ECLI:NL:RBZWB:2017:2587
Rechtbank Zeeland-West-Brabant
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- mr. Van Triest
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot voorlopige ondertoezichtstelling van een ongeboren vrucht in het kader van middelengebruik door de moeder
In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Zeeland-West-Brabant op 22 maart 2017 uitspraak gedaan over een verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming tot voorlopige ondertoezichtstelling van een ongeboren vrucht. De Raad heeft aangevoerd dat de ongeboren vrucht ernstig in zijn veiligheid en ontwikkeling wordt bedreigd door het middelengebruik van de moeder, die dagelijks blowt en alcohol gebruikt. De moeder, die 16 weken zwanger is, heeft de ongeboren vrucht erkend en de vader heeft ook verantwoordelijkheid genomen door de ongeboren vrucht te erkennen. De kinderrechter heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig afgewogen, waaronder het verleden van de moeder, haar huidige situatie en de hulpverlening die zij ontvangt.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders hun best doen om hun leven op orde te krijgen en dat zij bereid zijn om hulp te accepteren. De moeder heeft inmiddels een zorgverzekering en is onder behandeling bij een gynaecoloog. Ondanks het blowen, dat een negatief effect kan hebben op de ongeboren vrucht, is de kinderrechter van oordeel dat er geen dringende redenen zijn om af te wijken van de jurisprudentie die stelt dat een ongeboren vrucht pas na 24 weken als geboren kan worden aangemerkt. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat het verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming om de ongeboren vrucht onder toezicht te stellen, moet worden afgewezen, maar heeft wel aangegeven dat de Raad in de toekomst opnieuw een verzoek kan indienen indien de situatie van de moeder verslechtert.
De beslissing van de kinderrechter is genomen in het belang van de ongeboren vrucht, waarbij de huidige omstandigheden en de bereidheid van de ouders om hulp te accepteren zwaar hebben meegewogen. De kinderrechter heeft de ouders aangemoedigd om door te gaan met de hulpverlening en hun situatie te verbeteren, met de nadruk op het belang van de ontwikkeling van de ongeboren vrucht.