eerste maal worden bekeken, voordat er iets is gebeurd, aangeven dat “hij het nu gaat doen”, waarna te zien is dat verdachte zijn arm naar [slachtoffer] uitstrekt.
De camerabeelden zijn ter zitting – voor een deel – getoond. Zoals van tevoren aangekondigd ter zitting, heeft de rechtbank in raadkamer de beelden nogmaals bekeken. Op die beelden is op meerdere momenten, maar in ieder geval op 13:17:16 uur, 13:43:13 uur en 13:44:10 uur te zien dat verdachte met zijn arm onder water een beweging maakt naar [slachtoffer] , waarop [slachtoffer] reageert. Ook is duidelijk te zien dat verdachte zijn best doet om [slachtoffer] met zijn blik te volgen. Dit betreffen andere momenten dan het moment dat te zien is op de afdruk die in het dossier te vinden is. Nu de rechtbank de aangifte geloofwaardig acht, er op de beelden een duidelijke interesse van verdachte in [slachtoffer] is waar te nemen en er ook meerdere malen fysiek contact wordt gezocht door verdachte, acht de rechtbank het verweer van verdachte dat de aanrakingen per ongeluk hebben plaatsgevonden niet aannemelijk. Ook het verweer van verdachte ter zitting dat hij [slachtoffer] slechts op haar drukke gedrag aan wilde spreken gaat naar het oordeel van de rechtbank niet op, nu de rechtbank, op basis van de beelden, vaststelt dat verdachte de drukte telkens zelf opzoekt. Verdachte gaat bijvoorbeeld op korte afstand van de glijbaan staan. De rechtbank is van oordeel dat het betasten in de schaamstreek van een voor verdachte onbekend meisje handelingen betreffen die als ontuchtig dienen te worden aangemerkt. Dit maakt dat de rechtbank van oordeel is dat het feit wettig en overtuigend bewezen kan worden.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
hijop
of omstreeks24 juli 2016 te [plaatsnaam] , gemeente [gemeente] , met [slachtoffer] , geboren op [geboortedatum 2] 2007, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt,
een of meerontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het betasten van de dij van die [slachtoffer] en
/ofhet meermalen betasten van de vagina, althans de schaamstreek, van die [slachtoffer] ;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf ter hoogte van het voorarrest tot aan de dag van de uitspraak, met daarnaast een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen, met een proeftijd van twee jaar, met als bijzondere voorwaarden dat verdachte zich houdt aan de aanwijzingen van Reclassering Nederland, ook indien dat inhoudt dat verdachte een –door de reclassering nader te specificeren- ambulante behandeling dient te volgen.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is primair van mening dat geen straf of maatregel dient te volgen, nu verdachte moet worden vrijgesproken. Subsidiair verzoekt de verdediging, in het geval dat de rechtbank wel tot een bewezenverklaring komt, tot oplegging van een straf conform hetgeen door de officier van justitie is geëist.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het plegen van ontucht met een meisje van destijds acht jaren oud. Verdachte heeft de lichamelijke integriteit van het slachtoffer geschonden door haar in een zwembad meerdere malen op ontuchtige wijze te betasten. Hierdoor heeft verdachte een normale en gezonde seksuele ontwikkeling, waar ieder kind recht op heeft, doorkruist. Het is een feit van algemene bekendheid dat dit vaak langdurige en ernstige schade kan toebrengen aan de geestelijke gezondheid van het slachtoffer. De officier van justitie heeft naar voren gebracht dat uit het gesprek met de moeder van het slachtoffer is gebleken dat het slachtoffer nog regelmatig schrikreacties vertoont bij het zien van mannen in de leeftijdscategorie van verdachte. Ook de ouders van het slachtoffer lijden onder het feit dat zij hun dochter niet hebben kunnen beschermen tegen verdachte.
Verdachte heeft bij dit alles kennelijk nimmer stilgestaan en heeft zijn eigen bevrediging vooropgesteld.
De rechtbank neemt het verdachte ernstig kwalijk dat hij geen rekenschap aflegt voor hetgeen hij heeft gedaan.
Over verdachte is een rapport opgemaakt door Reclassering Nederland. Hierin wordt geconstateerd dat verdachte gedurende zijn hele leven een sterke behoefte heeft aan (seksuele) spanning en hierin de grenzen opzoekt en verlegt. Gelet op deze drang naar spanning en sensatie geeft de reclassering dan ook aan dat er een verhoogd risico op risicovol of seksueel grensoverschrijdend gedrag bestaat. In dat licht bezien, acht de rechtbank het zorgelijk dat verdachte eerder al veroordeeld is voor zedendelicten en zijn directe omgeving hiervan niet op de hoogte heeft gebracht. Ook ditmaal blijkt uit de stukken en uit de verklaring van verdachte dat hij dit feit voor zijn directe omgeving, zijn vrouw uitgezonderd, verborgen heeft kunnen houden. Van enige sociale controle ter voorkoming van recidive is dan ook geen sprake. Dit maakt dat de rechtbank een forse voorwaardelijke straf op zijn plaats acht.
Rekening houdend met de aard en ernst van het feit, het strafblad van verdachte, het rapport van de reclassering en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, komt de rechtbank tot het oordeel dat aan verdachte dient te worden opgelegd een gevangenisstraf voor de duur van 329 dagen, waarvan 180 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met als bijzondere voorwaarde dat hij zich dient te houden aan de aanwijzingen van Reclassering Nederland, ook indien dit inhoudt dat hij zich, indien en voor zolang de reclassering dit noodzakelijk acht, onder ambulante (forensische) behandeling dient te stellen conform de nog uit te brengen indicatiestelling.

7.De benadeelde partij

De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 800,-, te vermeerderen met de wettelijke rente.
De rechtbank is van oordeel dat de schade een rechtstreeks gevolg is van dit bewezenverklaarde feit en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde is voldoende aannemelijk gemaakt en door de verdediging niet betwist, zodat de vordering zal worden toegewezen.
Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 27, 36f, 247 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstraf van 329 dagen;
- bepaalt dat een
gedeelte van deze gevangenisstraf groot 180 dagenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd van twee jaren na te melden voorwaarden niet heeft nageleefd;
- stelt als algemene voorwaarden:
* dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet zal schuldig maken aan een strafbaar feit;
* dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit, medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
* dat verdachte medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, de medewerking van huisbezoeken daaronder begrepen;
- stelt als
bijzondere voorwaarde:
* dat verdachte zich gedurende de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Reclassering Nederland, ook indien dit een ambulante (forensisch) psychiatrische behandeling inhoudt, een en ander conform de nog af te geven indicatiestelling van het IFZO;
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van € 800,-, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 24 juli 2016 tot aan de dag der algehele voldoening, ter zake van immateriële schade;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil;
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] , € 800,- te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van 24 juli 2016 tot aan de dag der algehele voldoening, bij niet betaling te vervangen door 16 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd.
Voorlopige hechtenis:
- heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van de dag dat het voorarrest gelijk is aan de opgelegde onvoorwaardelijke straf.
Dit vonnis is gewezen door mr. Borm, voorzitter, mr. Hopmans en mr. Smits, rechters, in tegenwoordigheid van Van Rensch, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 7 april 2017.
De griffier en jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt -tenzij anders vermeld- bedoeld het eindproces-verbaal met dossiernummer 2016191493/ZBRBC16169 van de regionale eenheid politie Zeeland-West-Brabant, opgemaakt in de wettelijke vorm door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren en doorgenummerd van 1 tot en met 109.
2.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , pag. 63 e.v.
3.Proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer] , pag. 31 e.v.
4.Proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer] , pag. 38
5.Verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting d.d. 24 maart 2017
6.Geschrift, zijnde fotoafdrukken van de camerabeelden van het zwembad, pag. 98 en 99